Hinkel de pinkel

OB-MB-OBS

Een traditional, die al door onze oma’s en opa’s gezongen werd, toen zij nog in groep 1,2, 3 of 4 op de basisschool zaten. We hebben het liedje een beetje moderner gemaakt.

Alleen heetten die groepen toen niet zo. Je ging eerst twee jaar naar de kleuterschool. Daarna begon je in de eerste klas. Dat is dus groep 3 van de basisschool.

  • Iedereen staat aan een kant van een klaslokaal of plein. Bij het eerste coupletje springt iedereen op 2 benen naar de overkant. Wie valt of tegen iemand aanbotst is af.
  • Bij het tweede coupletje huppelt iedereen naar de overkant. Wie valt of tegen iemand aanbotst is af.
  • Bij het derde coupletje hinkelt iedereen naar de overkant. Wie op twee benen moet gaan staan, valt, of tegen iemand aanbotst is af.

Hopper de popper, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Hopper de popper, naar school en weer terug.

Huppel, de puppel, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Huppel de puppel, naar school en weer terug.

Hinkel de pinkel, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Hinkel de pinkel, naar school en weer terug.

Spring in, spring uit

OB-MB-BB

Spring in, spring uit, een gezellige energizer voor de “spring”, oftewel de lente. Een leuk spelletje om buiten te doen, of in een grote zaal.

Het traint je oplettendheid, terwijl je lekker beweegt. Je wordt er wel wakker van!

Spring in, spring uit.

Wie het fout doet, is af en moet gaan zitten. Maar in de onderbouw hoeft dat misschien niet.

Onderbouw

De hele groep staat in een kring. De leerkracht is de leider. Die zegt wat iedereen moet doen. Spring in, betekent naar voren, de kring inspringen. Spring uit, betekent: naar achteren, uit de kring springen.

Na een tijdje kan het spel moeilijker worden. De leider kan ook zeggen: Je doet alles omgekeerd. Dan zegt en doet de leider: spring in, maar hij springt uit.

Middenbouw

In de middenbouw kan iemand anders ook de leider zijn, als het spel bekend is. Daar vertelt de leider eerst de regel:

Hij begint met: Je zegt wat ik zeg en je doet wat ik doe. Hij kan eerst kiezen uit: Spring in en spring uit.

In de middenbouw kan de leider ook meerdere bewegingen noemen: spring in, spring uit, spring links, spring rechts.

Als dat goed gaat, kan de middenbouw ook oefenen met: doe het omgekeerd. Je springt dus rechts, als de leider links zegt. Je springt uit als de leider spring in zegt.

Wie het fout doet, is af en moet op de grond gaan zitten.

Bovenbouw

In de bovenbouw kunnen de regels nog veel moeilijker worden en het spel kan ook in het Engels gespeeld worden.

1: “Je zegt wat ik zeg en je doet wat ik doe.”

Say what I say, do what I do

2: “Je zegt wat ik zeg, maar je doet niet wat ik zeg.” (Je doet het tegenovergestelde)

Say what I say, but don’t do what I say.

3: “Je zegt niet wat ik zeg (dus het tegenovergestelde) en dat doe je ook.”

Don’t say what I say and don’t do what I say.

4: “Je zegt niet wat ik zeg (dus het tegenovergestelde) maar je doet wél wat ik zeg.”

Don’t say what I say, but do what I say.