Ga je met me mee op reis/ Advocaatje ging op reis

De woorden van dit liedje zijn gemaakt op de melodie van het oude kinderliedje
“Advocaatje ging op reis”. We gebruiken de boomwhackerkleuren en de boomwhackervormen, maar we zetten ze op een echte notenbalk.

Een notenbalk heeft 5 lijnen. Vooraan staat een mooi teken. Dat teken heet g-sleutel. Hij begint bij het bolletje op de plek van de g. Kan je aan de noten zien of de melodie omhoog of omlaag gaat?

Kan je het liedje op boomwhackers of toetsen spelen?

De woorden van het traditionele kinderliedje, dat soms ook wel als klapspelletje op het schoolplein gezongen en geklapt werd, kan je er natuurlijk ook op zingen. We hebben ze hieronder neergezet. In de echte versie van het liedje loopt het niet zo goed af met het advocaatje. Weet je wat een advocaat is?

Advocaatje ging op reis, tiereliereliere
Advocaatje ging op reis, tierelierelom

Met zijn hoedje op zijn arm, tiereliereliere
Met zijn hoedje op zijn arm, tierelierelom

Bij een herberg bleef hij staan, tiereliereliere
Bij een herberg bleef hij staan, tierelierelom

Met zijn hoedje op zijn arm, tiereliereliere
Met zijn hoedje op zijn arm, tierelierelom

Stokvis kreeg hij bij ’t ontbijt, tiereliereliere
Stokvis kreeg hij bij ’t ontbijt, tierelierelom

Met zijn hoedje op zijn arm, tiereliereliere
Met zijn hoedje op zijn arm, tierelierelom

’t Graatje schoot hem in zijn keel, tiereliereliere
’t Graatje schoot hem in zijn keel, tierelierelom

Met zijn hoedje op zijn arm, tiereliereliere
Met zijn hoedje op zijn arm, tierelierelom

Dokter was nog net op tijd, tiereliereliere
Dokter was nog net op tijd, tierelierelom

Tierelierelom

Tierelierelom

Er horen bewegingen bij dit liedje

Met zijn (klap in je handen)

hoedje (rechterhand op je hoofd)

in zijn (klap in je handen)

arm (rechterhand op je linkerarm)

Tiereliereliere: rondjes draaien met je handen.

Met zijn (klap in je handen)

hoedje (rechterhand op je hoofd)

in zijn (klap in je handen_

arm (rechterhand op je linkerarm)

Tierelierelom. (rondens draaien met je handen)

Hinkel de pinkel

OB-MB-OBS

Een traditional, die al door onze oma’s en opa’s gezongen werd, toen zij nog in groep 1,2, 3 of 4 op de basisschool zaten. We hebben het liedje een beetje moderner gemaakt.

Alleen heetten die groepen toen niet zo. Je ging eerst twee jaar naar de kleuterschool. Daarna begon je in de eerste klas. Dat is dus groep 3 van de basisschool.

  • Iedereen staat aan een kant van een klaslokaal of plein. Bij het eerste coupletje springt iedereen op 2 benen naar de overkant. Wie valt of tegen iemand aanbotst is af.
  • Bij het tweede coupletje huppelt iedereen naar de overkant. Wie valt of tegen iemand aanbotst is af.
  • Bij het derde coupletje hinkelt iedereen naar de overkant. Wie op twee benen moet gaan staan, valt, of tegen iemand aanbotst is af.

Hopper de popper, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Hopper de popper, naar school en weer terug.

Huppel, de puppel, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Huppel de puppel, naar school en weer terug.

Hinkel de pinkel, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Hinkel de pinkel, naar school en weer terug.

Kaatsebal liedjes

MB-BB-BBS

Vroeger liep er niemand met een mobieltje op een schoolplein. Er werd ook weinig “gechild”. Er werd vooral veel bewogen. Daar waren allerlei spelletjes voor. Elke periode van het jaar had zijn eigen spelletjes. Als iedereen opeens met elastiek liep, wist je dat het tijd was om te elastieken. Als er druk werd geknikkerd en er werden knikkers geruild, was het knikkertijd. Kijk maar eens naar dit oude filmpje:

Kaatseballen

Vroeger speelden kinderen buiten vaak met kleurige, niet al te harde ballen. Die ballen heetten: kaatseballen. Je weet wel, uit het Sinterklaasliedje: “Drie kaatseballen in een net…”

  • Je kon kaatseballen met 1, 2, 3, 4 en soms zelfs met 5 ballen.
  • Je kon de ballen met beide handen vangen, of met één hand.
  • Kinderen gooiden de ballen in de lucht, als jongleurs, of tegen de muur.
  • Je kon onderhands gooien, of bovenhands.
  • Vaak zei je er een versje bij op.
  • Soms moest je ondertussen ook nog opdrachten uitvoeren.
  • Je kon het alleen spelen, om te oefenen, maar jee kon het ook met meerdere mensen spelen. Meestal speelde je om beurten. Vaak was het een wedstrijdje: wie het verste kwam zonder de bal(len) te laten vallen, was de winnaar.

Misschien wil je het zelf ook eens proberen. Je kan het eerst eens met één bal en twee handen proberen. Daarna kan je het proberen met één bal en met één hand. Daarna zou je het eens met twee ballen kunnen spelen en wie weet, lukt het je zelfs met drie ballen.

Omdat de versjes mondeling werden doorverteld van ouders naar kinderen, ontstonden er heel veel variaties op de teksten. Kinderen pasten de teksten ook zelf aan.

Een bekend kaatsebalversje is:

  • Karel 1 brak zijn been (1x hinken)
  • Karel 2 sprong over de zee (2x springen) (sommigen zongen drinkt een kopje thee)
  • Karel 3 had een drieling op zijn knie (rechterknie optillen en 3x aantikken)
  • Karel 4 dronk 4 glazen Amstelbier (4x hand naar mond)
  • Karel 5 sloeg zijn wijf (5x op borst slaan)
  • Karel 6 stampte de kurk op de fles (6x stampen)
  • Karel 7 wachtte even (dan moest je even wachten en om je heen kijken)
  • Karel 8 stond op wacht, schopte steentje in de gracht (8x over grond schoppen)
  • Karel 9 voeten vegen (voeten vegen)
  • Karel 10 kuste zijn vrouw in een vliegmachien (10x kus op hand)
  • Karel 11 ben ik zelf (11x borst aantikken)
  • Karel 12 sloeg klok, bovenop het kippenhok van 1 tot 12 tellen, eerst onderhands gooien, dan bovenhands etc. 12x

Een ander bekend versje:

Kaatsebal (gooi)
Ik vang je al (gooi nog eens)
Met de ene hand (gooi rechts)
Met de andere hand (gooi links)
Op mijn rechterbeen (gooi terwijl je op je rechterbeen staat)
Op mijn linkerbeen (gooi terwijl je op je linkerbeen staat)
Spring maar door het straatje heen. (gooi terwijl je springt)

Nog één versje.

Alles wat je zegt moet je doen, tussen het opgooien en het vangen van de bal.

Juffrouw Katrijntje
zat achter het gordijntje
Wat deed ze daar?
Zij kamde haar haar.
Ze poetste haar tandjes.
En waste haar handjes.
Zij droogde ze af
en stak ze in haar zij.
Ze knielde er bij.

Het ritme van je lijf

OB-MB-OBS

Lente! Het is weer tijd om buiten te spelen. Dit is een klapspelletje uit Amerika, een “clapping game.” Dat is eigenlijk een rap, waar je bij klapt. We hebben er een beetje andere woorden op gemaakt. Ieder stukje heeft een eigen ritme.

Ga tegenover elkaar staan.

Oefen met klappen. We klappen niet recht, maar schuin. Als dat te moeilijk is, kan je ook recht klappen.

In alle tussenstukjes klap je gewoon schuin over. Bij “boing” laat je je hoofd opzij vallen. Als je “cha cha cha” zegt, klap je mee. Als je “stamp, stamp” zegt, stamp je mee. Als je “o jee…” zegt, draai je je heupen.

  • Kan je de ritmes ook apart klappen?
  • Je kan het versje ook opzeggen, terwijl je met de drumstokken het ritme speelt.
  • Het versje leent zich ook om bij het touwtje springen op te zeggen.

Oma was ziek en ze zei tegen mij:
“Bel vlug de dokter!” en weet je wat die zei?
Wat is er aan de hand met je hoofd? Boing, boing.. (hoofd opzij) 2x
Wat is er aan de hand met je handen? cha, cha, cha 2 x (Klap)
Wat is er aan de hand met je voeten? stamp stamp 2x (stampen)
Wat is er aan de hand met je lijf? O jee… (Draai je heupen)
Doe het allemaal en je voelt je weer oké. (Je doet alles)
Boing, cha cha cha, stamp stamp, o jee… 2x

Berenklapspelletje

OB-MB-OBS

Dit versje is eigenlijk een spelletje om op te zeggen tijdens het touwtje springen. Twee kinderen draaien een lang springtouw. De rest springt in en springt uit. Iedere leerling krijgt de kans om alle opdrachten te doen. Wie kan het liedje af springen?

Dat is best moeilijk. Daarom hebben we er bij Kzing een gewoon klapspelletje van gemaakt. Leerlingen kunnen 2 aan 2 tegenover elkaar staan en klappen terwijl ze het versje opzeggen. Na elke regel voeren ze de opdracht uit.

Beertje, beertje, draai eens rond.
Beertje, beertje, tik de grond.
Beertje, beertje, stamp erbij.
Beertje, beertje, handen in je zij.

Beertje, beertje, handjeklap.
Beertje, beertje, zet een stap.
Beertje, beertje, kijk eens raar.
Beertje, beertje, zwaaien (of rusten*) maar !

  • Klap het liedje. Wat je hoort is het ritme. 
  • Klap het liedje, terwijl je de woorden zegt.
  • Stamp het ritme, terwijl je de woorden zegt.
    • Duren de woorden allemaal even lang?
    • Klap het ritme heel zacht.
    • Klap het ritme heel sterk. (In de muziektaal is het tegenovergestelde van zacht “sterk” en niet “hard.”_
    • Klap het ritme heel langzaam. Je hebt nu het tempo veranderd.
    • Klap het ritme heel snel. Je hebt nu het tempo veranderd.
  • Ga tegenover elkaar staan. Je klapt eerst in je eigen handen en dan klap je met de handen tegen de handen van je overbuurman. Na elk regeltje doe je wat je gezegd hebt.
  • Als je dit kan, kan je ook proberen “schuin over”  te klappen. 

In de herfst kan je zeggen “rusten maar…” en op je hurken gaan zitten.

*Een beer gaat eigenlijk niet in winterslaap. Hij neemt wel winterrust. Als het kouder wordt, zoeken ze een hol en daar gaan ze rusten. Beren houden niet echt een winterslaap. Er zijn wel dieren die in winterslaap gaan. Die zie je de hele winter niet. Dat zijn meestal kleine zoogdieren. Die kunnen hun lichaamstemperatuur zover laten zakken dat die gelijk is als de omgeving. Je zou dan een eekhoorn kunnen vinden die helemaal bevroren lijkt, maar als je het beestje langzaam opwarmt, is hij nog levend. Beren laten hun lichaamstemperatuur maar met 5 graden dalen. Dat grote lijf moet snel opgewarmd kunnen worden om te kunnen vluchten als er gevaar is. Ook moet de beer af en toe wakker worden om even een klein hapje te eten.

Miekes lammetje gab

Wie houdt er niet van een volksliedje? Dit bekende traditionele lenteliedje kan meegespeeld worden met boomwhackers g, a en b, of op toetsen. Leuk om dat voor Pasen te doen! Volg de kleuren maar. Oefen eerst de langzame versie. Speel daarna de snelle versie met de muziek mee.

Dit is de korte versie zonder dat er meegespeeld wordt.
Deze versie kan je meespelen op de muziek. Hij gaat wel wat sneller.
  • g, a, b
  • We hebben dit liedje al twee keer eerder gespeeld. Eerst op e in c. Daarna op a, in f.
  • Nu transponeren we het liedje nog een keer. We beginnen op b, maar eindigen op g. De vingerzetting kan nog steeds hetzelfde blijven.
  • G is de belangrijkste toon. Daar klinkt het liedje echt “afgelopen”. Dat noem je de grondtoon.
  • Je zegt dan: dit liedje staat in g.

Miekes lammetje cde

c,d,e

Wie houdt er niet van een volksliedje? Dit bekende traditionele lenteliedje kan meegespeeld worden met boomwhackers e, d en c, of op toetsen. Leuk om dat voor Pasen te doen! Volg de kleuren maar. C is de belangrijkste toon. Daar klinkt het liedje echt “afgelopen”. Dat noem je de grondtoon. We zeggen dan: het liedje staat in c.

Miekes lammetje fga

OB-MB-BB-ML

  • f, g, a
  • We hebben dit liedje al eens gespeeld. Toen begonnen we op e.
  • Nu verplaatsen we het liedje. Dat heet transponeren. We beginnen op a, maar eindigen op f. De vingerzetting blijft hetzelfde: rechts 3, 2 1 en links 1,2,3.
  • F is de belangrijkste toon. Daar klinkt het liedje echt “afgelopen”. Dat noem je de grondtoon.
  • Je zegt dan: dit liedje staat in f.

Vader Jacob

Het begin van het bekende kinderliedje. Je gebruikt c d e f g

Vader Jacob gaat niet over een vader, maar over een monnik. Wij noemen die meestal ook niet “vader”, maar “broeder”. In het Frans heet het lied dan ook: Frère Jacques. Dat betekent: broeder Jacob.

Deze monniken woonden in kloosters bij elkaar. De abt was het hoofd van alle broeders. Die noemde men wel “Vader”.

Monniken moesten vroeg opstaan om te bidden. Dat gebed heette de “metten”. Daar komt korte metten vandaan. Maar Jacob had daar niet zo’n zin in.

Misschien vind je het evengoed leuk om dit lied in de buurt van Vaderdag te spelen.

Hier is het begin:

Goedenavond speelman

OB-OBS-ML

Hier vind je het gezongen liedje, een karaokeversie en je vindt het liedje opgeschreven voor boomwhackers of toetsen.

Dit liedje is een kinderliedje. Dat is een volksliedje voor kinderen. In de tijd van je opa’s en oma’s werd er vaak voor en met kinderen gezongen. Kinderen hadden wel een radio, maar geen mobieltjes en tablets. Muziek maken, moest je zelf doen. Deze liedjes leerden ouders aan hun kinderen… die leerden het weer aan hun kinderen en zo voort. Daardoor veranderde het liedje wel eens, net zoals bij woordje doorfluisteren. Alle versies van zo’n liedje zijn goed. We weten dat het liedje in ieder geval in de 19e eeuw bekend was.

Ingezongen tweestemmig
Ingezongen eerste stem
Ingezongen tweede stem
Karaokeversie

La la

Alle bekende Sintliedjes

OB-MB-BB-OBS-BBS

Op deze pagina vind je eerst een karaokemedley van allerlei bekende Sinterklaasliedjes. De tekst staat in beeld, terwijl de muziek klinkt. De medley duurt ongeveer 18 minuten, maar je kan hem natuurlijk ook eerder afbreken. Onder de medley staan alle liedjes apart, zodat je ze één voor één kan oefenen en daarna natuurlijk voor Sint kan zingen!

Hieronder vind je de liedjes van de medley als aparte karaoke liedjes. Oefen elke dag een liedje. De dag voordat Sinterklaas komt, oefen je ze allemaal achter elkaar en dan….. optreden voor Sint.

21 november
22 november
23 november
24 november
25 november
26 november
27 november
28 november
29 november

Donderdag

30 november
1 december
2 december
3 december

Elf november

OB-MB-BB-OBS-BBS

Dit is een volksliedje. Het wordt altijd gezongen op 11 november als kinderen langs de deuren gaan voor een snoepje. Volksliedjes leer je door overlevering. Daardoor veranderen de woorden of de melodie soms. Je kan zo’n liedje dus op verschillende manieren horen. Omdat iedereen dit liedje goed kent, hebben we er geen ingezongen versie voor gemaakt. Als je dat graag wil, kan je een mailtje sturen naar info@kzing.nl.

Elf november is de dag.
Dat mijn lichtje. Dat mijn lichtje
Elf november is de dag.
Dat mijn lichtje branden mag.

Je kan dit twee keer zingen. Of je zingt de tweede keer dit couplet:

Twaalf november is de dag.
Dat de tandarts, dat de tandarts.
Twaalf november is de dag.
Dat de tandarts boren mag.

We hebben er ook bladmuziek van gemaakt. Als je het liedje met boomwhackers speelt, heb je misschien geen lage g. Dan kan je op die plek een hoge g spelen. Op toetsen speel je die g natuurlijk wel

lager.

O dennenboom

OB-MB-BB-BBS

Lied: een traditioneel kerstlied. De onderbouw kan het refrein meezingen. 

Dit is een van de bekendste kerstliedjes. Het is eigenlijk een Duits liedje. Bij Kzing hebben we een beetje een ander ritme gebruikt, om het liedje wat interessanter te maken. Ook hebben we er een stukje in het midden bijgemaakt. 

Dit keer staat er alleen een karaoke versie. Als je de woorden eronder volgt, kan je zo mee zingen! 

Veel plezier! 

O dennenboom, o dennenboom,
wat zijn je takken mooi versierd, wat zijn ze wonderschoon. 2 x
Ik heb je laatst een keer in ’t bos zien staan.
Toen zat er nog geen enkel kaarsje aan.
O dennenboom, o dennenboom,
wat zijn je takken mooi versierd, wat zijn ze wonderschoon.

Ik zoek een boom die groen blijft en de mensen echt laat zien,
dat bij het kleinste sprankje leven er nog hoop is en misschien
dat het donker dan weer licht wordt; dat is wat ik g’loof en vier.
Ik zoek de allermooiste kaarsen, waar ik jou dan mee versier.

O dennenboom, o dennenboom, wat zijn je takken mooi versierd,
wat zijn ze wonderschoon. 2 x

O Tannenbaum. Luister op YouTube naar de Duitse versie.

Al rond 1864 was er een Duits gedicht waarin woorden zaten die ook in dit liedje voorkomen. De melodie zou van een volksliedje uit Silezië zijn, van de componist Melchior Franck (1579-1639). 

Een andere meneer, Joachim August Zarnack, schreef er woorden op. De spar (in het Duits is dat “Tannenbaum”) werd gebruikt als voorbeeld van betrouwbaarheid. 

In 1824 was er een leraar in leipzig (1780-1861) die Ernst Anschütz heette. Hij hield de woorden van het eerste vers van Zarnack, maar voegde er nog twee coupletten aan toe. Die gingen over kerstbomen. In die tijd waren kerstbomen namelijk heel populair geworden. Hij gebruikte wel een andere melodie, ook gepikt van een volksliedje. 

Alle landen pikten het liedje. Ook Nederland. We namen het woord “den” over, terwijl een kerstboom eigenlijk een spar is. We zouden dus moeten zingen “O sparreboom, o sparreboom…” 

Het melodietje is zo populair, dat er vaak ook andere woorden op gemaakt worden. 

Hallo Piet, traditioneel

Dit is een bekend Sinterklaasliedje en het is daardoor gemakkelijk te spelen. Let wel op:

In het tweede hokje (de tweede maat) zie je kleinere stipjes staan. Dat zijn vluggere klanken. Twee van die kleine stipjes zijn samen één tel. Ze moeten de tel delen. ook in de derde maat komt dat voor. Waarschijnlijk vind je het niet zo moeilijk als je het liedje kent.

Sint Maarten, traditioneel

MB-BB-BBS

Dit is een traditioneel Sint Maartenliedje. In het lied wordt het verhaal van Sint Maarten bezongen.

Sint Maarten, Sint Maarten,
Sint Maarten reed door weer en wind,
Zijn vurig paard droeg hem gezwind.
Sint Maarten reed me-het volle moed.
Zijn mantel dekt’ hem, warm en goed.

Een oude, een oude,
een oude man stond aan de baan.
Hij keek de ridder smekend aan.
“Och, help mij, help mij uit de nood,
Ik vind in deze kou de dood.”

Sint Maarten, Sint Maarten,
Sint Maarten was zeer aangedaan.
Hij bleef voor de arme bedelaar staan.
Hij trok zijn slagzwaard uit de schee
En sneed zijn mantel vlug in twee.

Eigenlijk hoort er nog een vierde couplet bij. Sint Maarten is immers een heilige. Dat is iemand die heel veel goed deed en in de Rooms Katholieke kerk als heel bijzonder wordt geëerd en van wie gezegd wordt dat hij wonderen kan doen. Zo iemand noemt men heilig. Het vierde couplet vertelt dat Maarten die nacht ging slapen en dat hij droomde dat de bedelaar bij hem kwam en vertelde dat hij eigenlijk Jezus, de zoon van God was. Omdat niet alle scholen die dit lied zingen, gelovig zijn, hebben wij dit couplet weggelaten.

De oude, de oude,
De oude man kwam ’s nachts weerom.
Hij had de halve mantel om.
Hij sprak tot maarten zonder spot
En zei: “Ik ben de lieve God!”

Toen onze Mop

OB-MB jongste groepen-OBS

Toen je oma en je opa en hun vader en moeder klein waren, werden er natuurlijk ook al liedjes gezongen. Sommige van die liedjes hebben ze misschien aan jullie geleerd. Zo’n doorgeefliedje, heet een volksliedje. Dit is het bekende liedje van het verwende hondje Mopje. Hij wil niet eten wat hij krijgt.

Bij Kzing vonden we de woorden té ouderwets. We hebben er dus andere woorden op gemaakt. Maar de melodie is hetzelfde gebleven.

Toen onze Mop een Mopje was,
was hij schattig om te zien.
Nu bromt hij alle da-ha-gen.
Zeg, hoor jij hem misschien?
Waf woef, waf woef, waf woef, waf, woef, zeg, hoor jij hem misschien?
Nu bromt hij alle da-ha-gen; zeg, hoor jij hem misschien?

Bewegen bij het lied

Je kunt er gebaren bij maken:

  • Toen onze Mop:  handen aaien een grote hond
  • een Mopje was: handen aaien een klein hondje
  • was hij schattig om te zien , handen naast het gezicht en kijken of je iets heel schattig vindt.
  • Nu bromt hij alle dagen: boos kijken
  • Zeg, hoor jij hem misschien: hand bij het oor.
  • Waf, woef enz. : met beide handen gebaar van mond die dicht en open gaat, maken.

Verwerkingsopdracht : woordje doorfluisteren

Zo’n liedje dat “doorgegeven” wordt, heet een volksliedje. Dat wij de tekst veranderd hebben, past eigenlijk heel goed in de gedachte van “het volkslied”, want dat verandert meestal door overlevering.

Fluister maar eens in een kring een woordje door. Dan zie je dat het woord aan het einde vaak veranderd is.

Over het liedje

Toen onze Mop is eigenlijk een vertaling van een oud lied uit Duitsland van meneer Hoffmann von Fallersleben. Jan Goeverneur bedacht heel lang geleden de Nederlandse woorden. Toen werd het op muziek gezet door Johannes Worp.

Soms zijn de woorden in zo’n liedje wel een beetje ouderwets, omdat die liedjes al zo oud zijn. Wij zeggen over een puppy niet meer dat hij “aardig om te zien” is. Wij zeggen dan dat zo’n hondje “schattig” is.

Kan je zelf een woord verzinnen dat jullie kleinkinderen later gebruiken voor “schattig”?

Vroeger zongen ze:

Toen onze Mop een Mopje was, was hij aardig om te zien.

Nu bromt hij alle da-ha-gen en bijt nog bovendien.

Waf woef, waf woef, waf woef, waf woef en bijt nog bovendien.

Nu bromt hij alle da-ha-gen en bijt nog bovendien.

Jij bent een recht bedorven dier, eerst nam je wat ik bood.

Nu wil je lekk’re beetjes en lust niet eens meer brood.

Waf woef, waf woef, waf woef, waf woef en lust niet eens meer brood.

Nu wil je lekk’re beetjes en lust niet eens meer brood.

De mop zei hierop tot de knaap: “Hoe dwaas praat gij daar toch.

Had gij mij niet bedorven, ‘k was een lief Mopje nog.

Waf woef, waf woef, waf woef, waf woef, ‘k was een lief Mopje nog.

Had gij mij niet bedorven, ‘k was een lief Mopje nog.

Welke woorden kende jij niet?

Het liedje was eigenlijk bedoeld om aan kinderen te vertellen: kinderen die niet eten wat er op tafel staat (vroeger zeiden ze “wat de pot schaft”) , zijn verwende kinderen. Denk maar niet dat ze dan iets anders voor jou gingen maken, hoor.

Hoe is dat bij jullie thuis? Moet je alles eten? Wat lust je echt niet?

De poppenkraam

OB-MB

We kijken naar een dansje en doen een bewegingsspelletje. Het is een klapspelletje op een heel ouderwets gedichtje. Een ander woord voor gedichtje is “versje”. Maar eerst gaan we luisteren en kijken hoe een popje tot leven komt. Natuurlijk geen echt popje, maar we zien een kindje dat danst alsof het een popje is. Het lijkt wel wat op het verhaal van Pinokkio. Het popje danst eerst als een pop, maar dan krijgt het een levend hartje.

Daarna danst het op Mariage d’amour, van Richard Claydermann. De dans is een beetje modern (het begin), maar er zitten ook heel veel echte balletpassen in.

Er danst een popje.

Dan gaan we nu het klapspelletje op het versje leren. Het wordt ook wel eens gezongen, maar als klapspelletje is het eigenlijk leuker. Je moet wel goed kunnen samenwerken. Het is een leuk klapspelletje om aan het begin van het schooljaar te doen.

Eerst leren we het versje:

Ik stond laatst voor een poppenkraam.
Daar zag ik zoveel poppen staan.
Ik zei: “Wat doen die poppen hier?
Die poppen drinken poppenbier.
Die poppen drinken poppenwijn.
Wat zullen die poppen vrolijk zijn!”

Je gaat tegenover iemand staan.

Jullie klappen “schuin over”, maar bij het woordje “poppen”, moet je juist recht voor je uit klappen.

Let op dat je precies klapt in het ritme van het versje. Begin met een niet al te snel tempo, want anders ga je zeker de mist in met het klappen.

Veel plezier!

Luistertips:

Twinkel, twinkel.

OB- jongste groep MB-OBS

Lied: Twinkel, twinkel, kleine ster is een traditioneel liedje, daarom hebben we het niet ingezongen, maar alleen een karaoke versie geplaatst. We hebben het liedje vertaald en er wat woorden bij gemaakt. Je kunt het goed zingen met Kerstmis en met oud- en nieuw, maar ook als je een project over ruimtevaart hebt.

 


Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

Jij straalt als een diamant,
heel ver weg, in Sterrenland.
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

Het is net alsof jij lacht,
in de koude winternacht.  (in de mooie sterrennacht) 
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

Spillebeen

OB-OBS

Lied: Op een grote paddenstoel, traditioneel

Dit is een liedje over een kabouter die niet stil kan zitten. Dit liedje zongen je opa en oma ook al. Het is een volksliedje, of een traditional.

Bij Kzing hebben we er een nieuw muziekje bij gemaakt. Als je ergens een muziekje bij maakt en verzint door welke instrumenten het gespeeld moet worden, heet dat arrangeren. We hebben het liedje dus opnieuw gearrangeerd.

Omdat iedereen dit liedje bijna kent, hebben we er geen ingezongen versie van gemaakt. Als jullie dat graag willen, kunnen jullie een mailtje sturen naar info@kzing.nl, dan doen we dat alsnog.

Alleen een karaoke versie,
omdat haast iedereen dit liedje kent

Op een grote paddenstoel, rood met witte stippen,
zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen.
“Krak!” zei de paddenstoel; met een diepe zucht,
vloog kabouter Spillebeen, hoepla in de lucht.

Maar kabouter Spillebeen hield niet op met wippen,
op een nieuwe paddenstoel, rood met witte stippen.
Daar kwam vader Langbeen aan en die zei toen luid:
“Moet dat stoeltje ook kapot? Spillebeen, kijk uit!”

Je kan ook makkelijk dansen bij dit liedje.

Iedereen zoekt een collega om mee te dansen. Je gaat tegenover elkaar staan en pakt elkaars handen kruislings vast.

Bij regel 1: Op een…… dans je samen in het rond. De armen zijn gestrekt

Bij regel 2: Zat kabouter… Om de beurt omlaag en omhoog

Bij regel 3: Krak zei de ….. maak je een “pomp” beweging. Heen en weer trekken.

Bij regel 4: dat doe je nog steeds tot: hoepla in de lucht. Daar laat je de handen los, doet ze omhoog en omlaag.

Bij het tweede couplet zijn de bewegingen hetzelfde.

Zeg Roodkapje

OB-MB-BB-ML

Hier vind je bladmuziek om het liedje “Zeg Roodkapje, waar ga jij henen” met boomwhackers te spelen.

Je kan het natuurlijk ook op toetsen spelen. Zet je duim dan op c, je wijsvinger op e, je ringvinger op g en je pink op a. De d speel je ook met je wijsvinger.

Sint op het witte paard

OB-MB-BB-ML

c d e

Voor dit Sinterklaasliedje heb je maar een paar toetsen, klankstaven of boomwhackers nodig: c, d,e en f. Zet je duim op c. Toch is het best een lastig liedje… Het ritme versnelt namelijk bij “op het”… Dan zitten er ineens 2 lettergrepen op 1 tel. Die moeten de tel samen delen… dus die woorden gaan wat sneller…

’t Schip moet zeilen

Je kan dit liedje spelen, zingen en dansen. Laten we er eerst eens naar luisteren.

Dit is een karaoke versie van het liedje. Daar kan je zelf bij zingen en dansen.

’t Schip moet zeilen. Scheepje ligt aan wal.
’t Schip moet zeilen. Scheepje ligt aan wal.
We zeilen ja, we zeilen ja, van 1 2 3.
We zeilen ja, we zeilen ja, van 1 2 3.
En alle scheepjes zeilen ja, van 1 2 3

We kunnen het lied ook op toetsen of boomwhackers spelen

  • Weer een toon meer: c d e en f
  • Rechts: 4 3 2 1
  • Links: 1 2 3 4
  • Als je beide handen apart hebt geoefend, probeer het dan eens samen

Zo kan je het beginnetje spelen:

Jingle bells, eenvoudig

OB-MB-BB-ML-BBS

c d e f g

Dit is een klein stukje van het kerstliedje Jingle bells. Dit kan je natuurlijk met kerstmis spelen op toetsen of met boomwhackers.

Jingle bells is een Amerikaans liedje, dus we hebben echte Amerikaanse uitvoeringen voor jullie gezocht, waar jullie naar kunnen luisteren, voordat jullie het zelf gaan spelen. Een Disney versie, een versie waar Frank Sinatra croont. Croonen betekent “kreunen, kermen, klagen”. Een crooner is een zanger (meestal een man) die heel ontspannen en lief zingt. Hij zingt met een zachte, lage stem en probeert een sentimenteel sfeertje op te roepen. En tenslotte een versie van Pentatonix.

Muziekpraatplaat: Vriendschap

OB-MB-BB-OBS-BBS-SG

Op deze pagina vind je een praatplaat over het thema “vriendschap”. Wat is vriendschap eigenlijk? Moet je met klasgenoten en collega’s vrienden zijn? Ben je vrienden met iedereen tegen wie je vriendelijk bent? Wat doen vrienden samen? Wie zijn jouw vrienden? Doe je iets speciaals met hen? Wanneer is iemand een echte vriend?

De onderbouw kan een tekening maken over wat vriendschap voor hen betekent. Er kan bijvoorbeeld een groot muurschilderij gemaakt worden. Of er kan per groepje een groot blad gevuld worden met dingen die bij vriendschap horen.

De middenbouw en bovenbouw kunnen naar aanleiding van de beelden een verhaaltje of gedicht schrijven.

Als je het liedje mee wil zingen, kan je de onderstaande tekst gebruiken:

Drie kleine kleutertjes
die zaten op ’n hek.
Boven op ’n hek!
Drie kleine kleutertjes
die zaten op ’n hek.
Op ’n prachtige warme dag
In september.

Waarover spraken zij,
die drie daar op dathek?
Boven op dat hek!
Waarover spraken zij,
die drie daar op dat hek.
Op die prachtige warme dag
in september?

’t Was over krekeltjes
en korenbloemen blauw,
korenbloemen blauw!
’t Was over krekeltjes
en korenbloemen blauw,
Op die prachtige warme dag
in september!

’t Was over vrienden zijn
en spelen in de zon.
Spelen in de zon.
’t Was over vrienden zijn
en spelen in de zon.
Op die prachtige warme dag
in september!

Drie kleine kleutertjes
die zaten op ’n hek.
Boven op ’n hek!
Drie kleine kleutertjes
die zaten op ’n hek.
Op ’n prachtige warme dag
In september.

Het originele plaatje van Kate Greenway. Dit plaatje mag gebruikt worden, omdat de artieste al meer dan 100 jaar geleden is overleden.

De tekst is eigenlijk een versje van Kate Greenway uit Engeland. Zij schreef gedichtjes voor kinderen. Het boek waar dit versje in stond, werd een groot succes. Er werden poppen gemaakt en serviesjes met daarop de tekeningen uit het boek.

Een zangpedagoge en componiste uit Utrecht (Catharina van Reness, (1858-1940)) vertaalde de gedichtjes en maakte er muziek bij. Zij was eigenlijk een soort juf Ellis uit die tijd. Ze noemde dit gedichtje”Een babbeltje”, maar iedereen noemde het “Drie kleine kleuterkes”. Het werd jarenlang op scholen gezongen.

Als je luistert, hoor je het couplet meer dan de drie keer die bij de drie coupletjes van het liedje “Drie kleine kleuterkes”. Dat heeft juf Ellis gedaan om veel beelden te kunnen laten zien die bij het thema “Vriendschap” horen. Ze heeft er één tekstcoupletje aan toegevoegd en één coupletje herhaald. Het ritme van het liedje heeft ze ook een beetje veranderd.

De originele Engelse versie van het versje. Je kan het niet zingen op de melodie, omdat het versje een ander metrum heeft, dan de Nederlandse vertaling van Catharina van Reness.

Three little girls were sitting on a rail,
Sitting on a rail,
Sitting on a rail;
Three little girls were sitting on a rail,
On a fine hot day in September.

What did they talk about that fine day,
That fine day,
That fine day?
What did they talk about that fine day,—
That fine hot day in September?

The crows and the corn they talked about,
Talked about,
Talked about;
But nobody knows what was said by the crows,
On that fine hot day in September.

De Nederlandse vertaling van Catharina van Reness:

Hier hoor je hoe het liedje eigenlijk gezongen wordt.

Drie kleine kleuterkes
Die zaten op ’n hek.
Boven op ’n hek!
Drie kleine kleuterkes,
Die zaten op ’n hek,
Op ’n wonderwarme’ dag
In September.

Wel, waarvan praatten zij,
Die drie daar op het hek?
Boven op dat hek!
Wel, waarvan praatten zij,
Die drie daar op dat hek.
Op die wonderwarme’ dag
In September?

’t Was over krekeltjes
En kore’bloemen blauw,
kore’bloemen blauw!
’t Was over krekeltjes
En kore’bloemen blauw,
Op die wonderwarme’ dag
In September!