Dwarrelen

OB-MB-OBS

Een bewegingsliedje over de blaadjes die in de herfst van de boom vallen. we zeggen dan dat de blaadjes dwarrelen. We kunnen zelf ook “dwarrelen” op de muziek. Natuurlijk kunnen we ook mooie kunstwerken maken van blaadjes.

Kijk wat er gebeurt: ieder blad verkleurt.
Ieder blad laat los en valt op het mos.
Alle blaadjes dwarrelen, dwarrelen,
dwarrelen, dwarrelen,
dwarrelen, dwarrelen;
herfst in het bos!

Het is herfst

Dit liedje gaat over de herfst. Als het herfst is, vallen de blaadjes van de bomen. De grond wordt bedekt met een kleurige deken. Welke kleuren hebben de blaadjes eigenlijk? Hangt het van de boom af welke kleur ze krijgen? En waarom laten de bomen hun blaadjes vallen?

Allemaal heel goede onderzoeksvragen. Hoe komen we achter de antwoorden?

Bewegen

We kunnen ook acteren en bewegen op de muziek. Bij de eerste woorden van het lied doen we alsof we een boom zijn. Als het moeilijk is, kan de juf of meester het voordoen. Hoeveel ruimte neem jij in? Ben jij een grote of een kleine boom? Hoe ver reiken je wortels? Hoe voelt het als de wind door je takken waait?

We zingen het lied en spelen dat we bomen zijn. Bij het stukje waar de blaadjes dwarrelen, draai je rond… totdat je aan het einde “op het mos” valt.

Kunst maken met blaadjes

Je kan van blaadjes ook prachtige kunstwerken maken. Hier staan veel voorbeelden van op Pinterest. Hieronder vind je wat linkjes. Als je erop klikt, opent er een nieuw tabblad op een bord dat Kzing gemaakt heeft op Pinterest. Daar vind je meer knutselprojecten die mensen daar geplaatst hebben. Hoe leuk is het om eerst met elkaar de bladeren te zoeken en dan samen te gaan knutselen?

Herfstwandeling

OB-MB jongste groep-OBS

Hier vind je een sprookjesachtige acteeroefening die over de herfst gaat. Gebruik je eigen smaak en fantasie. We spelen dat we een herfstwandeling maken. Terwijl iemand het verhaal vertelt (docent/teacher in role), beelden we uit wat er gebeurt. Er zijn ook vragen die tussendoor gesteld kunnen worden. Die gaan over je eigen smaak. Iedereen mag een eigen mening hebben, want smaken verschillen.

De docent kan het verhaal ook voorlezen, terwijl de leerlingen met de ogen dicht luisteren en zich voorstellen dat ze het verhaal meebeleven. Dan is het een soort geleide meditatie.

Herfstwandeling.

  • Ga je mee een wandeling maken?
  • Hou je van wandelen?
  • We lopen over hoge bergen.
  • We wandelen door diepe dalen.
  • Het gaat regenen.
  • Wat vind jij van regen?
  • We doen onze jassen aan.
  • We stampen door de plassen.
  • We komen bij de rand van een bos.
  • Hou je meer van de bos of van de zee? 
  • We lopen het bos in.
  • Snuif de lucht eens op.
  • Wat ruik je? (Mosgeur, geur van gevallen blaadjes etc.)
  • We zien allemaal blaadjes op de grond liggen. Hoe komt het dat die niet aan de bomen zitten?
  • Welk seizoen is het?
  • Bij de blaadjes staan mooie paddenstoelen. Ze zijn rood met witte stippen.
  • Opeens zien we een klein mannetje, met een rood puntmutsje.
  • Wat is dat?
  • Hoe heet hij?
  • Hij zegt: “Kom maar in mijn huisje!”
  • We proberen naar binnen toe te gaan, maar dat past niet, want het is te klein.
  • Het kaboutertje geeft ons een flesje met sap. We draaien de dop eraf en nemen een slokje.
  • We krimpen… krimpen… krimpen…
  • Hoera! We kunnen door het deurtje.
  • Wat zien we in het huisje?
  • Er komt een eekhoorntje op visite. Hij heeft eikeltjes meegenomen.
  • Het kaboutertje zet een kopje eikeltjesthee.
  • We doen er een beetje honing in.
  • Even roeren en dan drinken we hem op.
  • Dan komt er een fee op bezoek.
  • Hoe heet zij?
  • Ze heeft mooie steentjes mee.
  • We mogen er allemaal eentje kiezen.
  • Ze hebben een prachtige kleur.
  • Welke kleur heeft jouw steentje?
  • Er staat ook op geschreven wat je allerbeste eigenschap is.
  • Wat is jouw allerbeste eigenschap? Het is ook een toversteentje, zegt de fee. Als je er drie keer over wrijft, ben je meteen thuis.
  • We wrijven er drie keer over. Een, twee, drie! En dan….
  • We draaien, draaien, draaien…
  • Plotseling merken we dat we in onze eigen tuin staan.
  • Was het nou alleen maar een herfstdroom?

Dans met de beren

OB-OBS

Een liedje waarbij je kan musiceren en acteren. Bij het musiceren gaat hem om in de maat lopen en om het beleven van de parameters “zacht en sterk”. Dat kan je uitbouwen met boomwhackers of ritme instrumenten.

Je kan het liedje ook gebruiken bij het sprookje van Goudlokje en de drie beren. Je kan dit verhaal samen naspelen. (Teacher in role). Kijk maar eens naar het filmpje waarop meester Evan dat doet met een groep.

Sluip/ stamp met de beren, dan word je beresterk.
Zet allebei je voeten, maar lekker aan het werk.
Van linksom, rechtsom, linksom, rechtsom
Lekker samen sluipen/stampen, daar houden beren van.

Wat doen we met het lied? 

Je kunt net als de beren meestampen in de maat. Zo kan je goed ervaren wat maat eigenlijk is.

Je kan de parameters zacht en sterk (in de muziek noemen we “hard”, “sterk”.) aanleren. Beren kunnen hard stampen, maar ook zacht stampen. In de muziek heet “hard” “sterk”. Eigenlijk gebruiken we Italiaanse namen zacht is piano, sterk is forte.

Teacher in role

Hier kun je zien hoe meester Evan het verhaal dat eronder staat met de kinderen uitspeelt :

 

Het verhaal

  1. Wie gaat er mee naar het bos? Het is lente! (Iedereen natuurlijk :)) 
  2. We lopen over een hoge heuvel. We lopen de heuvel weer af.  (Doe je)
  3. We lopen over een lange weg.  (Doe je)
  4. Kijk, daar ligt het bos.  (Wijs) 
  5. We lopen het bos in.  (Doe je)
  6. Wat kraakt er zo onder onze voeten? (Wacht antwoord af. Takjes, dennennaalden)
  7. Waar ruikt het in de lente naar?  (blaadjes, bloemen…  )
  8. Wat horen we nou?  (fluiten…. Vogeltje)
  9. Rits rats roets…. Een eekhoorntje klimt de boom in..Wat is het mooi hier hè?
  10. In de verte zien we een heel klein huisje liggen. (Wijs) Zullen we er naar toe gaan?
  11. We lopen er naar toe.  (Doe je)
  12. Het huisje heeft 3 deurtjes. Eén grote, één middelgrote en één kleintje.  (Gebaren) 
  13. We gaan naar binnen. Door welk deurtje ga jij?  (Ieder kind mag door een eigen gekozen maat naar binnen.) 
  14. Wat een gezellig huisje!
  15. Als we binnen zijn, zien we een tafel met drie stoeltjes. Eén grote, één middelgrote en één kleintje.  (Gebaren) 
  16. Op welk stoeltje ga jij zitten?  (Ieder kind gaat op een eigen gekozen formaat stoeltje zitten.) 
  17. Op de tafel staan drie kommejtes pap. Eén hete. Een warme en ééntje met koude pap.
  18. Bij de hete pap ligt een grote lepel. Bij de warme pap een middelgrote lepel en bij de koude pap een klein lepeltje. We gaan van alle bakjes pap even proeven.
  19. Waar smaakt de pap naar? Is het lekker? Een beetje lekker? Of is het vies? Dat moet ik aan je gezicht kunnen zien.
  20. Dan gaan we van onze stoel af. Hoe moet dat? Waar zat je ook al weer op?  (Ieder kind gaat er op de eigen manier vanaf.) 
  21. Hee… er zit ook een trap in het huisje. We klimmen de trap op.  (Doe je)
  22. Er is een gezellig slaapkamertje met drie bedjes. Eén grote, één middelgrote en één kleine.  (Gebaren) 
  23. Oh… wat zijn we moe van de pap en de trap… Waar wil jij in liggen?  (Ieder kind gaat in het eigen formaat bedje liggen.) 
  24. We vallen in slaap. (Doe je)
  25. Plotseling horen we een deurtje. Er klinkt een papastem die zegt: Heee…. Wie heeft er op mijn stoel gezeten? Dan klinkt er een mamastem die zegt…. Huh? Wie heeft er van mijn pap gegeten? Een klein stemmetje zegt: nou moe,  er heeft ook iemand op mijn stoeltje gezeten! En er heeft ook iemand van mijn pap gegeten! (Doe dit met passende stemmetjes) 
  26. Opeens horen we voetstappen op de trap stampen.
  27. Een klein stemmetje zegt: Papa, mama…Er ligt iemand in mijn bedje.
  28. Van wie zijn die stemmen? Ze zijn van de drie beren.
  29.  Beren? (Schrik)  Dan moeten we wegrennen. (Doe je)

Als we spelen dat we op weg zijn, zijn er tussendoor allerlei vragen. Weet-vragen, maar ook fantasie-vragen, waarbij je zelf iets moet bedenken.

Het verhaal speelt zich af in de lente, maar je kan het heel gemakkelijk aanpassen, natuurlijk, zodat je dit sprookje ook in een ander seizoen kan spelen

Hoorn biedt meer!

OB MB-BB-BBS

Luister en kijk eens naar dit lied van Kzing over Hoorn. Het gaat over de Nederlandse stad Hoorn en haar geschiedenis. Leerlingen van de onderbouw kunnen het refrein meezingen. ieronder staat een karaoke versie, maar wel met een ander arrangement. Dit arrangement komt uit de musical “Stadsbeeld”. Een aantal plekken hebben al veranderingen ondergaan (het ziekenhuis heet tegenwoordig bijvoorbeeld Het Dijklander), maar zo gaat dat in steden. Er is steeds ontwikkeling. Toch kun je het lied wel meezingen met de karaoke-versie, denken we. 

De ingezongen versie
De karaoke versie
Ander arrangement

1.
Kijk niet alleen naar vroeger,
hoe Hoorn toen nog was:
de Waegh, De Roode Steen,
wat havens aan een waterplas,
de stad van Coen.

Het V.O.C. verleden dat is iedereen bekend.
Veel mensen zien de stad dus als een prachtig monument.
Moet je niet doen!

Refrein: 
Hoorn biedt meer! (Hoorn beat)
Hoorn biedt meer! (Hoorn beat)
Hoorn is toekomst aan het Markermeer!

2.
Mijn stad heeft een verleden, maar is geen geschiedenis.
Zeg,
kijk maar om je heen wat hier aan mooie dingen is.
Dat is echt waar! (herhaal)
Er zijn moderne wijken en
gelukkig heel veel groen;
een speeltuin en een ijsbaan.
Je kunt hier van alles doen
en met elkaar. (herhaal)

Het refrein

3.
Ach Coen, je moest eens weten
hoeveel beter het nu is.
Hoeveel culturen samenleven
en jouw erfenis wordt hier gedeeld. (herhaal)
Ik heb een ander beeld,
daar naast dat oude beeld van Coen,
een beeld dat goed laat zien
dat wij het nu heel anders doen.
Een beter beeld! (herhaal)

Het refrein, herhaal

Acteeropdracht: Tableau vivant

We maken groepjes. Elk groepje maakt twee tableaux vivants over de 17e eeuw of de V.O.C. Je beeldt als groep zwijgend twee foto’s uit die gaan over die tijd. Bijvoorbeeld over het werken op de schepen, de rijkdom, de slavernij, etc.

Voor de bovenbouwers

Hoorn is een gemeente die aan het Hoornse Hop en dus ook aan het Markermeer ligt. Blokker en Zwaag horen ook bij de gemeente Hoorn. Er wonen tegenwoordig ruim 71.000 inwoners. De stad staat bekend om de vele monumenten uit de 17e eeuw. De binnenstad van Hoorn is vol geschiedenis.

Kun je de plekken die je in het filmpje ziet, herkennen? Hoe heet de meneer van wie er een standbeeld is gemaakt?

Midden in de binnenstad van Hoorn, op de Roode Steen staat een standbeeld. Dat is het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen. Al heel lang zijn er in Hoorn zijn mensen het niet met elkaar eens of dat beeld daar mag blijven staan.

Ook vrijdag 19 juni 2020, waren er twee protesten die gingen over het beeld van Coen. Eén groep mensen demonstreerde vóór het blijven van het beeld van Coen en een andere groep demonstreerde tégen het beeld van Coen. Dit was op andere plekken in Hoorn. Na afloop van de twee protesten was er een groepje relschoppers dat naar het beeld van Coen ging. Zij vertoonden agressief gedrag. Ze gooiden met stoelen en stenen. De M.E. en de politie te paard hebben ervoor gezorgd dat dit ophield.

Om te snappen waarom dit gebeurde, moeten we eerst uitleggen wie Jan Pieterszoon Coen was.

Wie was Jan Pieterszoon Coen?

Jan Pieterszoon Coen (1587-1627) was een Nederlandse koopman, die in de 17e eeuw carrière gemaakt heeft bij de “Vereenigde Oostindische Compagnie,”(dat schreef je toen met twee e’s.)

De Nederlanders, die altijd al echte koopmannen waren, gingen in de 17e eeuw met grote schepen naar verre landen en haalden daar spullen waarmee ze konden handelen en geld verdienen.

Ze gaven de bevolking in die gebieden niet altijd eerlijke prijzen voor hun spullen of zorgden ervoor dat de mensen daar hun producten niet aan andere partijen konden verkopen. Het was toch mooi dat ze er rijk van werden? Niemand vond dat gek in die tijd. Dat deden immers alle landen!

Nederland werd in die tijd een rijk en welvarend land. Niet alleen door zich oneerlijk te gedragen bij de handel in sommige verre gebieden. Ook binnen Europa werd veel onderling gehandeld.

De 17e eeuw, een Gouden Eeuw of niet?

De 17e eeuw wordt ook wel de “Gouden Eeuw” genoemd. Men noemde die tijd “goud” omdat het een rijke tijd was op het gebied van kunst en cultuur in Nederland. Er werd veel geld verdiend, dus men kon veel investeren in kunst en het versieren en inrichten van hun huizen en er waren veel meer luxe producten.

Voor de mensen van wie hun producten tegen lage prijzen verkocht werden en die tegengewerkt werden om een betere prijs voor hun producten te krijgen, voor de mensen die tot slaaf gemaakt werden en voor de mensen van wie het land als kolonie ingepikt werden, was de 17e eeuw natuurlijk een Vreselijke Eeuw en helemaal geen Gouden Eeuw.

Sommige mensen van nu vinden het daarom niet respectvol om de 17e eeuw zo te noemen. Andere mensen vinden dat onzin.

Coen en de V.O.C.

De V.O.C. was de allereerste grote multinational. Een multinational is een groot handelsbedrijf dat in veel landen handel drijft.

Coen was een slimme man. Hij werd in Hoorn geboren. Hij ging in Rome studeren om een goede koopman te worden. Hij sprak verschillende buitenlandse talen, waaronder Italiaans. Maar mogelijk ook Spaans en Portugees.

In 1606 begon Coen te werken bij de V.O.C. Tenslotte werd hij in 1617 Gouverneur-generaal van de Vereenigde (ja met 2 e’s in die tijd) Oost-Indische Compagnie, oftewel de V.O.C. Hij was zeg maar de grote baas van Nederland over alle bezittingen die de V.O.C. had buiten de Republiek der Zeven Verenigde nederlanden.

In 1614 schreef Coen een slim plan hoe de V.O.C. veel geld kon verdienen. Dat stuk heette “Discours”. Dat plan is ook uitgevoerd.

Wat deed de V.O.C.?

1 Men kocht met zilver uit Japan, textiel en kleden in India.

2 Die kleden werden verkocht in de Indische archipel. Daar betaalden ze met specerijen en hout.

3 Die specerijen en hout werden weer naar China gebracht en verkocht.

4 Daar haalde de V.O.C. lakwerk en porselein (voor Nederland) en Chinese zijde.

5 Die zijde werd weer in Japan verkocht voor het zilver. En zo was het kringetje rond. Ze hadden veel verhandeld en konden hun terugreis naar Nederland betalen. Daar konden ze ook weer dingen verkopen. Slim toch?

Er zaten ook nare kanten aan al die slimheid. De geschiedenis van Coen heeft te maken met kolonisatie en met slavernij.

Omdat de V.O.C. zo groot werd, hadden de bestuurders forten en pakhuizen nodig. De mensen van de V.O.C besloten tot slaaf gemaakte mensen te gebruiken om die te bouwen. Nederland heeft ongeveer een half miljoen mensen tot slaaf gemaakt. Er gingen zo’n 275.000 tot slaaf gemaakte mensen naar Suriname en ook nog heel veel naar de Antillen. Dat was in die tijd gebruikelijk, maar met de kennis van vandaag, vinden wij dat dat heel erg verkeerd is.

De V.O.C. pakte ook heel veel land van andere volkeren en voegde dat bij Nederland. Ze noemden die gebieden “koloniën van Nederland.” Soms moesten ze daarvoor vechten. Natuurlijk met de bewoners zelf, maar ook met andere landen die die gebieden ook wilden hebben om er rijk van te worden. De V.O.C. had koloniën in:


Amboina en de Banda-eilanden (dat zijn de Molukken in Indonesië),

  • Batavia en Java,
  • Bengalen (nu Bangladesh),
  • Ceylon (nu Sri Lanka),
  • Kaapkolonie (nu Zuid-Afrika),
  • De kust van Coromandel (ligt in Inda),
  • Nederlands Celebes (Sulawesie in Indonesië),
  • Nederlands Formosa (West Taiwan),
  • Nederlands Malabar (in India in Malabar),
  • Nederlands Malakka (tegenwoordig Maleisië),
  • Suratte (in India),
  • Westkust Sumatra in Padang (in Indonesië)
  • (Later, in de tijd van de West-Indische Compagnie had Nederland nog meer kolonies.)

Coen werd een belangrijk man

Door zijn slimme plannen werd Coen een belangrijk man bij de V.O.C. Hij vocht met de volkeren overzee en wist er zo voor te zorgen dat de V.O.C. geld verdiende. Daar heeft iedereen in Nederland van geprofiteerd. Eigenlijk hebben wij daar nu nog steeds voordeel van. Nederland heeft op die manier ook kennis gemaakt met producten en culturen die anders waren dan de eigen producten en cultuur. Op die manier stond Coen ook aan het begin van een samenleving waarin culturen met elkaar kennis maakten.

Je zou zo denken dat die man een standbeeld waard is. Maar zo simpel is het nou net niet. Eigenlijk is er altijd discussie geweest over de vraag of Coen een goeierik of een slechterik was.

Wat vond men van Coen in zijn eigen tijd ?

Jan Pieterszoon Coen leefde in een tijd waarin de mensenrechten nog niet zo belangrijk gevonden werden, maar ook in zijn eigen tijd gold Coen al bij veel mensen als een wrede man.

Hij heeft mensen van oorspronkelijke bevolkingen om het leven gebracht, omdat ze in zijn ogen niet mee wilden werken. Die mensen verzetten zich tegen wat Nederland van hen af wilde pakken. Ze lokten de manschappen van Coen dan in hinderlagen en brachten hen om het leven. Coen trad hier altijd streng tegen op. Hij bracht veel van die mensen om het leven. Als je door Coen zijn bril kijkt, snap je dat wel. Coen probeerde monopolies op producten te krijgen. Dat wil zeggen dat hij ervoor wilde zorgen dat die producten alleen aan de V.O.C. verkocht werden. Dan was de V.O.C. het enige bedrijf dat zoiets verkocht en zo kon men hogere prijzen vragen en dus meer winst maken.

Maar dat was natuurlijk niet in het belang van de oorspronkelijke bevolking. Op het eiland Banda wilden de mensen daar niet aan mee werken. Zij wilden hun nootmuskaat ook aan anderen verkopen. Toen bracht Coen bijna een heel volk van zo’n 15.000 mensen om het leven.

Daarvoor werd Coen wel op het matje geroepen bij het bestuur van de V.O.C, de Heren 17. Maar stiekem waren ze blij met iemand die zo dat deed. Coen kreeg een preek, maar tegelijkertijd bleven ze hem steun en geld geven, want ze vonden hem een goede bestuurder en het kwam hen wel goed uit wat hij deed.

De 18e eeuw

In de 18e eeuw had Nederland nog koloniën. Mensen van kleur waren in Nederland zelf een uitzondering. Soms kwamen ze mee met de mensen die zich hun “meester” noemden. Dan werden ze raar aangekeken vanwege hun huidskleur, alsof ze een exotische bezienswaardigheid waren. Ze werden meestal niet gelijk behandeld. De Nederlanders en andere Westerse landen waren, als we door de bril van onze tijd kijken, tamelijk racistisch. Maar die houding was heel normaal in die tijd. Men vond het normaal, verstandig en goed dat Nederland rijkdommen weghaalde in andere landen.

19e eeuw

Ook in de 19e eeuw had men nog de koloniën. Men vroeg zich niet af hoe dit zo gekomen was en hoe dit voor de oorspronkelijke bevolkingen was.

Eind 19e eeuw had België zich losgemaakt van Nederland. Toen wilde men graag weer trots zijn op het eigen land. men wilde het beeld van Nederland als groots, zeevarend land onder de aandacht brengen en mensen trots maken op de eigen geschiedenis. Daarom wilde men standbeelden neerzetten voor de eigen helden.

In de 19e eeuw wilden sommige mensen een standbeeld voor Coen en andere bestuurders van de V.O.C. neerzetten. Het beeld van Coen is gemaakt door Ferdinand Leenhof en in 1893 op de Rode Steen geplaatst. Het is een rijksmonument. Dat is dus vele jaren nadat Coen leefde.

Maar ook in de tijd dat het standbeeld geplaatst werd waren er al mensen die vonden dat Jan Pieterszoon Coen geen standbeeld verdiende en veel mensen vonden dat Coen belachelijk stond op het beeld. Niemand ging zo staan, vond men. Niet iedereen kwam kijken toen het beeld onthuld werd.

Afschaffing slavernij en Keti Koti

Langzamerhand ging men wel anders denken over de slavernij. Men ging begrijpen dat het ongepast was om een ander tot slaaf te maken. In de loop van de tijd werd die op steeds meer plekken afgeschaft.

Honderdachtentwintig vrouwen richtten in 1840 het Rotterdam Dames anti slavernij comité op en toen kwamen er meer antislavernijverenigingen.

Op 1 juli 1863 werden de tot slaaf gemaakte mensen in Paramaribo vrije mensen. Dit wordt nog steeds op 1 juli gevierd. Dat feest heet Ketikoti. Dat betekent “De ketenen zijn verbroken”.

De Nederlandse regering betaalde per persoon driehonderd gulden. Maar echt vrij waren die mensen nog niet, want ze moesten nog 10 jaar verplicht op de plantages blijven werken. Ze kregen toen wel betaald.

De afschaffing van het tot slaaf maken van mensen was een lang proces. Trouwens… ook nu zijn er nog mensen die uitgebuit en vernederd worden door anderen.

De 20e eeuw

Je overgrootouders leerden ondertussen op school in de geschiedenisles vooral dat Nederland een grote zeevarende natie was. Ze leerden in liedjes en in het onderwijs dat Piet Heyn, Michiel de Ruyter, Jan Pieterszoon Coen, enz. helden waren. Het was ook best dapper om de zeeën te bevaren. Niet al deze zeehelden waren even wreed en ze deden ook niet allemaal mee met de slavenhandel, maar van Coen staat vast dat hij dat wel deed.

In de tijd van je overgrootouders had Nederland ook nog steeds koloniën. Veel mensen snapten niet wat het probleem daaraan was. Als iets in je eigen tijd een gewoonte is, denken mensen er vaak niet over na of dat oké is.

Na de Tweede Wereldoorlog werden steeds meer koloniën weer zelfstandig.

  • Nederlands Indië werd in 1949 Indonesië.
  • In 1954 werden Suriname en de Nederlandse Antillen zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
  • In 1963 werd Nederlands Nieuw Guinea onder druk van de VS en de VN overgedragen aan Indonesië.
  • In 1975 werd Suriname onafhankelijk.
  • In 1986 werd Aruba (een deel van de Nederlandse Antillen) een zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
  • In 2010 hielden de Nederlandse Antillen op te bestaan. Bonaire, Saba en Sint Eustatius werden als Caribisch Nederland bijzondere gemeenten van Nederland. Curacao.

Halverwege de 20e eeuw

Halverwege de 20e eeuw veranderde de mening over kolonisatie. De meeste koloniën werden ook vrije landen. Dat hebben je overgrootouders allemaal meegemaakt en je grootouders voor een deel. Door dit alles veranderde ook de manier waarop er naar de geschiedenis werd gekeken.

De mensen in Nederland maakten zich nog steeds niet druk over het feit dat ze naast dapper, ook oneerlijk waren geweest, in die bepaalde tijd van de geschiedenis. Behalve natuurlijk de nakomelingen van de mensen die slecht behandeld waren. Die hadden verhalen gehoord van oma’s en opa’s die verkocht waren alsof ze slaven waren. Een aantal van hen woonde inmiddels in Nederland. Daar kregen ze soms te maken met discriminatie. Mensen zeiden somsnare dingen zoals: “Ga terug naar je eigen land!”, maar Nederland was of is dus hun eigen land. In het begin vochten deze mensen niet meteen tegen die woorden en beelden. Zij waren nog bezig om een plek te krijgen in de samenleving. Ze probeerden zich zoveel mogelijk aan te passen.

De 21 e eeuw

In de 21e eeuw worden alle mensen mondiger. Sommige nakomelingen van mensen uit de landen die door Nederland gekoloniseerd waren, willen niet dat het land waar zij wonen standbeelden heeft van de mensen die hun voorouders zo behandeld hebben. Een standbeeld is toch een soort van eer? Zij willen niet dat de toenmalige overheersers van hun volk eer krijgen. Sommigen van hen vinden om die reden dat die beelden weg moeten en ze worden daar door sommige andere Nederlanders in gesteund. Maar andere mensen vinden dat dit veel te ver gaat.

Coen is al eens “weg” geweest

In 2011 werd het beeld van Coen per ongeluk van zijn sokkel gestoten. Meteen werd er druk gepraat of het beeld wel terug moest. Een groep mensen vond het tijd worden dat Coen verdween.

Maar er is ook een andere kant aan dat verhaal: veel bewoners van Hoorn zijn nogal aan het beeld gehecht. Niet perse omdat ze Coen vereren. Het is niet zo dat mensen bloemen leggen bij zijn standbeeld of iets dergelijks, maar ze vinden dat hij bij de Hoornse geschiedenis hoort en ze zijn aan het beeld gewend.

Het is ook handig dat het beeld reclame voor Hoorn als V.O.C. stad maakt, want daardoor komen er veel toeristen naar Hoorn en daar wordt geld aan verdiend.

Uiteindelijk is er besloten om een plaat onderop het standbeeld te doen met wat uitleg over de goede en slechte dingen van Coen. Er is ook een Qr code en als je die scant, krijg je meer info.

Je zou denken dat de kous daarmee af was, maar sommige mensen vinden dat er niet duidelijk genoeg staat dat Coen wandaden heeft gepleegd.

Vandaag de dag

En nu zijn we in het heden aangekomen. De beelden staan er nog. Coen staat er nog. Er zijn mensen die het beeld van Coen en die andere beelden willen houden en mensen die ze weg willen hebben.

Waarom is die plaquette volgens sommige mensen niet meer genoeg?

Door de dood van George Floyd in Amerika, ontstond er veel aandacht voor het gegeven dat sommige instanties in Amerika (zoals de politie) veel strenger optreden tegen mensen van kleur dan voor blanke/witte mensen. Als organisaties mensen buitensluiten (bijvoorbeeld niet aannemen bij banen, of juist één bepaalde groep veel sneller arresteren, of minder kansen geven) noemt men dat “institutioneel racisme”.

De volwassenen zijn het er niet over eens of dat in Nederland ook zo is. Sommige mensen vinden dat het hier erg meevalt met de discriminatie en ze vinden dat iedereen gelijke kansen heeft. Anderen zeggen dat dat toch niet helemaal waar is. De mensen die zeggen dat er in Nederland ook verborgen racisme is, willen alle zaken die racistisch uitgelegd kunnen worden, weghebben. Daarom is er de Pietendiscussie en de beeldendiscussie.

We zitten in Nederland erg in ons maag met de hele situatie. Wat moeten we doen?

Het lastige punt bij het beantwoorden van die vraag is dat de mensen in verschillende tijdsperiodes anders denken over dingen. Wat men in de tijd van Coen, of in de tijd van je overgrootouders normaal vond, vindt men tegenwoordig niet altijd meer fatsoenlijk.

Dat geldt straks ook voor wat er in onze tijd gebeurt. Meningen en gebruiken die wij vandaag de dag hebben, kunnen over een aantal jaren als heel fout beoordeeld worden.

De echte vraag is dus:

Hoe moet je dingen die vroeger gebeurd zijn beoordelen? Door welke bril kijk je naar de geschiedenis?

De bril van toen of de bril van nu?

De bril van de “overwinnaar” of de bril van de “verliezer?”

Het moeilijke van geschiedenis is dat je altijd met door de bril van je eigen tijd kijkt naar een tijd waarin mensen héél anders dachten. En het hangt ook nog eens af van je eigen ervaringen en van wat je familie en voorouders hebben meegemaakt.

Bij veel mensen van kleur roept alles wat er nu gebeurt opnieuw boosheid op over de tijd van slavernij en van kolonisatie. En daarom willen ze dat nu die beelden echt weg gaan. Sommige witte/blanke mensen staan achter hen. Ook zij vinden dat oneerlijk.

Sommige mensen van kleur vinden dat het wel meevalt. Ze geven aan dat zij wel een goede plek in de samenleving hebben gevonden.

Weer andere mensen vinden dat het te ver gaat om al die beelden weg te halen. “Je haalt toch ook de piramides niet weg.” zeggen ze. ” Die zijn ook door mensen die tot slaaf gemaakt waren gebouwd.” Ze vinden dat je de geschiedenis niet kan en niet moet willen uitwissen.

Maar ja, Coen heeft wel heel veel mensen om het leven gebracht. Verdient zo iemand wel een standbeeld?

Mag het beeld blijven, want moeten we bedenken dat hij in die tijd als een held werd gezien?

Is het juist belangrijk dat het blijft, omdat we mensen dan kunnen leren dat we die dingen niet meer moeten doen?

Of moet het juist blijven, omdat mensen van de geschiedenis kunnen leren?

Hoort het dan op het plein, of moet het naar het museum?

Het is nog niet duidelijk wat de goede manier is.

Wat moeten we met de twee gezichten van Coen? Moeten we hem vooral zien als een zeevarende, dappere held en bestuurder die Nederland rijk heeft gemaakt, waardoor we nu met veel culturen samen kunnen leven? Dat is tenslotte waar. Betekent dat dan dat het beeld moet blijven?

Of moeten we hem vooral zien als een wrede volkerenmoordenaar, die ook nog eens meedeed aan slavernijpraktijken? Dat is per slot van rekening ook waar. Betekent dat dan automatisch dat het beeld weg moet? of moet je het juist laten staan om mensen over die tijd te leren? En moet het dan op de Roode Steen blijven, of moet het in een museum komen te staan?

En als we toegeven dat er twee kanten aan de zaak zaten, wat moeten we dan met het beeld doen?

Iedereen moet daar zijn/haar eigen antwoord op vinden. Ook jullie mogen je eigen antwoord vinden op de vragen van onze tijd. Het helpt om goed te luisteren naar alle meningen die erover zijn en veel te lezen over de geschiedenis en wat er nu gebeurt in de maatschappij. Dan kan je een betere keuze maken.

Je mag in Nederland van mening verschillen

Je hoeft het in Nederland niet met elkaar eens te zijn. Mensen denken heel verschillend over politiek, over de geschiedenis, over de plek van Coen en over het standbeeld. Dat mag in Nederland. We zijn een democratie. Dat betekent dat het volk rechten heeft. Onder andere het recht op vrije meningsuiting.

Je mag dus over alles van mening verschillen en dat ook zeggen of opschrijven. Je hebt in Nederland ook het recht om te protesteren om je eigen standpunt duidelijk te maken. Zelfs schreeuwen mag. Je mag alleen geen relletjes trappen en dingen stuk maken en je mag ook niet oproepen tot haat van andere mensen.

Bij Kzing vinden we het belangrijk dat je respect voor iemand anders’ mening laat zien. Onze persoonlijke mening is dat je er waarschijnlijk meer aan hebt als je naar elkaar luistert en met elkaar praat. En als je dan praat, kan je het beste goede argumenten gebruiken. Wij vinden persoonlijk ook dat het goed is om steeds over je eigen mening na te blijven denken.

Wat is jouw mening over dit alles? Luister vooral ook eens naar de mening van je ouders.

Samen, samen…

OB-OBS-SG

Dit is een eenvoudig liedje dat is te gebruiken is om een gevoel van gemeenschappelijkheid en “samen” op te roepen. Het kan ook a capella (zonder begeleiding) gezongen worden in situaties waarin de groepsleden even moeite hebben met “samen doen”.

Samenwerken kan gaan om het kunnen delen van materialen, maar het kan ook gaan over het gebruik van de ruimte. De belangen van groepsleden kunnen soms nogal verschillen. De ene mens heeft behoefte aan rust, de ander aan geluid maken. De vrijheid van de ene persoon houdt op waar die van een ander begint. We moeten samen doen. Als mensen goed samen kunnen doen, is er rust en vrede.

Deze les kan gebruikt worden om leerlingen/cliënten verder op weg te helpen op de leerlijn “leren leren”, waar “samenwerken” een essentieel onderdeel van is.

Kijk eerst even samen naar de praatplaat:

Liedje

  • Luister naar het liedje
  • Leer het liedje aan

Samen, samen, samen blij.
Iedereen die hoort erbij.
Samen, samen, samen blij.
Iedereen die hoort erbij.
Jij en ik en ik en jij.
Iedereen die hoort erbij.

Samen, samen, samen blij.
Iedereen die hoort erbij.
Samen, samen, samen blij.
Iedereen die hoort erbij.
Jij en ik en ik en jij.
Iedereen die hoort erbij.

Jij en ik, wij allebei!

Doorgeefoefening

  • Ga in de kring en doe een doorgeefoefening. Je kan iets tastbaars doorgeven, zoals een potlood en oefenen met de kleuren. Je oefent dan ondertussen meteen met alsjeblieft, dankjewel. Je zegt: “Alsjeblieft, ik geef je het rode potlood” De ander zegt: “Dankjewel voor het rode potlood”. Maar je kan ook een woord doorgeven. Hoe goed is de samenwerking? Komt het woord goed over?

Een gezamenlijke tekening

Je kan in groepen aan tafels gaan zitten. Iedere groep moet samen afspreken wie de potloden gaat halen en wie het papier gaat halen. Dan gebeurt. Iedere groep heeft een groot vel papier en kleurpotloden.Er is van elke kleur maar 1 potlood. De leerlingen moeten samen delen. De leerlingen bespreken samen wat ze gaan tekenen en gaan het dan uitvoeren.

Acteerspelletje met klein script: erbij….

Zet twee stoelen neer. Er zitten twee kinderen op. Een derde kind komt aanlopen. Dat kind vraagt: “Mag ik er bij?”

Het kind rechts zegt: “Nee, weg jij!” en maakt een afwerkend gebaar. Het eerste kindje kijkt sip.

Het kind op de linkerstoel zegt. “Wel! Opzij!” en geeft het andere kind een zacht duwtje. Dat gaat weg. En het eerste kind heeft een plekje.

Vervolgens zegt weer een ander kind “Mag ik erbij?” En het spelletje herhaalt zich.

Regelmatig herhalen

Breng het belang van samenwerken regelmatig onder de aandacht. Laat leerlingen regelmatig in koppels werken, als groepjes misschien nog te lastig is.Met twee personen samen spelen in een drama-hoek…poppenhoek, winkelhoek, doktershoek etc.) Met twee personen een werkje doen (bouwen, tekenen, blokjes op kleur sorteren, opruimen, enz. Wat er maar mogelijk is)

Met twee personen samen spelen in een drama-hoek (poppenhoek, winkelhoek, doktershoek etc.)

Met twee personen een werkje doen (bouwen, tekenen, blokjes op kleur sorteren, opruimen, enz. Wat er maar mogelijk is)

Spelen met een script

Spelen met een script is één van de vele theatervormen die er bestaan. Je kan ook improviseren, een teacher in role spel doen, jibberen, of mimen, enz.

Bij musical,  toneelstukken, films en soms zelfs bij videogames, is van te voren opgeschreven (script komt uit het Latijn en betekent eigenlijk ook opgeschreven) wat de acteurs moeten zeggen, zingen, dansen, hoe ze moeten bewegen, hoe ze moeten kijken, van welke kant ze opkomen. Dat staat allemaal in hun script. De dingen die ze moeten doen, staan daar ook in. Dat noem je: regieaanwijzingen. Er is een regisseur die oplet of de acteurs precies doen wat er voorgeschreven is.

Je kan naar een beroepsopleiding gaan om acteur, filmacteur, musicalacteur, regisseur, productieleider dramaturg, kostuumontwerper, lichttechnicus, geluidstechnicus, enz. te worden. 

Je kan er ook voor kiezen om je aan te sluiten bij een amateurvereniging, zoals Kzing. Amateur betekent niets negatiefs. Het woord betekent letterlijk: liefhebber. Je doet het dan voor je hobby. Op Nederlandse basisscholen wordt vaak in groep 8 een musical uitgevoerd. Op Vrije Scholen worden veel toneelstukken gespeeld.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Jibber jabber

Jibber jabber is een techniek die je kan gebruiken bij het acteren. Je kan het goed gebruiken bij improviseren, maar het kan ook in een toneelstuk of musical voorkomen.

Jibber jabber is een soort fantasietaal. Het is een soort klanktaal, waarin je niet echt woorden kan horen. Je drukt uit wat je wil “zeggen” door af te wisselen in de hoogte van de klank, de sterkte van de klank, de duur van de klank, het gebruik van zachte klinkers, of juist harde of zachte medeklinkers, Je kan zelfs in een bepaalde taalkleur jibberen. Dan lijkt het alsof je Duits of Frans praat. Lichaamstaal en mimiek ondersteunen wat je wil zeggen.

Het woord ook wel “jabbertalk”, “Gibberish” en “Gromelot” genoemd. Je kan deze taal goed gebruiken bij improvisaties en opwarmingsoefeningen, maar soms wordt de taal ook wel in voorstellingen gebruikt. 

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Tableau vivant

Een tableau viviant is een spelvorm bij acteren, oftewel bij toneelspelen. Een spelvorm is de manier waarop je toneelspeelt. Je kan bijvoorbeeld improviseren, een uitgeschreven tekst uitspelen, mime spelen, maar je kan ook een of meer tableaux neerzetten. 

Tableau is het franse woord voor schilderij. Vivant is het franse woord voor levend. Een tableau vivant is dus een levend schilderij. Het is een soort bevroren beeld. Een foto. 

De theatervorm komt uit de 18e en 19e eeuw en werd door arbeidersbewegingen gebruikt tijdens feestavonden en bijeenkomsten van politieke partijen. Achter een gesloten gordijn gingen de mensen klaarstaan. Vaak werden er decorstukken gebruikt. Als iedereen goedstond, ging het gordijn open. Het publiek mocht dan een minuut of twee kijken. Vaak werd er een maatschappelijk probleem uitgebeeld in twee tableaux. De eerste gaf aan hoe de situatie nu was, de tweede wat de oplossing was.

Ook nu is het nog een leuke theatervorm. Het lijkt op foto’s maken. Je kan bijvoorbeeld afspreken dat elk groepje drie foto’s laat zien.

De acteurs beelden een momentopname of gebeurtenis van een belangrijk moment uit, terwijl zij stilstaan. Zij gebruiken hiervoor hun houding en mimiek en de manier waarop zij zichzelf neerzetten ten opzichte van elkaar. Er wordt geen geluid gemaakt. e houding wordt een bepaalde tijd vastgehouden. De leerlingen “freezen” dus voor een bepaald tijdje.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Weer naar school

Uitgelicht: weer naar school

Het schooljaar gaat weer beginnen. Besteed eens een periode lang veel aandacht aan het klassenklimaat. Iedereen mag er zijn zoals hij/zij/die is, maar wel met respect voor de anderen. We hoeven geen vrienden te zijn, maar moeten wel als goede collega’s samenwerken. We moeten de ruimte samen delen, leren gebruiken en samen netjes houden. We zorgen dat we prettige omgangsvormen hebben. Als je aan het begin van het schooljaar zo met elkaar leert omgaan, heeft iedereen daar het hele schooljaar plezier van.

We beginnen weer. Rituelen helpen ons daarbij.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Iedereen hoort erbij

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

We gebruiken de ruimte samen

Goede omgangsvormen

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Musical

We hebben een sterretje gezet bij de filmfragmenten die met jonge groepen bekeken kunnen worden

Musical is een theatervorm waarin gewerkt wordt met een script. Er is voorgeschreven hoe de liedjes, dialogen, muziek en dans gebruikt worden om een verhaal te vertellen. Het kan gaan om een toneeluitvoering, maar ook om een film. Beroemde musicals gaan vaak de hele wereld over. Verschillende landen maken eigen vertalingen.

Er zijn speciale grote theaters voor deze kunstvorm, waar een musical heel lang kan spelen. In Engeland heb je West End in Londen. In de V.S. gaat het om Broadway, in New York. In Nederland hebben we bijvoorbeeld het Circustheater in Scheveningen.

Er zijn professionele opleidingen om musicalacteur te worden.

Een voorbeeld van een moderne Disney musical:
Beauty and the beast *
Uit de musical Revue, revue, revue, van Kzing

Maar er zijn ook veel kleine theaters waar musicals worden opgevoerd, zowel door professionals als door amateurs. Ook Kzing houdt zich bezig met het uitvoeren van musicals met kinderen en jongeren.

Basisscholen studeren ook vaak een musical in. Ze doen dat in groep acht.

Musical een heel toegankelijk genre.

Uit de musical Spring, van Kzing*

Het begin

We weten natuurlijk niet of er in heel oude culturen al theaters waren waar stukken met muziek werden uitgevoerd, maar van de oude Grieken weten we dat ze al muziek gebruikten in hun tragedies en komedies. Daarin waren woorden en liederen. er was een grote groep mensen (het koor) dat hun mening zong.

Muziek bleef altijd belangrijk in het theater. \In opera’s zongen de mensen het hele verhaal. Je had aria’s en recitatieven. In de aria’s werd meestal een gevoel verduidelijkt en in de recitatieven ging het verhaal verder.

De muziek van operettes was wat lichter. Daar werden de teksten gesproken en er waren aria’s die gezongen werden.

Je had ook vaudeville en revueshows. Die waren vrolijk en het was de bedoeling dat het publiek vermaakt werd.

Op weg

Sinds het begin van de twintigste eeuw noemen we muzikale theaterstukken: musicals. Het genre werd enorm populair bij het grote publiek. Dat ging heel geleidelijk.

Al heel vroeg had je in Engeland het duo Gilbert en Sullivan. Zij stonden aan de wieg van de kunstvorm musical. H.M.S. PInafore (1878) en The Mikado (1885).

In Nederland werd in 1920 een muzikaal toneelstuk uitgevoerd, dat daarna nog vele keren op de planken is gebracht: De Jantjes.

Dat was een naam voor de Nederlandse mariniers, de zeesoldaten. Het stuk is heel vaak uitgevoerd en wordt nog steeds op de planken gebracht. In 2012 zong Willeke Alberti er nog mee. Het ging over de Jordaan, een plek in Amsterdam. Nog steeds worden er veel liedjes uit die musical gezongen, zoals bijvoorbeeld: Bij ons, in de Jordaan.

De mensen zochten afleiding voor de ellende die ze meemaakten in de Eerste Wereldoorlog. Economisch gezien ging het ook niet zo goed. Populaire voorstellingen met liederen van George en Ira Gershwin, Irving Berlin, Cole Porter en Rogders en Hart boden afleiding. Er zaten elementen in uit de Vaudeville en de music hall entertainment. De nadruk lag op dansen met een groot gezelschap. Populaire liedjes werden gebruikt en gemaakt. Maar…. er was nog niet echt een doorlopend verhaal.

Dat veranderde door een muzikaal theaterstuk van Jerome Kern en Oscar Hammerstein: Show boat, naar aanleiding van een roman van de Amerikaanse schrijver Edna Ferber. (1927) Je zou kunnen zeggen dat dat de eerste musical was. Het doorlopende element uit de opera en de operette werd gecombineerd met het Vaudeville en cabaret achtige.

Show boat had bovendien een zeer maatschappelijk betrokken verhaal (een verhaal met diepgang in muzikaal theater was nog niet voorgekomen) dat doorliep, maar het werd omlijst door dansen en populaire muziek.

Verfilmingen van musicals

In 1929, 1936 en 1951 werd de musical Showboat verfimd. Dat hoort ook echt bij het genre. Goede producties worden vaak ook verfilmd, terwijl daar de liedjes ook gewoon in te horen zijn. Ook vandaag de dag vind je toneelvoorstellingen en filmvoorstellingen. Het zijn twee heel andere belevingen. De film is vaak gelikter, maar het theater kan soms meer gevoel bij je oproepen.

De ontwikkeling tot volledige musical was klaar met hun musical Oklahoma! uit 1943. Die musical had een duidelijke verhaallijn, liedjes die zorgden dat het verhaal verder ging, dansen die uitbeelden wat de personen meemaakten. Ook in de Verenigde Stagen waren mensen aan de gang gegaan met het genre.In de V.S. was het Hart.

Het genre krijgt vorm: de jaren twintig tot vijftig

We noemen wat musicals uit die tijd: Carousel (1945), South Pacific (1949), The King and I (1951) en The Sound of Music (1959). Irving Berlin maakte “Annie get Your Gun” in 1946.

Het ging er in deze musicals niet meer om dat mooie meisjes hun benen in de lucht gooiden om het publiek te vermaken. Maatschappijbetrokkenheid zag je ook in de opera “Porgy and Bess” en in die tijd maakte Kurt Weill zijn Driestuiveropera.

De jaren vijftig tot negentig: ontwikkeling tot steeds meer maatschappijbetrokken musicals

We noemen hier enkele musicals uit die periode die nog steeds gewaardeerd worden: My fair Lady (1956) West Side Story (1957), The Fantasticks (1960) ,

In Nederland maakten we in de jaren vijftig kennis door de musicals uit Amerika. Ze werden vertaald en op de planken gebracht in Nederlandse theaters. Annie M.G. Schmidt schreef samen met Harry Banningk de eerste origineel Nederlandstalige musicals: Heerlijk duurt het langst (1965) en En nu naar bed (1971).

Er is in Nederland nog een genre dat zich in af en toe een beetje vermengt met musical: dat is kleinkunst. Liedjes uit musicals worden soms op kleine podia gezongen en omgekeerd worden mooie kleine liedjes wel gebruikt in musicals. Annie M.G. Schmidt heeft ook veel prachtige liedjes geschreven die zich daarvoor lenen.

Fiddler on the roof ( 1964), Hello Dolly (1964), Funny girl (1963) Hair, dat was de eerste rockmusical, (1967), A Chorus Line (1975), Les Misérables (1985), The Pahntom of the Opera (1986), Wicked (2003) en Hamilton (2015).

Die maatschappijbetrokkenheid ontwikkelde zich nog verder in de jaren vijftig tot negentig.

De langstlopende musical, “Les Misérables” die in 1980 in première ging, is een goed voorbeeld van een maatschappijbetrokken musical.

In de jaren zeventig waren het Jos Brink en zijn man Frank Sanders die veel deden voor hen genre. Hun musical Maskerade werd een grote hit. Nederland heeft veel bijzondere musicalsterren (gehad): Conny Suart, Willem Nijholt, Karin Bloemen, Chantal Janzen…

De thema’s werden steeds maatschappelijker. Ze gingen over de tweede wereldoorlog en over de drooglegging in Chicago, over moorden, enzovoort. Na Hair werden er meer musicals gemaakt waarin de hedendaagse rockmuziek verwerkt werd: Jesus Christ Superstar, The Rocky Horror Show, Evita en Tommy. Ze waren heel bombastisch.

Stephen Sondheim verdient een speciale vermelding. Hij wordt wel genoemd als de beste musicalmaker van alle tijden. Ze waren “echter”. Rauwer, de muziek was moeilijker, mensen herkenden de gevoelens van de spelers. Hij verzon ook een ander concept: een musical zonder verhaallijn, met een verbindend thema. We noemen wat musicals: Sweeney Todd (1979), Sunday in the Park with George (1984) en Into the Woods (1987)

Ook Andrew Lloyd Webber was geweldig populair als musicalcomponist. Hij schreef de muziek voor Jesus Christ Superstar (1970), Cats (1981), The Phantom of the Opera (1986) en Sunset Boulevard (1993).

In de tachtiger jaren bestond het theater Carré honderd jaar. Ze vierden dat met de musical Cats. Het werd zo’n succes dat Joop van den Ende grote musicals ging produceren. Hij bracht Les Misérables, The Phantom of the Opera en Cabaret. Hij opende grote musicaltheaters zoals het Circustheater in Scheveningen en het Beatrixtheater in Utrecht. Daar kunnen musicals heel lang blijven draaien. Het nieuwe DeLaMar theater is in 2010 opengegeaan.

Er kwamen Afro-Amerikaanse invloeden in de musicals, met musicals zoals Dreamgirls, Purlie en The Wiz.

De jaren negentig

In 1991 produceerde Joop Van den Ende Cyrano de Bergerac, de eerste eigen musical. Andere bekende Nederlandse producties waren: Wat zien ik, Doe Maar! en Ciske de Rat.

Disney ging musicalversies maken van zijn films. Denk aan Beauty and the Beast, The Lion King en Aida. Naast grote musicals, ontstonden ook kleine producties. Denk aan Little Shop of Horrors en Bloedbroeders.

Joop van den Ende was er als de kippen bij. Hij sloot een deal met Disney theaterproducties en mocht de Disney producties in Nederland produceren. Denk aan: Aida(2001), The Lion King (2004), Beauty and the Beast (2005) , Tarzan (2007) , Hight School Musical (2009) , Mary Poppins (2010), The little mermaid (2012) en Aladdin (2021).

De eenentwintigste eeuw: herkenbaarheid versus originaliteit

Er zijn meer producenten: Stage Enterggainment, BOS Theaterproducties, De Graaf & Cornelissen Entertainment, Albert Verlinde Entertainment, Theater Alliantie, Studio 100 en MediaLane. Ook in Vlaanderen werden er veel grote musicals opgevoerd, maar in 2003 werden de subsidies voor musical geschrapt. Dat had natuurlijk veel invloed.

Nederland is best een groot musicalland. Het genre leeft hier nog steeds wel, zowel in professionele gezelschappen als bij amateurverenigingen. Musicals zijn altijd erg pobpulair in Nederland, maar na 2005 zijn er wel wat minder bezoekers.

De eerste liedjes van Kzing die in het onderwijs gezongen werden, kwamen uit de musicals die we voor kinderen hadden geschreven en gecomponeerd. Hoewel de musicals van Kzing niet op de grote podia te zien zijn, maken we bij Kzing altijd nieuw, origineel materiaal.

We sluiten wel aan bij de traditie van maatschappijbetrokkenheid, maar de verhalen ontstaan door de samenwerking tussen de musicalleerlingen en de schrijver/componist. Zo zijn er veel meer kleine productiehuizen die zelf musicals schrijven en het genre gebruiken om echt een verhaal te brengen.

Op de grote podia gaat het er anders aan toe. Er is op het moment erg veel herhaling. Mensen houden ervan om dingen terug te zien. Ze willen dingen herkennen. Daarom worden veel grote musicals steeds opnieuw geproduceerd en verhalen worèden steeds bewerkt.

Lessen van Kzing over musical materiaal:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Jantje lacht, Jantje huilt (Wat is er met me aan de hand)

OB-MB-OBS

Een praatplaat, liedje en acteeropdracht.

Hiernaast vind je de praatplaat die hoort bij het liedje “Jantje lacht, Jantje huilt”. Dat is een spreekwoord waarmee iemand bedoeld wordt die snel van stemming wisselt.

Jantje komt van de naam Janus. Janus was een koning bij de oude Romeinen die geholpen werd door de (zonne)god Saturnus. Er werd gezegd dat Janus twee gezichten had. Hij kon naar het verleden en naar de toekomst kijken.

Als Janus richting de winter keek huilde hij. Het werd namelijk kouder. De zonnetijd wordt in die tijd minder. Daarom heet de maand januari ook naar hem.

Als Janus in de richting van de zomer keek, was hij een Jantje lacht. Het wordt dan namelijk warmer. Er is meer zonnetijd.

Er waren ook munten van Jantje huilt, Jantje lacht.

Praatplaat Jantje lacht, Jantje huilt

Welke emoties/gevoelens zie je in het filmpje?

Blij/vrolijk

verdrietig/droevig

Welke soorten lachen zijn er? Slappe lach, giechel, grinnik, schaterlach…

Hebben mensen die verdrietig zijn altijd tranen?

Kan je ook tranen hebben als je lacht?

De karaoke versie

Wat is er met me aan de hand?
Wat is er met me aan de hand?
De liedjes in mijn hart, die klinken toch zo vrolijk.
Wat is er met me aan de hand?

Wat is er met me aan de hand?
Wat is er met me aan de hand?
De liedjes in mijn hart, klinken zo verdrietig.
Wat is er met me aan de hand?

Acteeropdracht 1

We gaan emoties lopen in stappen.

Alle leerlingen gaan aan één kant van een lokaal staan. We kiezen samen een emotie uit: Blij, verdrietig, chagrijnig, jaloers, verliefd, geschrokken, boos, etc.

Bij de eerste stap is iedereen nog neutraal. Bij stap 1 laat iedereen een klein beetje van de emotie zien. Bij stap 2 wat meer. Bij 3 nog meer, enz. Uiteindelijk laat iedereen zien hoe iemand doet die die emotie heel erg ervaart. We gebruiken mimiek (het gezicht doet mee), lichaamstaal en mogen er klanken bij maken.

Acteeropdracht 2

Wanneer er geen ruimte is, of de groep nog te jong is voor de opdracht hierboven, kan je er ook voor kiezen om een voor- en nadoen spel te doen. De leerkracht beeldt een emotie uit. De groep zegt welke emotie het is. Vervolgens beeldt iedereen de emotie uit.

Acteeropdracht 3

We kiezen een neutraal zinnetje en gaan dat zinnetje op verschillende manieren zeggen. We zeggen het bijvoorbeeld eerst boos, dan verdrietig, etc. We gebruiken ook mimiek.

Muzikale praatplaten

Op deze pagina vind je:

  • muziekpraatplaten waarover je met minder verbaal ontwikkelde leerlingen kan praten om hun woordenschat te vergroten
  • materiaal dat gebruikt kan worden om bij te fantaseren
  • korte liedjes die zelfstandig te bekijken en beluisteren zijn
  • en voorbeelden van materiaal waarmee je lesmomenten kan invoegen.
Een praatplaat over samen dingen doen 1.42
Een praatplaat over de dierentuin 6.37. Ook in twee keer te bekijken….
Hoe verloopt een bezoek aan de supermarkt? 2.48
Beelden van de lente 2.27
Praatplaat over de zomer 1.47
Wat zie je als je naar de zee en het strand gaat? 3.05
Praatplaat over boos zijn ongeveer 2 minuten
Praatplaat over bellen blazen 2.19

Om lekker te kunnen slapen … 5.00 Misschien minder om over te praten, dan om bij te slapen ….
Beelden van kappersbezoek 1.35
Een bezoekje aan het circus 2.47
Even rustig zitten en je huisdier aaien … 2.52
Beelden van mensen die vrienden zijn 2.38

Ingezongen liedjes die ook zelfstandig bekeken kunnen worden:

Ingezongen versie van het lied zo’n zomer
Ingezongen versie van het liedje boos
Verjaardagsliedje
Het liedje dat bij de praatplaat hoort
Alsjeblieft en dankjewel zeggen, hoort erbij
Samen delen, samen spelen …
Aan het werk gaan …
Mama, of papa gaat weg …
Kleuren oefenen …
Samen tellen …
Lenteliedje
Het liedje dat bij de praatplaat hoort
Kleuren oefenen …
Een liedje over groen ..
Hoe maak je vrienden?
De showband
Dierentuin
Het liedje dat bij de praatplaat hoort
Zelf fietsen
Kabouters …
Traditioneel liedje
Traditioneel liedje
Even uitrusten….
Winterliedje…
Film over Wolletje die iets stouts heeft gedaan en niet snapt dat hij sorry moet zeggen …

LUisteren en kijken

Hieronder vind je materiaal dat te gebruiken is, onder leiding van een leidster of leider

Filter op onderwerp
Filter op doelgroep

Muziekpraatplaten zonder tekst die zelfstandig bekeken kunnen worden. De meeste muziekpraatplaten duren 2.30 minuut.

Over zeeën en rivieren

Uitgelicht materiaal over het thema “De zee en rivieren”. Je kunt het bijvoorbeeld gebruiken voor luisterlessen rondom dit thema, of voor lessen over de VOC. Ook sprookjes en mythen zijn een ingang (Kleine zeemeermin, Lorelei)

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Marcel Marceau en mime

OB-MB-BB-OBS-BBS

Mime is toneelspelen, zonder erbij te praten. Je gebruikt gezichtsuitdrukkingen en gebaren. Deze kunstvorm is afkomstig van de Grieken en Romeinen. Via de Commedia dell árte bleef de kunstvorm bestaan. Dat was een soort improvisatietheater dat tussen de 16e en 18e eeuw populair was in Italië. Je kent die kunstvorm misschien wel door de mooie maskers. Het waren serieuze en grappige verhalen. Er waren personages zoals de harlekijn en Pantalone. Je ziet de personages nog rond Carnaval. Zeker in Venetië.

In de 19e eeuw verdween de kunstvorm, maar in de 20e eeuw is het teruggekomen. Dat kwam onder andere door Marcel Marceau. Dit was het pseudoniem van Marcel Mangel. (1923-2007). Marcel was een joodse, Franse mimespeler. Kijk maar eens hoe hij mimet.

Marcel had veel fantasie als kleine jongen. Toen hij meegenomen werd naar de bioscoop, draaide daar “stomme” films. Dat zijn films waarin niet gesproken wordt. Een voorbeeld van een artiest uit die stomme films, is Charlie Chaplin.

In de Tweede Wereldoorlog moest het gezin van Marce vluchten. Hij ging bij het verzet. Hij nam de naam “Marceau” als geheime naam. Hij kon heel goed tekenen en maakte documenten na. Zo hielp hij Joodse kinderen verbergen. Zijn vader overleed in een oorlogskamp.

Marceau ging steeds meer acteren. Hij woonde in een huis waar Joodse kinderen werden opgevangen. Hij deed voor hen Charlie Chaplin na. Na de bevrijding van Parijs trad hij heel vaak op voor de troepen van de geallieerde soldaten.

In 1946 kon hij eindelijk naar de toneelschool. Hij kreeg les van een beroemde mimespeler. Hij werd niet alleen mimespeler, maar ook illustrator.

In 1947 verzon hij “Bip”. Bip was een verdrietige clown, met een wit gezicht. Bip beleefde allerlei avonturen.

Hij heeft zelfs een mimegezelschap opgericht en begon een mimeschool. Doordat er niet gesproken wordt bij mime, kon iedereen in de wereld hem begrijpen. Daardoor werd hij heel populair. Hij is wel 84 jaar oud geworden.

Zelf mime spelen

Middenbouw:

teacher in role. Beeldt het volgende uit:

  • appel eten
  • ladder opklimmen
  • een hek schilderen
  • iemand boos toespreken
  • kijken of er iets onder je schoen zit
  • ramen lappen
  • fietsen
  • zwemmen
  • de hond uitlaten
  • iemand roepen
  • enz.

Bovenbouw:

Maak duo’s en verzin een mimeverhaal dat past in de tijd van het jaar waarin je je bevindt. Met kerst kan het een kerstmime zijn; rond de zomervakantie een vakantiemime, etc.

Weekend!

OB-MB-BB-OBS-BBS

Na een hele week werken, ben je op vrijdagavond echt wel toe aan het weekend. Sommige mensen gaan sporten, sommige mensen gaan op visite, sommige mensen doen lekker niets, maar… er zijn ook mensen die juist moeten werken in het weekend ! Wie kan daar een voorbeeld van geven? Wat doen jullie altijd in het weekend?

De karaoke versie

Vrijdagavond is de
allerbeste avond
van de week,
ja, vrijdagavond vind ik top.
Want,
vrijdagavond mag ik
lekker laat naar bed, want
ik hoef zaterdag toch
lekker niet vroeg op!

REFREIN:
Cola en chips..
Weekend is o.k.
Heb je nog tips?
Wat is er op t.v.?
Lekker effe chillen,
Wat een goed idee!
Wil iemand klaverjassen?
Doe maar met ons mee.

Lekker geen huiswerk
aan je kop
op vrijdagavond,
want de lange week
die is nu echt voorbij.
Mama ligt in bad
en papa heeft geen
stropdas om.
Nu is het vrijdag, daarin
zit het woordje: VRIJ!

REFREIN

Onderbouw: Teacher in role activiteit. Beeld samen de activiteiten van het lijstje uit.

Middenbouw : Ieder groepje van 2 personen krijgt een kaartje waarop iets staat dat in het weekend gedaan kan worden. Ze beelden dat samen uit, terwijl de rest van de groep moet raden wat het is.

  • Zwemmen
  • Fietsen
  • Winkelen
  • UIt eten
  • Voetballen
  • Op visite
  • Naar de bioscoop
  • Tennissen
  • Naar een museum
  • Een andere stad bekijken
  • Naar het strand
  • Buiten spelen met vrienden
  • Uitslapen

Bovenbouw
Maak groepjes van 4 mensen en bedenk samen een verhaal dat zich afspeelt in het weekend. Uit het verhaaltje moet duidelijk blijken dat het weekend is.

Eten op mijn bord

Vandaag lichten we voedsel uit. Andere woorden voor voedsel zijn: voeding en eten. We hebben voedsel nodig. Mensen eten allerlei soorten voedsel. Al die etenswaren komen ergens vandaan. Ieder eten dat jij op je bord krijgt, is daar terechtgekomen doordat veel mensen er werk voor hebben verzet en er liefde in hebben gestopt. Het is niet erg aardig en netjes om je neus op te halen voor eten.

We beginnen met een lied over het eten op je bord. Onderaan vind je nog meer materiaal dat je kan gebruiken in een project over voeding.

Ingezongen versie
OB-MB-BB-BBS

Eten ! Eten op je bord.
Proef maar hoe dat smaakt.
En bedenk bij elke hap
Aan de reis die het heeft gemaakt.

Aan de mens die het zaait,
Die het oogst, die het slacht,
Die het inpakt, vervoert,
Het recept heeft bedacht.
Dus als jij iets niet graag lust.
Wacht dan eventjes een tel.
Dan….
Dank je wel.

Eten ! Eten op je bord.
Proef maar hoe dat smaakt.
En bedenk bij elke hap,
Aan de reis die het heeft gemaakt.

Aan de de mens die het koopt,
Het betaalt en het bakt.
Er is heel wat gebeurt
Voordat jij ervan pakt.
Dus als jij iets niet graag lust.
Wacht dan eventjes een tel.
Dan….
Dank je wel.

Waar komt het eten op je bord eigenlijk vandaan?

Dat is een goede onderzoeksvraag! Soms zijn het producten uit ons eigen land en soms komen de levensmiddelen uit andere landen. Soms zijn ze direct klaar om op te eten, maar soms moet het eten nog bewerkt worden. Het eten moet vaak vervoerd worden. Soms ligt het op veilingen. Soms kan je de voedingsmiddelen bij de boer zelf kopen, maar vaak moet je naar een speciale winkel. Dat kan een supermarkt zijn of een speciaalzaak.

Hoe eet je…… Een acteeropdracht.

Hoe dan ook…Natuurlijk zijn er best dingen die je niet lust. Kun jij dingen opnoemen? Wat vind je er niet fijn aan? De geur? De smaak? Het mondgevoel? Probeer jij altijd alles? Toon Hermans laat zien hoe je een perzik eet. Hij gebruikt mime. Hij praat niet, maar beeldt het gewoon uit. Laten wij dat ook proberen.

  • Hoe eet je een augurk?
  • Hoe eet je patatjes?
  • Hoe eet je een stukje vis?
  • Hoe eet je een rauwe haring?
  • Hoe eet je een stokje saté?
  • Hoe eet je een boterham?
  • Hoe eet je een appel?
  • Hoe eet je rozijntjes?
  • Hoe eet je een lolly?
  • Hoe eet je spaghetti?
  • Hoe eet je pap?
  • Hoe eet je een ijsje?

Acteeropdracht 2: spreekwoorden en gezegden uitbeelden.

Spreekwoorden en gezegden gebruiken figuurlijke taal. Ken je het verschil tussen figuurlijk (symbolisch) of letterlijk (helemaal echt)? De volgende spreekwoorden en gezegden gaan over eten. We gaan ze uitbeelden alsof het letterlijk (dus alsof het echt) gebeurt. Dat kunnen we klassikaal doen, terwijl we in de kring staan. Alle spreekwoorden kunnen opgeschreven worden en in een doos gedaan worden. Telkens pakt iemand een spreekwoord uit de doos en probeert dat uit te beelden. Kennen mensen dat spreekwoord? Wat wordt er met elk spreekwoord bedoeld?

Uitbeelden gezegden (letterlijk en figuurlijk):

  • De appel valt niet ver van de boom
  • Eten als een varken
  • Hij laat zich de kaas niet van het brood eten.
  • Hij moet droog brood eten.
  • Roet in het eten gooien.
  • Wat de boer niet kent, dat eet hij niet.
  • Zijn ogen zijn groter dan zijn maag.
  • Ik heb honger als een paard.
  • Met iemand een appeltje te schillen hebben
  • Door de zure appel heen bijten
  • Met de gebakken peren zitten
  • Dat is mosterd na de maaltijd
  • Een vinger in de pap hebben
  • Roet in het eten gooien
  • Met je neus in de boter vallen
  • Het is weer koek en ei
  • Iets voor een appel en een ei kopen
  • Er geen kaas van gegeten hebben
  • Peentjes zweten
  • Op eieren lopen
  • Iemand stroop om de mond smeren
  • Dat is gesneden koek
  • De krenten uit de pap vissen
  • De soep wordt nooit zo heet gegeten als hij wordt opgediend
  • Iets met een korreltje zout nemen
  • Dat is in de soep gelopen

Meer materiaal over eten

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

‘k Ben een superheld

OB-MB-OBS

Zou je ook wel eens een superheld willen zijn, om iemand… of zelfs de hele wereld te redden? Schrijf een opstel over wat jij zou willen doen als je een superheld was.

In dit filmpje hebben we een klein grapje verstopt. Als je naar de eerste helft van het filmpje kijkt, zou je kunnen denken dat…..

Maar…..

‘k Ben een superheld
En als jij me belt,
red ik jou. Dat is mijn werk.
‘k Ben een superheld,
Hou niet van geweld,
Ik ben supersonisch sterk.

Ben je in gevaar?
Zeg ik: roep me maar.
Want dan red ik je meteen.

Ik red jou en jou…
Ja, zo ben ik nou.
Ik red ieder- iedereen. .

Over cultuur

MB-BB_BBS

Nederland is een land met een heleboel verschillende culturen. Dat noem je een multiculturele samenleving (multi betekent ‘veel’). Er wonen in ons land mensen uit maar liefst 190 verschillende landen. Al deze mensen hebben hun eigen eten, kleding, gewoonten, feesten en godsdiensten. Als je met zoveel mensen samenwoont in zo’n klein landje, is het belangrijk om respect voor elkaar te hebben en te accepteren dat andere mensen soms anders denken over dingen. Anders ontstaan er problemen.

Dit lied is 26 mei om 00.03 gemaakt. Er is dus nog geen ingezongen versie van. Als jullie die graag willen, stuur dan even een mailtje naar: info@kzing.nl.

Wat je denkt en draagt en doet,
wat je fout vindt en wat goed,
Waarvan jij vindt dat het moet…
hoort bij jouw cultuur.

Maar een ander vindt misschien
dat je dat niet zo moet zien.
Die vindt dit en die vindt dat.
maar bouw toch geen muur !

Zoek niet altijd de verschillen
tussen wat wij doen en willen.
Laat ons liever zoeken naar
Wat wij delen met elkaar.

Zoals jij de dingen ziet,
wat jij mooi vindt en wat niet,
ieder zingt een eigen lied…
…overal cultuur.

Anders is niet altijd raar…
Je kan leren van elkaar.
Praat erover. Vraag ernaar…
…stap over die muur !

Zoek niet altijd de verschillen
tussen wat wij doen en willen.
Laat ons liever zoeken naar
Wat wij delen met elkaar.

Dit is een lied dat gaat over het begrip “cultuur”. Dit komt van het Latijnse woord “cultura” en dat komt weer van het werkwoord: colere. Dat betekende: het land bewerken. In het woord cultuur gaat het niet meer letterlijk over het land bewerken, maar over dingen die mensen doen, zodat er iets ontstaat. Cultuur is wat mensen bedenken. Het is het tegenovergestelde van natuur. Natuur is wat aangeboren is. Wat er is zonder dat mensen er aan te pas komen. Cultuur gaat juist over mensen en hun samenleving.

Het gaat om zaken die maken dat groepen het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen. Denk dan aan de taal, het geloof (met een mooi woord: de religie) en aan de tradities. De gebruiken van mensen. Maar je moet ook denken aan de gewoonten die mensen hebben en wat ze goed vinden en slecht vinden. Dat noem je de “normen en waarden”. Ook de manier waarop mensen hun samenleving inrichten met wetten en hoe hun land is georganiseerd, hoort bij de cultuur en de manier waarop mensen onderwijs krijgen.

Binnen een samenleving denkt niet iedereen hetzelfde over dingen. En ook niet iedereen heeft hetzelfde geloof, of dezelfde gebruiken. Sommige culturele dingen delen we met elkaar, maar sommige culturele dingen horen bij een bepaalde groep. Je hebt “sporters”, er zijn “kunstliefhebbers”, er zijn “de ouderen”, de “jongeren”, “de boeren”, “de mannen” en ga zo maar door. Je maakt deel uit van veel verschillende culturele groepen.

Vaak voelen mensen zich vooral cultureel verbonden met de gebruiken van hun geloof of met de gebruiken van hun etnische achtergrond. Als je oma, je opa, al je tantes en al je familie van oorsprong Surinaams is, is het logisch dat je je verbonden voelt met Surinaamse gebruiken. Je krijgt ze “met de paplepel ingegoten”. Dat is ook zo als je christelijk bent.

Daar gaat dit lied over.

We gaan acteren.

Dit keer gaan we tableaux vivants maken. Dat zijn een soort foto’s. Er wordt dus niet gesproken of bewogen. Je beeldt in een soort foto iets uit. We kiezen voor 3 tableaux, oftewel 3 foto’s. We gaan in op het cultuuraspect “religie”.

Ieder groepje krijgt een kaartje met een van de wereldgodsdiensten en beeldt in drie foto’s 3 momenten uit het belangrijkste feest van die religie uit. De rest van de groep moet raden over welke religie het gaat.Daarna moet het groepje dat gespeeld heeft, uitleg geven over die religie en over hun tableaux.

Christendom

Kerstmis.

Met kerstmis, vieren mensen die Christen zijn de geboorte van Jezus.

  1. Vier weken is het Advent. Elke week wordt er een kaarsje meer aangestoken op de krans.
  2. Het is Kerst: de mensen gaan naar de kerk en zingen en bidden. Na afloop wensen ze elkaar een gelukkig Kerstfeest.
  3. Thuis vieren de mensen een gezellig feest, met lekker eten. Sommige mensen zetten een stalletje neer. Veel mensen versieren een kerstboom.

Joodse geloof

Soekot is het Loofhuttenfeest. Dit feest duurt 7 dagen.

  1. In de eigen tuin wordt een soeka , een loofhut, gebouwd.
  2. Op de twee eerste dagen van soekot wordt er niet gewerkt. Met eet in de hut en soms slaapt men er. 
  3. Het Slotfeest heet Sjemini Atseret. Dat is de achtste dag. De mensen bidden om regen en een vruchtbaar jaar. 

Hindoeïsme

Holi-Phagwa, het Holifeest, is een feest dat rond maart gevierd wordt.

Het gaat over de lente, over de overwinning van het goede en is ook een soort Nieuwjaar.

  1. De avond ervoor verbranden ze symbolisch de holka, al het kwaad. Zingend lopen mensen om de brandstapel. Ze zingen door totdat de holka uitgebrand is.
  2. De dag erna strooien de mensen met gekleurd poeder/water, als de as is afgekoeld. Daarna wensen ze elkaar geluk en mensen krijgen een stip op hun hoofd.
  3. Ze gaan lekker feesten en besproeien elkaar met poeder en parfum.

Islam

  1. Mensen houden Ramadan. Ze eten en drinken overdag niet. Pas als de zon is ondergegaan mag je eten en drinken.
  2. Als de Ramadan is afgelopen, vieren de mensen suikerfeest, maar dat moet je eigenlijk Eidh al fitr noemen. Eerst gaan de mensen naar de moskee. Veel vrouwen versieren hun handen met henna. De mensen trekken mooie kleren aan. Ze gaan naar een plek waar de Imam wat vertelt. Dan is de Ramadan afgelopen.

3. Er wordt gebeden. Ze vergeven elkaar foute dingen die ze misschien gedaan hebben.3. Daarna gaan ze op bezoek bij familie. Ze eten zoete dingen en geven elkaar en de armen cadeautjes.

Boeddhisme

Het Wesak feest.

Boeddha werd op deze dag geboren, verlicht en stierf. Dat wordt allemaal deze dag gevierd.

  1. Boeddha beelden worden versierd met lichtjes en kaarsen. Men loopt er omheen.
  2. Het huis wordt schoongemaakt en versierd met bloemen, onder andere lotusbloemen.
  3. Men stuurt elkaar kaarten en geeft eten aan de monniken.

De Transferrator

OB-MB-BB-BBS

Zou het niet leuk zijn om een machine te hebben, waarmee je in een mum van tijd naar verschillende plekken kan reizen en dan ook nog het liefste door de tijd kan reizen? De tijd die achter ons ligt, noemen we “geschiedenis”. Dat is de verleden tijd. De tijd die voor ons ligt, noemen we de “toekomst”. Dat is wat nog gaat gebeuren. Op die manier kan je allerlei verschillende culturen en geschiedenisperiodes leren kennen. Sterker nog… je beleeft ze! Als je je voorstelt dat je zelf op zo’n plek leeft, snap je veel beter waarom de mensen in die tijd deden wat ze deden. We kunnen natuurlijk ook in de toekomst reizen!

Daarom hebben we bij Kzing een Verplaatsmachine bedacht. Die noemen we de “Transferrator”. Dat betekent letterlijk: verplaatser. Met die machine gaan we vandaag een acteeropdracht doen. We beginnen met het leren van het volgende gedicht. Dat doen we samen in de kring:

Stap maar in de Transferrator ! Houd elkaar maar vast.
Stap maar in deTransferrator ! Denk wel dat het past.
We kiezen voor de toekomst of voor de geschiedenis.
Dan zullen we ervaren hoe het leven daar dan is.
We gaan het zien.
We gaan het zien.
Tel maar mee/terug we gaan tot/ begin bij 10.

Daarna gaan we erbij acteren.

Onder- en middenbouw:

We sluiten aan bij een periode in de geschiedenis die behandeld wordt (bijvoorbeeld de IJstijd) en verzinnen samen een verhaal We beginnen met teacher in role spel. In een museum staat een tijdmachine. De docent denkt dat iedereen erin mag stappen en één kind draait per ongeluk aan de knoppen. Dan draait de hele groep rond en zegt het gedicht op.

We zijn aangekomen in de geschiedenistijd van onze keuze, of…. in de toekomst… Wat gebeurt er dan? Verzin met de hele groep samen een verhaal en speel het uit.

Aan het einde van het verhaal zeggen we het gedicht nog eens op, maar de kring draait de andere kant op. Zo komen we weer terug in het hier en nu.

Bovenbouw:

De docent deelt de groep op in kleine groepjes. Elk groepje krijgt of kiest een jaartal. De leerlingen moeten samen uitzoeken welke periode van de geschiedenis dat is en wat kenmerkend is voor die tijd. Hier kan een zoekopdracht aan verbonden zijn, met encyclopedieën of geschiedenisboeken. Ook de zoekmachine van een computer kan eventueel gebruikt worden. Het groepje verzint een toneelstuk dat moet beginnen en eindigen met het gedicht dat boven staat te lezen.

Over de IJstijd

(KIjk bij de muziekgeschiedenisperiodes voor andere geschiedenisperiodes en hun muziek)

VVind je dit een leuke thematiek? Klik dan op deze link voor boeksuggesties.

Denk ook eens aan:

Kruistocht in spijkerbroek. Van Thea Beckman. (12 jaar en ouder en meer begaafde jongere kinderen)

Het malle ding van bobbistiek. Van Leonie Kooiker. (8 tot 10 jaar)

Het grote opscheplied/kijk even naar mij !

OB-MB-OBS

Je hebt alle reden om heel trots te zijn op jezelf! Je hebt heel veel geleerd dit schooljaar en je goed ontwikkeld. Wat zijn jouw grootste talenten?

Kijk eens joh, hoe goed ik ben. Iedereen hier is mijn fan.
Ben je trots. Gaat het o.k.? Nou, ik doe tenminste mee.
Dit is echt zo supercool. Weet je wat ik voel?

Kijk even naar mij! Kijk even naar mij!
Kijk eens wat ik kan, joh.. Kom eens even dichterbij.
Kijk even naar mij. Kijk even naar mij!
Af en toe mislukt het, maar dat hoort er immers bij.
Later jongen, later, treed ik op in het theater.
Sta je voor een kaartje zeven dagen in de rij…

Tjonge zeg, wat kan ik veel. Ben een beest op het toneel.
Ben je trots? Gaat het o.k.? Nou, ik doe tenminste mee.
Dit is echt zo superchill.. Weet je wat ik wil?

Kijk even naar mij! Kijk even naar mij!
Kijk eens wat ik kan, joh.. Kom eens even dichterbij.
Kijk even naar mij. Kijk even naar mij!
Af en toe mislukt het, maar dat hoort er immers bij.
Later jongen, later, treed ik op in het theater.
Sta je voor een kaartje zeven dagen in de rij…

Verwerking

Acteeropdracht 1:

Iemand stapt in het midden van de kring. De hele groep geeft die persoon heel uitbundige complimenten.

Acteeropdracht 2:

Ga een halve minuut voor de groep staan en schep eens even lekker op over alles waar jij heel goed in bent.

Rondom mime en pantomime

Mime en pantomime zijn spelvormen bij acteren, oftewel bij toneelspelen. Een spelvorm is de manier waarop je toneelspeelt. Je kan bijvoorbeeld improviseren, een uitgeschreven tekst uitspelen, een tableau vivant neerzetten, maar je kan ook mime gebruiken.

Je gebruikt bij mime en pantomime geen teksten, geen woorden, maar ook geen spulletjes (geen rekwisieten, of attributen). Je beeldt een persoon (personage), een situatie of iets wat je doet (een handeling) uit, met behulp van je bewegingen, je mimiek (gezichtsuitdrukkingen) en je houdingen. Die drie dingen horen bij je lichaamstaal. Een mimespeler beeldt meestal gedachten en emoties uit. Bij pantomime wordt een heel verhaal uitgebeeld. Bij mime en pantomime moet je “groot” spelen, want dan ziet en begrijpt je publiek je beter.

Hieronder vind je materiaal waarin mime of pantomime een rol speelt:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Jezelf zijn, your true colours

MB-BB

True colours B:

Kan jij in je klas jezelf zijn?

True colours betekent letterlijk: echte kleuren, maar je zou het kunnen vertalen met “je ware aard”, oftewel: wie je echt bent. Hoewel het iedereen vrij zou moeten staan om te zijn wie hij/zij/hen/die is, is het soms best moeilijk of spannend om te laten zien wie je echt bent. Hoe zal de groep reageren? Je bent best dapper als je dat doet, want niet iedereen reageert leuk op je.

We gaan een grappige acteeroefening doen. We gaan liegen, om elkaar beter te leren kennen. De oplettende luisteraar en kijker heeft wel door wie liegt.

Deze oefening past goed bij het liedje “True colors”. Het gaat om de kleuren van de regenboog, die symbool zijn voor iets anders. Alle kleuren samen vormen één regenboog. Alle mensen samen vormen één mensheid.

Er staan verschillende versies van dit liedje op de site. Dit keer kijken en luisteren we naar Justin Timberlake en Anna Kendrick met een popversie van het nummer.

Justin Timberlake en Anna Kendrick

Diep in hun hart willen mensen meestal bij de groep horen en aanvaard worden zoals hij/zij/hen is. Soms sluiten mensen of groepen bepaalde mensen buiten.

Niet ieder mens wordt gemakkelijk geaccepteerd. Mensen hebben snel een mening en zelfs een vooroordeel over andere mensen. Het lijkt of er allerlei ongeschreven regeltjes zijn. Meisjes mogen niet… Jongens kunnen niet…..

Als mens wil je er graag bij horen, dus veel mensen doen hun best om zoveel mogelijk “normaal” te zijn. Soms worden ze daar zelf ongelukkig van. Want wat is nou eigenlijk normaal?

Als iedereen vindt dat je een merkbroek moet dragen om erbij te horen, gaan heel veel mensen zo’n broek dragen. Niet alleen omdat ze dat een mooie broek vinden (wat natuurlijk vaak best zo is), maar soms ook om niet op te vallen en om niet door de groep buitengesloten te worden. Het is heel heldhaftig als je toch gewoon blijft doen wat bij je past. Het is een goed voorbeeld voor andere mensen. Die durven dan misschien ook te laten zien wie ze echt zijn. Zitten er zulke “helden” in jullie groep?

Af en toe worden mensen vreselijk gepest, omdat de groep besluit dat ze té anders zijn. Dat richt heel veel schade aan bij de mensen die gepest worden. Gepest worden zorgt voor een groot trauma, waar je je hele leven last van kan blijven hebben.

Acteeroefening: elkaar beter leren kennen door te liegen.

Om de beurt vertelt ieder kind in de klas drie dingen over zichzelf. Twee dingen die waar zijn en één ding dat verzonnen is en dat dus niet waar is. De groep moet raden wat waar is en wat niet.

Als je wil dat iedereen aan de beurt komt, duurt dat best lang. Jullie kunnen het ook anders aanpakken:

Een aantal kinderen kunnen dit voor de groep doen, daarna kan de groep in tweetallen verdeeld worden en kan iedereen twee aan twee met elkaar delen wat waar is en wat niet. Als de docent klapt, schuiven de kinderen door naar een ander kind.

De stoeltjeslift

BB

Dit lied komt uit één van de musicals van Kzing. Het verhaal speelt zich af in Oostenrijk. Er is een echtpaar dat daar al jaren op vakantie gaat, samen met hun zoon. De man van het echtpaar is het tot nu toe altijd gelukt om de stoeltjeslift te vermijden, hij heeft namelijk hoogtevrees. Maar de vrouw heeft besloten dat het er deze vakantie echt van moet komen.

Veel mensen scheppen op dat hun vader erg stoer is. Maar…. misschien is het ook wel stoer om tóch in een stoeltjeslift te gaan, terwijl je dat eigenlijk niet durft. Het is dapper en heldhaftig om te proberen of je bepaalde angsten kan overwinnen. Misschien is het helemaal niet erg als je ondertussen een beetje “piept”. Je doet het toch maar mooi. Heb jij angsten die je in de weg zitten?

Ingezongen versie uit “Op afstand”
Karaoke versie

Moeder: Er ligt een berg aan de overkant en daar moeten wij naar toe.
Vader: Zeg, vertel me eens, hoe kom je daar? k Zou niet weten hoe……..
Moeder: Ach, daar zie ik al een stoeltjeslift, dat gaat lekker snel.
Vader: Weet je zeker dat dat veilig is?
Moeder: Ach, dat zien we wel.

Samen: Met z’n 2en in een stoeltjeslift is pure romantiek.
Vader: Goh, dit lied lijkt wel een smartlap, zeg.. Wat is dit voor muziek?
Moeder: Heb je last van hoogtevrees?
Vader: Welnee, ik voel me supergoed,
maar niet wiebelen, omdat ik dan
misschien wel spugen moet.

Moeder: Kijk die mensen daar beneden eens; wat zijn die ontzettend klein.
Vader; Zeg, wanneer jij niet zou wiebelen, was dat reuzefijn.
Moeder; Hee, waarom hij jij je ogen dicht; wat ben jij een held.
Vader: Never nooit meer in een stoeltjeslift; jongen, voor geen geld.

Moeder: Nou, tot zover dan de stoeltjeslift.. Bye, bye aan romantiek.
Vader: Hou je, alsjeblieft mijn handje vast, ik voel me echt heel ziek.
Moeder: Nou, kom op maar met die hand en hou gewoon nog even moed,
want we zijn er bijna, hou nog even vol; het komt wel goed.

In dit filmpje zie je hoe twee leerlingen pantomime spelen voor een groen scherm. Later is er een filmpje van een stoeltjeslift achter gemonteerd, waardoor het lijkt of deze twee mensen in een stoeltjeslift zitten. Je hoort de stem van meester Evan als de man en de stem van juf Ellis als de vrouw. Dat komt doordat dit filmpje is opgenomen in Covid tijd. De leerlingen mochten toen niet live spelen en zingen. We hebben toen een film gemaakt en daarin veel liedjes uit eerdere musicals gebruikt.

Die film, of eigenlijk is het een mini soap in 4 delen, heet “Op afstand” en is ook op deze site te bekijken. KIik maar op deze link, dan kom je er.

Wat gaan we doen?

  • Leer het liedje en zing mee. Kies één van de twee partijen. De partij van de moeder of de partij van de vader.
  • Maak tweetallen en beeld in een pantomime de scène uit, terwijl het liedje klinkt.
  • Maak een groepje van 4 leerlingen. Bedenk een verhaaltje dat zich afspeelt in Oostenrijk. Zorg dat het landschap er een rol in speelt. Speel het verhaal uit als pantomime.

Wees zuinig op de wereld!

OB-MB-BB-OBS-BBS

Besteed eens aandacht aan de junior Global Goals. Dat zijn de zeven doelen voor duurzaamheid, uitgelegd voor kinderen. Bij Kzing hebben we er een lied over gemaakt. Er is ook een prachtig nationaal lied over gemaakt. We hebben een link naar dit lied op deze pagina staan. Je kan het daar zelf beluisteren en eventueel meezingen.

Het liedje is pas 29 maart gemaakt. Er is nog geen ingezongen versie. Als je die graag wil, stuur dan een mailtje naar: info@kzing.nl.

De karaoke versie

Wees zuinig op je wereld,
Die moet nog heel lang mee.
Waar moeten we beginnen?
Wie heeft er een idee?
Ik vraag me af: “Hoe dan?”
Hou alles schoon, dat is het plan.

Vul in:

  • Hou alles schoon, dat is het plan.
  • Opnieuw gebruiken, is het plan
  • Niks meer verspillen, is het plan.
  • Denk ook aan duurzaam, is het plan.
  • Laat groen weer groeien, is het plan.
  • Echt samen delen, is het plan.
  • Iedereen happy is het plan!

Hieronder vind je meer informatie over de junior global goals:

De schijf van zeven:

  1. Gezond en happy
  2. Beter benutten
  3. Schone energie
  4. Schone natuur
  5. Gezonde bron
  6. Alles rond
  7. Goed met geld

Je kan meer uitleg vinden als je op de link van de plaatjes klikt.

Teacher in role:

In de jongere groepen kan je in een teacher in role spel een aantal activiteiten uitbeelden die te maken hebben met duurzaamheid. Je vertelt en beeldt uit. De leerlingen doen mee.

  1. Troep over je schouder weggooien zonder te kijken / Afval sorteren
  2. Papiertjes zomaar weggooien/ opruimen
  3. Broek is kapot, zomaar weggooien en een nieuwe kopen / Broek naaien als er een scheur in zit
  4. Koud hebben en de kachel heel hoog zetten/ Koud hebben en een dekentje omslaan
  5. Met de auto naar school gaan ook al is het heel dichtbij/ naar school fietsen, of wandelen
  6. Alle bomen uit de tuin halen en er tegels leggen/ paar tegels uit de tuin halen en er plantjes planten
  7. Potlood dat nog goed is weggooien omdat er geen punt aan zit/ punt slijpen

Tableau vivant

In oudere groepen kunnen leerlingen in groepjes een tableau vivant spel doen. De leerlingen maken twee foto’s over één van de global goals. Ieder groepje krijgt een eigen doel toegewezen. De eerste foto laat zien hoe we goed omgaan met de aarde. De andere foto wat er gebeurt als we het niet goed doen.

Doe het afval sorteerspel

• In de groene bak: gekookte en ongekookte etensresten, groenteresten, fruitresten en klein tuinafval.
• In de oranje bak (of de zwarte met oranje deksel): verpakkingen van plastic, blik en drinkpakken
• In de donkergrijze bak: afval dat je niet kan scheiden
• Verder bewaren we papier apart en elektrische spullen.
• Hele grote dingen moeten naar het grofvuil.

Het kliko-lied en een les over vuilnis ophalen

OB-MB-BB-OBS-BBS

Als we leven, gebruiken we spullen. Daarbij maken we troep. Een mooi woord voor “troep” is “afval”. We hebben in Nederland een regeling voor het ophalen van het afval. Er zijn mensen die dit voor hun beroep doen. Vroeger was het lichamelijk heel zwaar om dit werk te doen. Daarom deden vooral mannen dit werk. We noemden hen “vuilnismannen”. Maar tegenwoordig werken de mensen bij de reinigingsdienst met apparaten. Daarom kan nu iedere volwassene dit werk doen. Misschien moeten we spreken over “vuilnismensen”.

Het lied is eenvoudig. Maak het voor de oudere groepen interessanter door mee te spelen met boomwhackers en ritme instrumenten en door de eerste stem te zingen, terwijl de tweede stem klinkt.

Het kliko lied, eenstemmig gezongen
De karaoke versie

Zie je al die kliko’s staan?
De vuilniswagen komt eraan.
De bakken die staan voor de deur
en elke bak die heeft een kleur.
Moet dit hierin, pap?
Moet dit hierin, mam?
Let goed op in welke bak je rommel gaat.
In de groene bak…
… of de zwarte bak?
Welke kliko zet ik buiten op de straat?

Het kliko lied, tweestemmig

Hieronder zie je muziek die je mee kan spelen op boomwhackers, tafelbellen of toetsen. Je hebt de d nodig, de e en de a die hoger ligt.

Als je op het linkje klikt, kun je kijken naar een theater- en percussiegroep die uit Engeland komt: Stomp. (Dat is het Engelse woord voor “stamp”.) Gewoon drummen, vinden ze saai. Ze gebruiken hun lijf, voorwerpen en afvalom een voorstelling te maken met ritme, dans en grapjes. Ze doen veel aan bodypercussie. Ze maken van alles een muziekinstrument. Hier zien je een voorstelling met vuilnisbakken.

Teacher in role:

• We sorteren ons afval (wat waarin?) en zetten de bakken buiten
• Daarna wassen we onze handen
• Daar komt de vuilniswagen aan
• De vuilnisvrouwen en mannen zwaaien en roepen ons
• We mogen helpen
• We sjouwen de bakken naar de wagen
• We zorgen dat hij geleegd wordt
• We rijden het af val naar….
• Dan brengt de vuilnisvrouw ons weer thuis
• We zwaaien

Wat betekenen de kleuren van de kliko’s?

• In de groene bak: gekookte en ongekookte etensresten, groenteresten, fruitresten en klein tuinafval.
• In de oranje bak (of de zwarte met oranje deksel): verpakkingen van plastic, blik en drinkpakken
• In de donkergrijze bak: afval dat je niet kan scheiden
• Verder bewaren we papier apart en elektrische spullen.
• Hele grote dingen moeten naar het grofvuil.

Onderzoeksopdracht

• Zoek uit wat er gebeurt met het afval nadat het is opgehaald.

Muziekpraatplaat: zee en strand

OB-MB-BB-OBS-BBS-SG

Een muziekplaat waarmee we de zee in onze omgeving kunnen brengen. Er wandelt een mevrouw over het strand. Wat ziet en hoort zij allemaal? Je hoort de golven van de zee ruisen en zelfs een knapperend vuurtje op het strand. Je kan de zee bijna ruiken.

Je kan met je groep acteren, naar aanleiding van dit filmpje. Of je laat kinderen samen met jou, of zelf een strandverhaal verzinnen. Dat kan in de vorm van een stelopdracht, maar je kan er ook een samenwerkingsopdracht van maken. Samen een verhaal verzinnen en uitspelen.

Teacher in role: we gaan naar het strand

  • We pakken onze tas in om naar het strand en de zee te gaan. Denk aan het zonnebrandmiddel. We smeren ons thuis alvast een keer in.
  • We lopen naar de trein.
  • We stappen in de trein. De trein komt op gang. (Maak geluid) Wat zien we?
  • We stappen uit en lopen naar het strand. Pfoe, het is erg warm.
  • We horen de zee al ruisen. Hoe klinkt dat?
  • Daar is het strand al. We rennen de trappen af.
  • Op het zand aangekomen, trekken we onze schoenen en sokken uit. We wiebelen met onze tenen. Wat voelen we?
  • We lopen door het zand. Dat is zwaar.
  • We lopen wel om de kwallen heen.
  • We gaan eerst schelpen zoeken. Als we er een vinden, houden we hem tegen ons oor. We horen de zee ruisen!
  • We lopen ook een beetje door het water. Dat heet “pootjebaden”. Lekker koud, dat water.
  • Laten we het water ingaan!
  • We rennen naar een golf toe, maar als hij achter ons aankomt, rennen we weg….
  • Het is koud. We gaan het water uit en drogen ons af. Natuurlijk smeren we ons ook nog een keer in en we doen een shirtje aan, om ervoor te zorgen dat we niet verbranden. We zetten ook een zonnehoed op.
  • Laten we een zandkasteel bouwen.
  • We krijgen een glaasje limonade van onze vrienden.
  • Dan gaan we een spelletje doen. Beachvolleybal, of badminton…
  • We hebben eigenlijk wel trek in een ijsje. Dus dat gaan we kopen en opeten.
  • Opeens zien we dat het al best laat is. We worden geroepen om te komen eten. Er is toestemming om een vuurtje op het strand te bouwen.
  • We zitten rond een knapperend vuurtje, met een marshmellow aan een stokje.
  • Het wordt al een beetje donker. We moeten opruimen en terug naar huis.
  • We kleden ons aan.
  • We lopen naar de trein.
  • In de trein vallen we bijna in slaap.
  • Wat een heerlijke dag!

Bah… Zee…

OB-jongste groep MB-BBS-ML

Dit is een gedichtje van juf Ellis. Luister er maar eens naar. Kan jij vertellen over wie dit gaat? Is dat dan perse juf Ellis? Of kan een schrijfster ook over iets schrijven dat helemaal niet waar is? Wat vind jij?

 

Nee, nee, ik ga niet mee.
Ik wil niet met je naar de zee!
Laat me raden… Pootjebaden..
Dat vind ik een stom idee!
Nee! Neehee! Ik ga niet mee.
Zand en strand: niet oké!
Zeker vallen in de kwallen…
Hè bah. Gatsie. Nee!

Het gedichtje gaat ervoer dat niet iedereen het leuk vindt op het strand. Het spreekwoord zegt: smaken verschillen. Wat wordt daar mee bedoeld?

Hou jij van naar het strand toegaan? Sommige mensen houden meer van het bos, of van de stad en weer anderen houden meer van een berglandschap. Waar ga jij graag heen in de vakantie?

Leer het gedichtje uit je hoofd. Kun je het opzeggen?

De zinnen in gedichtjes hebben (net zoals liedjes) een ritme. Sommige woorden of lettergrepen duren langer en sommige duren korter. Kun je horen waar je een woord wat langer moet aanhouden? Korte en lange klanken samen maken een ritme.

Grote schoonmaak!

MB-BB -BBS

Een liedje en les over de grote schoonmaak. Dat moest vroeger voor Pasen klaar zijn. Maak jij thuis wel eens schoon? Moet jij je kamer bijhouden? En op school? Ruimen jullie elke dag de klas op? Misschien doen jullie wel mee aan de landelijke opschoondag? In 2023 valt die op 18 maart. En aan het einde van het schooljaar?

Het lied van de grote schoonmaak…
De karaoke versie

Refrein:
t Is weer tijd voor de grote schoonmaak.
Ramen open. We beginnen.
Laat de lentelucht naar binnen. (Als het geen lente is, zing je: buitenlucht)
’t Is weer tijd voor de grote schoonmaak.
Jongens, alles wordt weer lekker fris.
1
Pak de emmer, pak de sponzen.
Laat ze in het water plonzen.
Tijd om zeepsop te gebruiken.
Alles gaat weer lekker ruiken!
2
Dweil de vloer en zuig de kleden.
Doe het boven en beneden.
Klop de kussens. Lap de ramen.
Kom, we doen het lekker samen!

Misschien is het een goed idee om de klas eens lekker schoon te maken, voordat de Paasvakantie begint. Het was namelijk een oud gebruik om het huis voor Pasen helemaal spic en span te hebben.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het vroeger de taak van de vrouw was. Zij werkte niet buitenshuis en het huishouden was haar taak.

Tegenwoordig denkt men hier natuurlijk anders over. Dat komt doordat de vrouwen geëmancipeerd zijn. Iedereen die in een huis woont, hoort mee te helpen met de huishoudelijke taken.

Rond 20 maart wordt tegenwoordig “De grote opschoonactie” gehouden.

Als u op deze link klikt, komt u op een site met meer informatie.

Het is de bedoeling om meer aandacht te vragen voor zwerfafval.

Over de traditionele taakverdeling

Vroeger, tot in de jaren 60 van de vorige eeuw, werkten de meeste vrouwen niet buitenshuis. Zij deden het werk thuis. Daarom was je, als je getrouwd was, huisvrouw. Je zorgde voor het werk in het huis en voor de kinderen, als die er waren. Iedereen had respect voor een goede huisvrouw.

Maar wanneer was je nou een goede huisvrouw? Een goede huisvrouw zorgde dat het huis voor Pasen helemaal schoon was. Spic en span, noemde men dat. Dat was de naam van een schoonmaakmiddel in Engeland.

In die tijd had men ook vaak nog kolenkachels. Die gaven veel stof. Bovendien waren de huizen veel minder geïsoleerd. Omdat het er koud was, hield men in de winter het huis helemaal dicht. Het stof van de kachels bleef dus vaak in huis liggen. Na Pasen en de grote schoonmaak gebruikte men de kachel meestal niet meer.

Daarom werd het hele huis op zijn kop gezet. Men maakte schoon van boven naar beneden en van achteren naar voren.

Alle kasten moesten leeg en het linnengoed werd gewassen. Houten meubels werden in de boenwas gezet. Matten werden uitgeklopt met een mattenklopper. De ramen moesten worden gelapt. De gordijnen werden gewassen.

Nu hebben de meeste vrouwen ook een betaalde baan. De vrouwen werden namelijk steeds geëmancipeerder. Mannen gingen ook meer doen in het huishouden. Er kwamen apparaten die tijd bespaarden. Denk maar eens aan afwasmachines, stofzuigers, wasmachines…

Iemand vertelt hoe vroeger de schoonmaak werd gedaan

Tegenwoordig houden we de boel het hele jaar door een beetje bij.

In de tijd dat juf Ellis een kind was, was het nog heel normaal dat er zo gewerkt werd. Een cabaretartiest uit de jaren 60 was de beroemde Wim Sonneveld. Hij maakte een lied over Dora, die alles lekker schoonmaakt. Je ziet hier ook de beroemde tv-persoonlijkheid uit die tijd: Mies Bouwman. Verder zingt er een kinderkoor mee.

Wim Sonneveld zingt: “Dora”

Als je op het linkje klikt, kun je kijken naar een theater- en percussiegroep die uit Engeland komt: Stomp. (Dat is het Engelse woord voor “stamp”.) Gewoon drummen, vinden ze saai. Ze gebruiken hun lijf, voorwerpen en afvalom een voorstelling te maken met ritme, dans en grapjes. Ze doen veel aan bodypercussie. Ze maken van alles een muziekinstrument. Hier zie je een voorstelling met bezems. Er is er ook één met vuilnisbakken.

Teacher in role:

We gaan samen schoonmaken.
Denk aan het milieu bij schoonmaken.
Van boven naar beneden

• Losse troep opruimen en op zijn plek zetten
• Spinnen raggen
• Let op: regelmatig sop vervangen.
• Eerst sop en daarna met schoon water.
• Je hoeft niet altijd schoonmaakproducten te gebruiken. Je kan b.v. voor de ramen schoonmaakazijn gebruiken.
• Stof afnemen
• Ramen lappen
• Vloeren zuigen
• Vloeren dweilen
• W.c. en badkamer schoonmaken

Twee leugens en één waarheid

Dit is een bekende improvisatieopdracht:

Alle leerlingen bedenken drie feiten over zichzelf. Twee ervan zijn waar. Eén ervan is een leugen. Telkens komt er een leerling voor de groep staan. Die vertelt die drie feiten. De groep moet raden welke twee dingen waar zijn en wat de leugen is.

Dit spel is erg geschikt om aan het begin van het schooljaar samen te spelen. Je leert elkaar goed kennen!

Kijk, twee haasjes !

OB-OBS-SG

Dit versje leent zich natuurlijk goed voor de Paastijd. Het is een variatie op een traditioneel handspelletje dat met peuters en kleuters gedaan kan worden, maar in groep 3 vinden veel kinderen het af en toe ook nog leuk. Eigenlijk is het een ouderwets spelletje dat aan tafel gespeeld kan worden, net zoals “In de maneschijn.”

We hebben het iets meer educatief gemaakt voor groepen die iets meer aankunnen, door het versje uit te breiden met een stukje waarin de kleuren geoefend kunnen worden. Ook de letter waarmee de kleur begint, staat in het ei.

Helemaal onderaan de pagina staat oefenmateriaal.

Dit is een klein stukje van het versje.
Hiermee kan begonnen worden.
Dit is de uitgebreide versie van het versje, waarmee ook kleuren en de beginletters van de kleuren geoefend kunnen worden.

Je maakt met beide handen een v van de wijsvinger en middelvinger. Deze twee dubbele v’s, lijken op haasjes. Je houdt ze onder tafel, of achter je rug.

Kijk, daar komen twee haasjes aan.

(Laat één v zien)

De één heet Mo.

(Laat de andere v zien)

De ander Daan

(Haal haasje Mo is weg of stop hem weer achter je rug)

Dag Mo.

(Haal de v die haasje Daan is weg)

Dag Daan !

En tussen de wortels in de wei

Bij de puntjes wijs je een kleur aan van een kledingstuk van een kind. Kennen de kinderen die kleur? Zijn er meer kinderen die die kleur dragen?

zie ik opeens een mooi ………. ei

r

b

g

g

o

w

z

b

r

p

l

Over sprookjes

OB-MB-BB-SO-ML

Dit liedje kan in jongere groepen gebruikt worden als introductie van een sprookjesthema, of juist bij een afsluiting. Er komt één woord in voor dat in jongere groepen misschien uitgelegd moet worden: “heden”.

Voorbeeld hoe het liedje moet klinken
De karaoke versie van het liedje

Heel lang geleden, in een land hier ver vandaan,

leefde eens een boze draak. Ja, dat is zoals sprookjes gaan.

Maar aan het einde van elk verhaal,

leven ze lang en gelukkig allemaal.

Heel lang geleden, in een land hier ver vandaan.

leefde eens een grote reus. Ja, dat is zoals sprookjes gaan.

Maar aan het einde van elk verhaal,

leven ze lang en gelukkig allemaal.

Hier, in het heden, in een land hier heel dichtbij,

leefde eens een aardig kind. Ja, natuurlijk dat ben jij!

Ik hoop voor jou op een mooi verhaal.

Leef maar lang en gelukkig allemaal.

Leef maar lang en gelukkig allemaal.

Uitwerking

Nadat het lied gezongen is, kan je het samen over sprookjes hebben. In de meeste sprookjes gebeurt er iets spannends of engs. Maar het eindigt altijd goed: ze leefden nog lang en gelukkig allemaal. We hebben platen van bekende sprookjes onderaan op deze pagina staan. Kennen de leerlingen het sprookje?

De leerlingen kunnen zelf een sprookje verzinnen, waarin zij zelf de hoofdrol spelen.

  • Dat kan in toneelspel: groepjes verzinnen een sprookje.
  • Dat kan in een stelopdracht (verhaal of gedicht). Schrijf een sprookje waarin jij voorkomt.
  • Dat kan ook in een tekening, of in een knutselwerk.

Wat zou je willen meemaken in jouw sprookje? Dit kan besproken, uitgespeeld, maar ook bijvoorbeeld getekend worden. Je kan er ook zelf een muziekstuk of gedicht over maken.

Welk sprookje zie je op het plaatje?

Onder de douche

MB-BB-BBS

Houd jij ook zo van douchen of in het bad gaan? Wat vind jij prettiger? Het is goed om jezelf goed te verzorgen. Hygiëne is erg belangrijk. Maar… we moeten natuurlijk ook wel opletten dat we geen water verspillen!

Ik ben van nature een echte optimist.
Het glas is bij mij meestal “hallef” vol.
Ik zie meestal de zon en ik heb altijd goede zin.
Ik leef dus als het ware voor de lol.
Ik lach ook wat af met alle vrienden die ik ken,
Maar wil je van me weten………wanneer ik gelukkig ben?

Refrein:
Onder de douche met m’n washand en m’n zepie….
en het water klettert warm over m’n rug.
Ik voel me happy en voldaan,
maar mama roept: “Kom er eens onder vandaan!”
Nou, ik blijf veel liever staan …onder de douche.

Ik hoef geen miljoenen…. geen tien op m’n rapport.
Heb af en toe wel eens een goed idee.
Ik ben wel niet volmaakt, maar, tjonge, wie is dat nou wel?
Ik vind “mezelluf” prima en o.k.
Het leven kan mooi zijn; ach, je snapt wat ik bedoel.
Maar wil je van me weten, waar ik mij het fijnste voel?

Refrein

Vier seizoenenspel

OB-MB-OSO

Dit is een liedje over de vier seizoenen. Soms noemen mensen het ook wel eens de vier jaargetijden. Kennen jullie de vier seizoenen? Je hebt de lente. Je hebt de zomer. Je hebt de herfst. Je hebt de winter.

Verwerking

  • in dit liedje zit een quiz verstopt. Luister eerst het liedje en kijk goed naar de plaatjes. Daarna bekijk je plaatje voor plaatje. Bij welk seizoen hoort elk plaatje?
  • Je kan er ook een soort “Ren je rot-spel” van maken. De kinderen die “ja” zeggen, komen aan de ene kant staan en de kinderen die “nee” zeggen aan de andere kant van de leerkracht.
  • Ieder seizoen heeft bijzondere feesten. Vertel eens welke feesten je kent die bij een speciaal seizoen passen?
  • Je kiest één jaargetijde uit. Bijvoorbeeld de lente. Welke lentewoorden ken je allemaal? Kijk maar eens bij deze filmpjes waarin je woordenschat wordt geoefend.

Hieronder staan de vragen van het ren je rot spel voor de herfst in quizvorm. Het is heel simpel: hoort het plaatje bij de herfst, vul je ja in… Hoort het er niet bij vul je nee in. Als je honderd procent goed hebt, heb je alles goed. Als je een paar kleine foutjes hebt gemaakt, komen de goede antwoorden na afloop ook in beeld.

4
Aangemaakt op Door admin

Wat hoort er bij de herfst?

Kijk naar het plaatje. Hoort het bij de herfst? Dan zeg je ja. Hoort het niet bij de herfst, dan vul je nee in.

1 / 17

Is dit in de herfst?

2 / 17

Is dit in de herfst?

3 / 17

Is dit in de herfst?

4 / 17

Is dit in de herfst?

5 / 17

Is dit in de herfst?

6 / 17

Is dit in de herfst?

7 / 17

Is dit in de herfst?

8 / 17

Is dit in de herfst?

9 / 17

Is dit in de herfst?

10 / 17

Is dit in de herfst?

11 / 17

Is dit in de herfst?

12 / 17

Is dit in de herfst?

13 / 17

Is dit in de herfst?

14 / 17

Is dit in de herfst?

15 / 17

Is dit in de herfst?

16 / 17

Is dit in de herfst?

17 / 17

Is dit in de herfst?

Uw score is

De gemiddelde score is 100%

0%

Als het geen herfst is, kan je dit spel ook doen. Hieronder vind je een quiz waarbij je kan uitproberen of je goed weet wat er in elk seizoen gebeurt. Fouten maken, is natuurlijk helemaal niet erg. Samen met de groep kom je er vast wel uit.

3
Aangemaakt op Door admin

Raad het seizoen

Je ziet steeds een plaatje. In welk jaargetijde is die foto genomen?

1 / 17

In welk seizoen is dit?

2 / 17

Welk seizoen is het hier?

3 / 17

Welk seizoen is het hier?

4 / 17

Welk seizoen is het hier?

5 / 17

Welk seizoen is het hier?

6 / 17

Welk seizoen is het hier?

7 / 17

Welk seizoen is het hier?

8 / 17

Welk seizoen is het hier?

9 / 17

Welk seizoen is het hier?

10 / 17

Welk seizoen is het hier?

11 / 17

Welk seizoen is het hier?

12 / 17

Welk seizoen is het hier?

13 / 17

Welk seizoen is het hier?

14 / 17

Welk seizoen is het hier?

15 / 17

Welk seizoen is het hier?

16 / 17

Welk seizoen is het hier?

17 / 17

Welk seizoen is het hier?

Uw score is

De gemiddelde score is 98%

0%

 

Snapje over hoe het dag en nacht wordt en hoe de seizoenen werken. MB

Typ het woordje “zomer” in het zoekvenster en vind meer zomermateriaal!

Lentestemmen

OB-MB-BB -ML

We gaan luisteren naar een lentemuziekje dat gemaakt is door Johann Strauss de 2e. (Zijn vader was namelijk Johann Strauss de 1e). Luister naar de drie verschillende versies en kies welke jou het meeste aanspreekt.

Bij de lente hoort een sprookjesachtig lentemuziekje! Dat vond Johann Strauss junior ook al. Johann leefde heel lang geleden, in de 19e eeuw. Zeg maar de tijd van de opa van je opa. Hij leefde in Oostenrijk.

Daarom schreef hij in 1882 “Frühlingsstimmen.” Dat betekent: stemmen van de lente. Hij wilde laten horen hoe fijn alles weer voelde, als de lente terug kwam.

Welke uitvoering vind je het mooiste?

Als je het mooie muziek vindt, kun je er dan een tekening bij maken. Als je hem naar ons toestuurt, hangen we hem misschien wel in het Kzing museum. Kun jij een tekening maken bij deze muziek van Johann Strauss?

De tekst voor de solo was van Richard Genée. Hier lees je wat er ongeveer in het eerste couplet gezongen werd..

De leeuwerik zweeft in de blauwe lucht.
Het zachte windje waait mild en zijn lieve adem kust het veld.
Lente in al haar pracht wordt verwacht.
Ach… alle narde dingen zijn voorbij.
Zorgen worden milder.
Goede verwachtingen.
Het geloof in geluk keert terug.
Zonneschijn, je verwarmt ons.
Ach.. alles lacht… o, o, wordt wakker!
Dit gevoel willen wij nu ook wel weer hebben.

Johann Strauss II (1825- 1899) was een Oostenrijks violist en componist. Zijn vader, die zelf ook componist was, wilde eigenlijk niet dat hij musicus zou worden. Daarom ging hij stiekem op les. Zijn broers componeerden ook. Maar “Schani” was de beste van hen allemaal.

Bij de première was het lentestuk geen succes, maar uiteindelijk werd de wals heel beroemd. Later voegde hij er ook een solo-stem aan toe, voor de beroemde zangeres Bianca Bianchi.Soms gebruiken ze het stuk wel eens als een tussendoor-aria in de operette Die Fledermaus .

Johann kon zo goed walsen componeren, dat hij de bijnaam “De Koning van de wals” kreeg. Heb je wel eens gehoord van de Weense wals? Dat is een muziekstuk in driekwartsmaat. Dat betekent dat je steeds telt: 1,2,3, 1,2,3,1,2,3, enz.

Het is een dans voor orkest die in zijn tijd veel gedanst werd in grote danszalen in Wenen. Johann leefde ook in Wenen. Daar werden soms bals gehouden, waar prachtig geklede dames en heren bij elkaar kwamen om samen te dansen.

Stel je het verhaal van Assepoester er maar bij voor. Dames in mooie wijde jurken, mannen strak in het pak. Ze buigen en knikken en zwieren over de dansvloer. Natuurlijk dansen ze vaak een wals. Bekijk het filmpje maar eens.

Johann kon zo goed walsen componeren dat hij ervoor zorgde dat walsen niet alleen maar te horen waren in danszalen op bals, maar ook in concertzalen.

Beroemde componisten zoals Brahms bewonderden Johann.

Dolle lentedag

OB-MB-SO

21 maart begint de lente. De zon laat zich al een beetje zien. Tijd om een lekkere wandeling maken. Niet echt… maar we doen alsof. Op onze wandeling komen we veel geluiden tegen. Die kunnen we goed nadoen.

Maar eerst kijken we naar een stukje uit een film van Disney: Mary Poppins.

Laten we nu zelf een lentewandeling gaan maken! Doe je ogen maar dicht, terwijl de juf of meester vertelt. Kun je de geluiden maken waarover gesproken wordt?

We wandelen samen door de straten van de stad. Om ons heen horen we het verkeer.

Hoe klinkt een auto? Hoe klinkt een brandweerauto? En een ziekenwagen? We horen een heimachine.

We lopen weer verder en laten de stad een beetje achter ons. Opeens veranderen de geluiden.

We horen kikkertjes kwaken.

We horen een lammetje blaten.

We horen een kalfje loeien.

We horen biggetjes knorren.

We horen hoe het paard hinnikt en hoe het paard briest.

We horen de haan kraaien.

We horen de kippen tokken.

En we horen ook hoe de kuikentjes piepen.

We horen bijtjes zoemen.

We horen een hond blaffen, op het erf van een boerderij.

We wandelen weer verder. Plotseling zien we een bos. We besluiten het bos in te lopen.

We horen vogeltjes fluiten.

We horen een specht.

We horen een uil.

Dan zien we een mooi plekje in het gras, onder hoge bomen. Daar gaan we even liggen.

Langs ons kabbelt een beekje.

We vallen in slaap.

Hoor je hoe we snurken?

We slapen lekker, terwijl het zonnetje zacht schijnt. Maar dan valt de avond.

In de verte klinkt een kerkklok, die boven in een toren hangt.

We rennen heel hard naar huis.

We zijn nog net op tijd voor het heel hard gaat onweren.

Dat was een fijne wandeling!

Het rupsje/ De vlinder

OB-MB-ML

Luister naar een gedichtje en leer iets over gedichten, luister naar muziek uit de Romantiek van Edvard Grieg, acteer en kijk naar een natuurfilmpje. Eerst hoor je een gedichtje van juf Ellis dat gaat over een rupsje dat opeens verandert in een vlinder. Hij verbaast zich daar erg over.

Dit gedichtje is een “metafoor”. Dat betekent dat je iets vergelijkt met iets anders. In dit geval vergelijkt de dichter een rupsje met een mens. Die kan ook denken dat hij maar lelijk en niks is.. maar dan groeit hij/zij. en dan denkt hij/zij opeens: “Hee, ik ben eigenlijk heel erg veranderd… ik ben toch wel mooi!” Je moet altijd met zelfrespect naar jezelf kijken. Elk mens is mooi.

Er kroop een rupsje in het gras.
Hij vond dat hij héél lelijk was.
En daarom zei hij zacht: “Pardon,
ik kruip maar gauw in mijn cocon.”

Daar zat hij met een groen gezicht
te wachten op een sprankje licht.
En toen, opeens, zonder geluid,
kwam hij er als een vlinder uit.

“Ik wist niet dat ik vleugels had!”
dacht hij, verbaasd
en streek ze glad

“Dus rups zijn, was pas het begin.”
zei hij
en vloog de zomer (lente) in.

Dieren: vlinders

In de zomer zie je vaak mooie vlinders fladderen. Je denkt er dan niet altijd aan dat zo’n prachtige vlinder eerst een rupsje was. Wat kan jij over rupsjes en vlinders vertellen?

Rijm

  • In dit filmpje hoor je een versje, of … met een mooi woord “een gedicht.”
  • Ken je nog meer gedichtjes? Wat is eigenlijk een versje?
  • Eigenlijk is een versje een soort liedje zonder melodie.
  • Heel vaak rijmen woorden op elkaar. Wat is dat, rijmen?
  • Rijmt “lucht” op “zucht”? En rijmt “tak” op “dak”? En “tuin” op “huis”? En “kijk” op “lijf”?

Sommige woorden rijmen alleen aan de binnenkant, zoals “rijm” op “lijf”… er is een ij aan de binnenkant. Maar er zijn ook woorden die van binnen en aan het einde rijmen. “Rijm” rijmt helemaal op “slijm”. “Dak” rijmt helemaal op “Tak”. Soms hebben versjes coupletjes. Dat zijn een paar regeltjes die bij elkaar horen.

De vorm van een gedichtje

Koekjes bakken doe je met een vormpje. Gedichtjes hebben ook een vorm.

Ze hebben vaak een paar coupletjes. Dat zijn regeltjes die bij elkaar horen. In versjes horen er heel vaak 4 regeltjes bij elkaar.

Sonnet

Maar in dit versje zijn er eerst twee coupletjes van 4 regels en dan twee coupletjes van 3 regels. Dat heet met een mooi woord “een sonnet.”

Kunnen jullie met elkaar ook een versje maken? Het hoeft niet perse een sonnet te zijn, hoor. Een gedichtje met een coupletje van vier regeltjes is ook prima!

Acteren (teacher in role)

  • Beeld eens uit hoe het rupsje door het gras kruipt.
  • Hij eet een lekker blaadje.
  • Er komt een lieveheersbeestje aan. Het rupsje kijkt ernaar en denkt: “Die ziet er veel mooier uit dan ik.”
  • Het rupsje voelt zich heel lelijk.
  • Hij kruipt in elkaar van dat nare gevoel. Hij wordt heel klein.
  • Er komen allemaal draadjes om hem heen. Hij hangt in een cocon te wiebelen. Daar is het héél stil.
  • Plotseling scheurt de cocon een beetje en ziet hij weer wat licht.
  • Hij friemelt zich uit de cocon. Plotseling kriebelt er iets op zijn rug.
  • Hij kijkt eens goed. Wat is dat nou? Zijn dat nou zijn vleugeltjes? Hij had toch helemaal geen vleugeltjes?
  • Hij fladdert er eens mee… en plotseling merkt hij dat hij kan vliegen.
  • Het vlindertje vliegt en vliegt. Hij vliegt zelfs over het water.
  • Daar ziet hij zichzelf…
  • nou vindt hij zichzelf héél erg mooi. Wie had dat nou kunnen denken?

Beestjes van Mr. Luca

OB-MB-ML

Jazzmuziek over kriebelbeestjes waarop je vrij kan bewegen. Je leert hier ook improviseren met jabbertalk.

Mr. Luca maakt, samen met een aantal andere vaders, jazzliedjes voor kinderen. “Jazz” betekent “muziek met héél veel energie!” Als jij in de groep zit te wiebelen, zou juf of meester ook kunnen zeggen: “Zit niet zo te jazzen!” Als je naar het filmpje kijkt en luistert, hoor je dan die energie? En heb je ook zin om zelf op die muziek te bewegen?

Op deze muziek van Mr. Luca kan iedereen even lekker bewegen. Luister er eerst maar even naar.

Beestjes van Mr. Luca

Heb je al meegedanst? Laten we dat nog eens doen. Dan doen we eerst allemaal alsof er een kriebelbeestje op onze voeten loopt.

Dan dansen we er nog een keer op, maar nu doen we alsof we zelf kriebelende, kruipende beestjes zijn!

In het liedje hoor je de meneer gekke woordjes zeggen. Die betekenen niets. Dat heet “scatten.” Kunnen jullie ook scatten? Jullie kunnen zelf ook een scatliedje zingen:

Scatten en jabberen

Scatten lijkt wel een beetje op jabberen. Weet je niet wat jabberpraat is? Jibber jabber is een neptaal. Je speelt toneel en doet alsof je in een gekke taal spreekt. De woorden verzin je zelf.

Luister hier maar eens naar:

De Zweedse chef jabbert er op los. Uit de Muppetshow.

Kan jij dat ook? Misschien doet je juf of meester het wel voor. Misschien stelt ze je wel een jabbervraag. Wie durft er een jabberantwoord te geven?

Misschien kunnen middenbouwers die dit al eens gedaan hebben daarna samen in een groepje van 4 zelf een toneelstukje verzinnen. Daarin moeten ze in jabbertalk spreken.

1 iemand is de chef. 1 iemand is het hulpje van de chef. 1 iemand is de ober. 1 iemand is een klant die in het restaurant komt eten. Niemand spreekt normaal, iedereen jabbert.

Speel het verhaaltje daarna voor de rest van de groep. Zorg dat je verhaaltje een begin en een eind heeft. Ga niet met je billen naar het publiek staan en jabber luid en duidelijk.

Over jazz

Jazz is een muziekstijl die begonnen is met gewoon lekker zelf verzinnen. Dat noem je improviseren. Sommige mensen vinden dat jazz grotemensenmuziek is. Mr. Luca vindt dat kinderen niet alleen maar naar kindermuziek hoeven te luisteren. Vinden jullie dat ook? Luisteren jullie wel eens naar “grote mensen muziek?” Welke muziek is dat dan?

De muziek is beïnvloed door de ritmes uit West Afrika. De jazz is ontstaan in New Orleans, doordat Ragtime, Blues, Folk, Negro spirituals en Franse marsmuziek samensmolten. In het begin vonden ze deze muziek niet netjes.

Later, vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw, werd jazz heel populair, maar in de jaren vijftig werden er weer minder jazzplaten verkocht. Dat kwam omdat de jazz “aparter” begon te klinken, door het geëxperimenteer.

Bovendien werden de mensen toen enthousiaster van rock”n’roll dansmuziek.

Maar jazz is niet verdwenen en ook vandaag de dag is er nog jazz.

Dichters op vrije voeten

Versvoeten

De woorden van een gedicht hoeven niet per se te rijmen, maar ze hebben wel altijd een ritme. Sommige lettergrepen duren langer en sommige korter.

Daardoor kun je veel gedichten ook op muziek zetten, maar je kan het ritme van het gedicht ook scanderen. Hardop opzeggen, zeg maar. Dat deden de Grieken ook al. De Romeinen aapten hen daar in na en zo is dat de hele geschiedenis doorgegaan. Wij gebruiken natuurlijk ook ritme in onze gedichten. 

De Grieken en Romeinen deelden het ritme van gedichten in, in , in versvoeten. Er zijn namen voor de versvoeten/ de ritmes.

Een gedicht kan in jambes zijn: kort- lang : geweld, cadeau, alleen

Een gedicht kan in trochaeën zijn: lang- kort: robot, schoolbel, winter, nadeel, huiswerk

Een gedicht kan ook in dactyli zijn: lang, kort, kort : bloemlezing, springkussen

Een gedicht kan in spondaeën zijn: lang, lang : wanklank, dokter

Een gedicht kan in anapesten zijn: kort, kort, lang : anapest, document, pyromaan

Een gedicht kan in amfibrachi zijn: kort lang kort: gemakzucht, belangrijk, computer

Meer leren over gedichten?

 

Gedichten hebben ook een vorm

 

Elfje
Nicolaas
Oude man
Lange grijze baard
Staf, mijter en paard
Sint

limerick
Er was eens een pietje uit Spanje,
Die hield echt heel veel van Oranje,
Hij kwam naar ons land
gaf de koning een hand.
Die droeg blauw, dus die piet zei: “Hoe kan je!”

Haiku
De boom heeft het koud.
Maar eigen schuld dikke bult.
Hou je jas dan aan.

Er zijn nog meer vormen, zoals een sonnet en een Flarf.

Een Flarf is een gedicht waarin zoekresultaten van het internet zijn verwerkt. Een flarf kan helemaal bestaan uit zoekresultaten, maar het kan ook zijn dat er in een tekst stukjes van het internet gebruikt worden.

De Flarf komt uit Amerika, maar ook Nederlandse dichters houden zich ermee bezig. Het is een soort taalcollage. Sommige mensen vinden flarfen niet goed. Ze vinden dat een gedicht moet zeggen wat je voelt en vindt. Een flarf ontstaat uit toeval. Je googlet wat en daar maak je een gedicht mee. Andere mensen vinden juist dat dichters er hun woordenschat door uitbreiden en meer gaan nadenken over zichzelf. Je kunt je eigen stijl er ook mee aanvullen.

Het bekendste gedicht van Nederland is “doorgecomponeerd”. Dat wil zeggen dat het maar door- en doorgaat.

Er is wel sprake van volrijm. Het is een gedicht dat Hendrik Marsman (1899-1940) schreef. Het wordt vaak voorgelezen:

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

Dichten kan een leuke hobby zijn, die niet veel geld kost. Je hebt er ook niet veel voor nodig. Een potlood en een opchrijfboekje, of je toetsenbord en Word zijn al voldoende.

Maak zelf eens een Flarf!

 

Opdracht: Schrijf een elfje over Seikilos.

de eerste dichtregel gebruik je één woord

de tweede regel: twee woorden

de derde regel: drie woorden

de vierde regel: vier woorden

de vijfde regel: één woord, dat het gedicht samenvat

Er zijn verschillende soorten gedichten:

  • Elfje
  • Haiku
  • Limerick
  • Flarf
  • Sonnet
  • Rondeel
  • Kwatrijn
  • Naamdicht
  • en nog veel meer!

Wat is poëzie

Versvoeten

De woorden van een gedicht hoeven niet per se te rijmen, maar ze hebben wel altijd een ritme. Sommige lettergrepen duren langer en sommige korter.

Daardoor kun je veel gedichten ook op muziek zetten, maar je kan het ritme van het gedicht ook scanderen. Hardop opzeggen, zeg maar. Dat deden de Grieken ook al. De Romeinen aapten hen daar in na en zo is dat de hele geschiedenis doorgegaan. Wij gebruiken natuurlijk ook ritme in onze gedichten. 

De Grieken en Romeinen deelden het ritme van gedichten in, in , in versvoeten. Er zijn namen voor de versvoeten/ de ritmes.

Een gedicht kan in jambes zijn: kort- lang : geweld, cadeau, alleen

Een gedicht kan in trochaeën zijn: lang- kort: robot, schoolbel, winter, nadeel, huiswerk

Een gedicht kan ook in dactyli zijn: lang, kort, kort : bloemlezing, springkussen

Een gedicht kan in spondaeën zijn: lang, lang : wanklank, dokter

Een gedicht kan in anapesten zijn: kort, kort, lang : anapest, document, pyromaan

Een gedicht kan in amfibrachi zijn: kort lang kort: gemakzucht, belangrijk, computer

Meer leren over gedichten?

Gedichten hebben ook een vorm

Er zijn verschillende soorten vormen in gedichten:

  • Elfje
  • Haiku
  • Limerick
  • Flarf
  • Sonnet
  • Rondeel
  • Kwatrijn
  • Naamdicht
  • en nog veel meer!

Elfje
Nicolaas
Oude man
Lange grijze baard
Staf, mijter en paard
Sint

limerick
Er was eens een pietje uit Spanje,
Die hield echt heel veel van Oranje,
Hij kwam naar ons land
gaf de koning een hand.
Die droeg blauw, dus die piet zei: “Hoe kan je!”

Haiku
De boom heeft het koud.
Maar eigen schuld dikke bult.
Hou je jas dan aan.

Er zijn nog meer vormen, zoals een sonnet en een Flarf.

Een Flarf is een gedicht waarin zoekresultaten van het internet zijn verwerkt. Een flarf kan helemaal bestaan uit zoekresultaten, maar het kan ook zijn dat er in een tekst stukjes van het internet gebruikt worden.

De Flarf komt uit Amerika, maar ook Nederlandse dichters houden zich ermee bezig. Het is een soort taalcollage. Sommige mensen vinden flarfen niet goed. Ze vinden dat een gedicht moet zeggen wat je voelt en vindt. Een flarf ontstaat uit toeval. Je googlet wat en daar maak je een gedicht mee. Andere mensen vinden juist dat dichters er hun woordenschat door uitbreiden en meer gaan nadenken over zichzelf. Je kunt je eigen stijl er ook mee aanvullen.

Het bekendste gedicht van Nederland is “doorgecomponeerd”. Dat wil zeggen dat het maar door- en doorgaat.

Er is wel sprake van volrijm. Het is een gedicht dat Hendrik Marsman (1899-1940) schreef. Het wordt vaak voorgelezen:

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

Dichten kan een leuke hobby zijn, die niet veel geld kost. Je hebt er ook niet veel voor nodig. Een potlood en een opchrijfboekje, of je toetsenbord en Word zijn al voldoende.

Maak zelf eens een Flarf!

Opdracht: Schrijf een elfje over Seikilos.

de eerste dichtregel gebruik je één woord

de tweede regel: twee woorden

de derde regel: drie woorden

de vierde regel: vier woorden

de vijfde regel: één woord, dat het gedicht samenvat

Er zijn verschillende soorten gedichten:

  • Elfje
  • Haiku
  • Limerick
  • Flarf
  • Sonnet
  • Rondeel
  • Kwatrijn
  • Naamdicht
  • en nog veel meer!
Wat is poëzie

Versvoeten

De woorden van een gedicht hoeven niet per se te rijmen, maar ze hebben wel altijd een ritme. Sommige lettergrepen duren langer en sommige korter.

Daardoor kun je veel gedichten ook op muziek zetten, maar je kan het ritme van het gedicht ook scanderen. Hardop opzeggen, zeg maar. Dat deden de Grieken ook al. De Romeinen aapten hen daar in na en zo is dat de hele geschiedenis doorgegaan. Wij gebruiken natuurlijk ook ritme in onze gedichten. 

De Grieken en Romeinen deelden het ritme van gedichten in, in , in versvoeten. Er zijn namen voor de versvoeten/ de ritmes.

Een gedicht kan in jambes zijn: kort- lang : geweld, cadeau, alleen

Een gedicht kan in trochaeën zijn: lang- kort: robot, schoolbel, winter, nadeel, huiswerk

Een gedicht kan ook in dactyli zijn: lang, kort, kort : bloemlezing, springkussen

Een gedicht kan in spondaeën zijn: lang, lang : wanklank, dokter

Een gedicht kan in anapesten zijn: kort, kort, lang : anapest, document, pyromaan

Een gedicht kan in amfibrachi zijn: kort lang kort: gemakzucht, belangrijk, computer

Meer leren over gedichten?

Gedichten hebben ook een vorm

Er zijn verschillende soorten vormen in gedichten:

  • Elfje
  • Haiku
  • Limerick
  • Flarf
  • Sonnet
  • Rondeel
  • Kwatrijn
  • Naamdicht
  • en nog veel meer!

Elfje
Nicolaas
Oude man
Lange grijze baard
Staf, mijter en paard
Sint

limerick
Er was eens een pietje uit Spanje,
Die hield echt heel veel van Oranje,
Hij kwam naar ons land
gaf de koning een hand.
Die droeg blauw, dus die piet zei: “Hoe kan je!”

Haiku
De boom heeft het koud.
Maar eigen schuld dikke bult.
Hou je jas dan aan.

Er zijn nog meer vormen, zoals een sonnet en een Flarf.

Een Flarf is een gedicht waarin zoekresultaten van het internet zijn verwerkt. Een flarf kan helemaal bestaan uit zoekresultaten, maar het kan ook zijn dat er in een tekst stukjes van het internet gebruikt worden.

De Flarf komt uit Amerika, maar ook Nederlandse dichters houden zich ermee bezig. Het is een soort taalcollage. Sommige mensen vinden flarfen niet goed. Ze vinden dat een gedicht moet zeggen wat je voelt en vindt. Een flarf ontstaat uit toeval. Je googlet wat en daar maak je een gedicht mee. Andere mensen vinden juist dat dichters er hun woordenschat door uitbreiden en meer gaan nadenken over zichzelf. Je kunt je eigen stijl er ook mee aanvullen.

Het bekendste gedicht van Nederland is “doorgecomponeerd”. Dat wil zeggen dat het maar door- en doorgaat.

Er is wel sprake van volrijm. Het is een gedicht dat Hendrik Marsman (1899-1940) schreef. Het wordt vaak voorgelezen:

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

Dichten kan een leuke hobby zijn, die niet veel geld kost. Je hebt er ook niet veel voor nodig. Een potlood en een opchrijfboekje, of je toetsenbord en Word zijn al voldoende.

Maak zelf eens een Flarf!

Opdracht: Schrijf een elfje over Seikilos.

de eerste dichtregel gebruik je één woord

de tweede regel: twee woorden

de derde regel: drie woorden

de vierde regel: vier woorden

de vijfde regel: één woord, dat het gedicht samenvat

Er zijn verschillende soorten gedichten:

  • Elfje
  • Haiku
  • Limerick
  • Flarf
  • Sonnet
  • Rondeel
  • Kwatrijn
  • Naamdicht
  • en nog veel meer!

Wat is poëzie

Winter in Nederland

MB-BB

Een liedje over de kwakkelwinters die we soms in Nederland hebben. In tijden van Corona luister je toch nét even anders naar dit liedje. Maar het is nog steeds zo dat vroeg naar bed gaan, groenten en fruit eten en bewegen kan helpen om je immuunsysteem in orde te houden. Doen dus!

Hier zie en hoor je hoe het in het theater is gezongen
Hier zie je het met woorden erbij
De karaoke versie

Winter in Nederland!
En iedereen die draagt een sjaal,
een muts en wollen wanten,
want de winter in Nederland…
staat bekend om zijn mist
om zijn hagel, wind en regen.
Om zijn gladheid en zijn kou,
daar kan iedereen hier tegen!
En wel drie keer in de eeuw….
een beetje sneeuw…

Winter in Nederland!
Eet jij wel vitaminen,
mineralen en je bord leeg?
Want de winter in Nederland
staat bekend om zijn griep,
als de sneeuwvlokken verschijnen.
En ben jij weer op de been,
zie je het laatste ijs verdwijnen.
Nou, tot zover winterpret…
De winter is vol zakdoeken
en dropjes in je bed…

Charlie Chaplin en Pantomime

Uitgelicht: Charlie Chaplin

We willen het hebben over één van de grootste artiesten ooit: de acteur, regisseur, componist en komiek Charles Spencer Chaplin, beter bekend als Charlie Chaplin. (1889-1977)

Hij werd in Londen geboren. Hij deed aan pantomime en vaudeville. Pantomime is spelen zonder te praten. Vaudeville is muziektheater dat een beetje op veriété lijkt. Een soort voorloper van cabaret en stand-upcomedy. Charlie Chaplin is waarschijnlijk één van de beroemdste filmsterren ter wereld geweest, is heel rijk geworden en heeft heel veel onderscheidingen gehad.

Maandag

Kom, we spelen cinema.

Doen we Charlie Chaplin na.

Wandelstok en een bolle hoed.

Doe wat Charlie doet.

In de loop van de week gaan we een invulling bedenken voor het tussenstukje, waar alleen muziek klinkt. Vandaag mag je er gewoon naar kijken en luisteren.

Vervolgens zing je het couplet weer

Dinsdag

Opdracht

Leer Charlie Chaplin kennen. Kijk goed naar zijn bewegingen, zijn stil spel, zijn mimiek in de filmpjes hieronder…

Woensdag

Opdracht

1. Herhaal het liedje van maandag nog eens

2. Kijk naar het filmpje hieronder en probeer mee te doen

Hier zie je hoe iemand Charlie Chaplins bewegingen nadoet.
Let goed op! Doe mee, waar het kan.

Opdracht

Bedenk in een groepje van 3 personen een heel korte scène voor in een stomme film. Bij dat toneelstukje mag niet gepraat worden. Je doet alsof je zelf in een stomme film speelt. Eén van de personen speelt Charlie Chaplin. Wanneer je niet in groepjes kan werken, kan je ook met de hele groep afspreken welke gebaren van Charlie Chaplin je kan uitbeelden.

Donderdag

Opdracht

Herhaal het liedje van maandag.

Kort het toneelstukje zover in dat je het kan spelen op de plek waar alleen muziek klinkt.

Vrijdag

Over Charlie Chaplin

Charles had niet zo’n leuke jeugd. Zijn ouders waren reizende toneelspelers, maar gingen na zijn geboorte snel uit elkaar. Zijn moeder deed haar kinderen in het armenhuis en later kwam hij in een soort weeshuis terecht. Zijn vader stierf aan de alcohol en zijn moeder werd opgenomen in een huis voor mensen met geestesziekte. Later bleek dat ze nog een broertje hadden.

In 1910 emigreerde Charlie naar de V.S. Charlie Chaplin was tegen racisme. Hij was heel erg tegen antisemitisme. Doordat hij zo opkwam voor armere groepen, werd hij ervan beschuldigd dat hij communist was. Dat vonden Amerikanen niet zo leuk.

Hij werd wereldberoemd door zijn bekendste rol: de zwerver (The Tramp). Dat was een simpel mannetje met een klein snorretje, een strak zwart jasje, een rotan wandelstok en een bolhoedje, die altijd op een bepaalde, grappige, manier liep. Men noemde dat “toffeehakken”. Hij is altijd degene die de underdog is, maar hij weet altijd te overwinnen.

Deze rol speelde hij van 1914 tot 1936 in heel veel films. Dat waren vooral stomme films. Dat betekent niet dat het geen goede films waren, maar dat betekent dat het films waren waarin niet gesproken werd, omdat de geluidstechniek nog niet zover was. Juist omdat Charlie zo goed was in pantomime werd hij zo’n beroemde filmster. Hij was super goed in stil spel.

Hij trouwde vier keer, had ook nog heel veel vriendinnen ernaast en kreeg een aantal kinderen.

Hij overleed in 1977, op 88 jarige leeftijd. Zijn lichaam werd gestolen, omdat men losgeld wilde eisen. Maar dit plannetje mislukte. De dieven werden gearresteerd.

Improviserend acteren

Improviseren is een spelvorm bij acteren, oftewel bij toneelspelen. Een spelvorm is de manier waarop je toneelspeelt. Je kan bijvoorbeeld mime spelen, een uitgeschreven tekst uitspelen, een tableau vivant neerzetten, maar je kan ook improviseren.

Improviseren is een manier van toneelspelen waarbij de deelnemers van te voren niet weten welke kant het verhaal op zal gaan. Iedereen mag ter plekke zelf bedenken hoe te reageren op het spel van een ander.

Onder de voorbeelden van improvisatieopdrachten, vind je meer uitleg over improviserend acteren.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Om te kunnen improviseren, moet je lekker associëren (bepaalde dingen met elkaar in verband brengen, op iets voortborduren) en durven fantaseren (de realiteit loslaten). Het belangrijkste van improviseren is, meegaan met wat de ander zegt of doet en het spel niet blokkeren.

  • Geef niet alleen ja- of nee-antwoorden
  • Ontken niet wat een ander zegt. Als iemand bijvoorbeeld zegt: “Hou eens op met dat stampvoeten” ontstaat er een leukere scène als je speelt dat je gestampvoet hebt, dan wanneer je zegt: “Dat doe ik niet.” In het laatste geval ligt de scène stil.
  • Laat je tegenspelers “shinen”. Improvisatie is geen wedstrijd in wie de leukste is.

Hieronder vind je materiaal rondom improvisatie:

Improvisatieoefeningen kan je het beste doen met wat oudere of meer gevorderde leerlingen. Het is ook fijn als de deelnemers elkaar vertrouwen. Er zijn namelijk best wat leerlingen die improviseren eng vinden en er een beetje van dichtklappen. Ze zijn bang dat ze niet direct goed kunnen reageren op wat een ander zegt of doet, of ze zijn bang dat ze niet grappig kunnen zijn. Bepaalde programma’s op de tv hebben namelijk de indruk gewekt dat dat moet, maar een improvisatie hoeft niet perse grappig te zijn.

Om je voor te bereiden op improviseren, kan je eerst een opwarming doen. Bijvoorbeeld een rondje associëren, of emoties uitbeelden in stappen, of een bewegingsspel waarbij je de beweging van een ander overneemt, een oefening in groot en klein spel, of een jabbertalk oefening.

Improviseren helpt je verder op de leerlijn samenwerken. Je leert er ook beter door samenwerken en communiceren.


Teacher in role

Teacher in role is een spelvorm bij acteren, oftewel bij toneelspelen. Een spelvorm is de manier waarop je toneelspeelt. Je kan bijvoorbeeld improviseren, een uitgeschreven tekst uitspelen, (panto)mime spelen, een tableau vivant neerzetten, maar je kan dus ook een teacher in role spel doen.

In een teacher in role spel speelt de leerkracht zelf mee in een bepaalde rol en stimuleert de leerlingen om mee te spelen, mee te denken en mee te acteren.

Lees verder onder het aangebonden materiaal.

Hieronder is materiaal te vinden waarbij teacher in role spel aan bod komt:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Teacher in role spel is vooral in de onderbouw goed te gebruiken. Jonge kinderen spelen immers al heel vaak een rollenspel. Ze spelen bijvoorbeeld dat zij de ouders zijn en dat het kleine zusje dan “het kind” is. Ook ouders en grootouders doen al vaak mee met dit spel. Je ziet dat bijvoorbeeld bij samen winkeltje spelen. Papa is de klant en koopt iets bij het kind. Als papa dan wat sturing geeft aan het verhaal, is dat eigenlijk een teacher in role spel.

De simpelste vorm van teacher in role is misschien nog wel voor- en nadoen. In dat geval speelt de leerkracht dezelfde rol als de leerlingen. bijvoorbeeld: “nu gaan we allemaal springen als kikkers”, of “we kijken allemaal heel boos”. De leerkracht doet het voor… iedereen doet mee. Dit is een veilige manier voor kinderen om te acteren. Ze weten dat ze niets fout doen en het vraagt ook nog geen eigen initiatief.

Bij wat meer uitgewerkte teacher in role spelen, fantaseren de leerlingen zelf mee. Dan heeft de leerkracht een andere rol dan de leerlingen. Meestal is de leerkracht in ieder geval de verteller die richting geeft aan het verhaal dat uitgespeeld wordt. De leerkracht is bijvoorbeeld de hoofdpiet die de pietjes (de leerlingen) een taak geeft. Een leerkracht kan ook meerdere rollen spelen. Bijvoorbeeld zichzelf, maar ook de grote boze wolf. Het helpt om het andere personage dan iets van kostuum, of rekwisieten te geven, om de herkenbaarheid te vergroten.

Bij nog meer uitgebreide teacher in role spelen, hebben de leerlingen steeds meer een persoonlijke eigen inbreng. Er kunnen antwoorden gegeven worden, geïmproviseerd etc. Het verhaal kan zelfs samen vormgegeven worden, waardoor verschillende groepen tot een verschillend verhaal komen. Dit is een goede manier om samen te oefenen in “meegaan tijdens het improviseren, in plaats van tegenwerken.” Het brengt leerlingen ook verder in de activiteit samenwerken.

Het is belangrijk dat iedereen weet dat je niets “fout” kan doen, hoewel je een verhaal natuurlijk best bij mag sturen als er bijvoorbeeld iets gewelddadigs verzonnen wordt.

Leer de leerlingen meteen “groot” te spelen. Grote gebaren, duidelijke mimiek, flinke bewegingen, duidelijke klanken.

Sint Maarten vieren

OB-OBS

In dit filmpje kan je zien en horen hoe sommige kinderen het Sint Maartenfeest vieren door langs de deuren te gaan voor een snoepje of stukje fruit. Het is een soort podcast met filmmateriaal erbij.

Als je alleen het geluid laat horen, kan je ondertussen uitbeelden wat er gebeurt. Het is dan een teacher in role spel.

Gedichtwoord

OB-MB-ML-BBS

In deze podcast vertelt juf Ellis iets over gedichten en woorden die goed in gedichten passen.

Na afloop van de podcast kies je zelf een gedichtwoord uit en gaat daar een kunstwerk van maken.

Dat kunstwerk kan in het Kzingmuseum komen te hangen. Dat zouden meester Evan en juf Ellis erg leuk vinden. Je kunt het versturen via de brievenbus.

Verzin een griezelverhaal

MB-BB-BBS

Het is weer tijd om samen lekker te griezelen. Allerheiligen, Allerzielen, Halloween, Dia de los Muertos…

Soms komen de geesten ons plagen, zoals bij Halloween en soms gedenken we op een vrolijke manier onze lieve overleden voorouders die ons gezellig komen bezoeken, zoals op de Dia de los Muertos.

Samen een beetje griezelen, kan heel leuk zijn. Daarom gaan jullie zelf, of in groepjes, een griezelverhaal verzinnen. Maar…. we geven je wel wat opdrachten.

Kies waar jullie verhaal zich afspeelt:

Spookachtig bos met volle maan
Oud huis met Halloweenversiering
Oud kasteel

Kies op welk tijdstip jullie verhaal zich afspeelt (kan ook een langere tijd zijn, bijvoorbeeld “een dag”):

Ochtend
Avond
Nacht

Kies welke personen in jullie verhaal een rol spelen:

Detective
Verkleed persoon
Kind met pop

Kies wat er voor engs gaat gebeuren en bedenk of jullie verhaal goed afloopt, slecht afloopt of een open einde heeft.

Alle groepjes vertellen hun verhaal aan de rest van de groep

Geef elkaar na afloop tips en tops.

Je mag alles natuurlijk aanvullen. Bedenk het verhaal samen en oefen samen om het verhaal te vertellen. Bedenk wie wat vertelt.

Gedicht leren

OB-MB-BB

Kan jij een gedicht uit je hoofd leren? Een mooi woord hiervoor is memoriseren. Probeer het uit met dit gedicht:

Hier hoor je het gedicht en zie je er plaatjes bij

Winter

Koude voeten. Koude oren.

Zelfs mijn neus is half bevroren.

Dikke wanten. Twee paar sokken.

Maar waar blijven nou die vlokken?

Wit en blauwe sneeuwkristallen,

die maar dwarrelen en vallen

op mijn wimpers… in mijn dromen.

Wanneer zou de sneeuw toch komen?

Copyright Evan Castenmiller info@kzing.nl

Hier draagt meester Evan zijn gedicht voor

Sommige mensen vinden het moeilijk om zélf een kunstwerk te bedenken en maken. Soms zeggen die mensen: “Ik ben niet zo creatief.”

Maar dat hoeft niet waar te zijn. Je kan op veel manieren creatief zijn. Je kunt bijvoorbeeld ook creativiteit stoppen in het uitvoeren “van kunstwerken die andere mensen bedacht hebben.

Componisten schrijven soms een lied dat later door héél veel andere mensen gespeeld wordt. De mensen die hun werk uitvoeren, zijn dan toch bezig met kunst. Zij bedenken, hoe ze dat lied van iemand anders het mooiste kunnen laten horen en daar oefenen ze ook heel veel voor.

Soms lezen mensen verhalen voor uit boeken die andere mensen geschreven hebben. Ze lezen het zo goed mogelijk voor. Af en toe gebruiken ze er zelfs verschillende stemmetjes bij. Er worden zelfs wel eens voorleeswedstrijden gehouden.

Je kan ook met kunst bezig zijn door een gedicht van een ander voor te lezen, of uit je hoofd te leren en op te zeggen.

Je doet dat natuurlijk zo goed mogelijk, zodat iedereen hoort dat je het gedicht echt begrepen hebt. Je zegt de woorden niet saai op, maar je spreekt rustig, gebruikt klemtonen bij belangrijke woorden en af en toe neem je pauzes. je kan zelfs je mimiek (zijn gezichtsuitdrukkingen) gebruiken, om de betekenis van het gedicht over te brengen op andere mensen.

Dit heet: “een gedicht voordragen”, of “een gedicht declameren”, of “een gedicht ten gehore brengen”.

Waarom zou je dit nou eigenlijk doen?

1.Je vindt het leuk. (Dat is de belangrijkste reden!)

Kunst maken, is net als spelen. Je probeert van alles uit en het is super leuk om te doen.

2.

Je traint je geheugen er mee.

Dat is altijd handig. Zeker als je naar een middelbare school gaat, waar je soms rijtjes, of heel veel woordjes uit je hoofd moet leren.

3.

Je leert presenteren.

Je leert hoe je iets op een goede manier aan mensen kan laten zien en horen. Dat heet: “presenteren”. Het woord “presenteren”, betekent letterlijk “aanbieden”. Als je een gedicht voordraagt, presenteer je het gedicht, maar je presenteert ook jezelf. Je laat zien en horen hoe mooi dat gedicht is, maar ook jezelf. Mensen kunnen zien en horen dat je rustig praat, het gedicht snapt en dat op andere mensen kan overbrengen. Je laat je talent zien.


Die vaardigheid kan je gebruiken als je een spreekbeurt moet doen, of later… als je solliciteert.

Waar leer je declameren?

Je hoeft niet naar een school en je hoeft ook geen dure cursus te doen om met deze kunstvorm bezig te zijn. Je kan het gewoon thuis doen. Er zijn heel veel gedichten die het waard zijn om uit je hoofd te leren.

Wij gaan oefenen met declameren

1.

Je leert het gedicht uit je hoofd. Je memoriseert het.

2.

Je draagt het gedicht voor, voor een publiek. Je voert het uit. Je declameert het.

Zoek uit hoe jij het gedicht het beste uit je hoofd kan leren.

1 Leer door te luisteren

Je kan luisteren en luisteren hoe iemand anders het doet, tot je het weet. Voor sommige mensen werkt het het beste als ze met hun ogen dicht luisteren. Wie goed kan leren door te luisteren leert “auditief.” Zo heet dat.

2. Leer door er ook naar te kijken

Gedichten declameren is een kunst met klank, net zoals muziek. Je hebt je oren dus nodig. Maar ook je ogen kunnen je helpen. Sommige mensen hebben juist plaatjes nodig, om iets goed te onthouden. Die mensen leren “visueel”; dat betekent door te kijken. Je kan steun hebben aan de plaatjes bij het gedicht.

3. Leer door te doen

Sommige mensen zijn doeners. Die leren beter door actief te zijn.

Ze kunnen bijvoorbeeld meteen de woorden hardop mee te zeggen die ze al kennen.

Vind je het moeilijk om de zinnen meteen helemaal te onthouden? Probeer dan eens eerst de laatste woorden aan te vullen.

Sommige mensen helpt het om er gebaren bij te maken. Kies passende gebaren uit, die bij het gedicht passen.

4. Alles ineens, of stap voor stap?

Sommige mensen proberen alles tegelijk te onthouden. Sommige mensen zijn hier goed in. Dan is dat geen probleem.

Anderen leren beter door het stap voor stap te doen. Als je iemand bent die op die manier leert, leer je eerst 1 regel uit je hoofd. Als je die goed kent, doe je er een regel bij. Herhaal regel 1 en 2. Als die twee echt zitten, voeg je er weer een regel aan toe en zo ga je door. Je kan dit ook op verschillende dagen doen.

Het ene is niet beter dan het andere. Je moet uitzoeken wat voor jou werkt.

Zoek publiek.

Voor wie wil jij het gedicht opzeggen? Die persoon (of personen) is/zijn je publiek. Kies je publiek goed uit.

1.

Kies iemand die van gedichten houdt.

2.

Kies iemand die van jou houdt en het leuk vindt dat jij met zulke dingen bezig bent.

3.

Kies iemand die vindt dat mensen die nieuwe dingen leren, niet meteen super goed in iets moeten zijn. Zoek iemand uit die complimentjes geeft, maar ook durft te vertellen wat je nog kan verbeteren. Zoek iemand die tips geeft, geen trappen.

4.

Ga naar die persoon toe als hij of zij tijd heeft. Misschien is je moeder wel je trouwste fan en vindt ze het superleuk dat je dit doet, maar heeft ze net een zoom-meeting en echt geen tijd voor een voordracht. Kies je moment goed uit.

Laat ons eens horen of het je gelukt is om het gedicht te memoriseren. Klik op de brievenbus en stuur ons een berichtje.

Kleine heks

OB-OSO

Op deze pagina staan liedjes en een bewegingstussendoortje over heksen. In het liedje van Kzing krijgt iemand een heksenhoed. Dan is die persoon de heks (of tovenaar.. maar in het liedje zingen we heks) en kan die persoon kiezen waarin de rest van de leerlingen betoverd wordt.

De ingezongen voorbeeldversie
Jonge kinderen laten zien hoe je dit liedje kan uitspelen

Ik zie een kleine heks. Die heks die zegt iets geks:

Van je hocus pocus pilates pas.. Ik wou dat jij een zwemmer was.

Een zwemmer die doet zo… Een zwemmer die doet zo… Zo doet een zwemmer dus.

Een zwemmer die doet zo… Een zwemmer die doet zo… Zo doet een zwemmer dus.

Aanwijzingen bij het liedje

In sprookjes komen vaak heksen voor. Sommige zijn aardig en sommige een beetje gemeen. Stel je eens voor dat je zelf een heks was… In het liedje van de kleine heks, worden wat voorbeelden gegeven van dingen waarin de toverheks je kan veranderen, maar natuurlijk kunnen jullie ook zelf iets verzinnen.

Per liedje zijn er 3 heksen (of tovenaars. Zij mogen met hun toverstaf zwaaien en vertellen waar de rest van de groep in verandert.

De andere kinderen gaan in het tweede stukje van het liedje ook doen alsof ze dat ook echt zijn. (Als kikkers springen, als koningen zwaaien, als standbeeld stilstaan etc.)

Maar let op: bij het tussenmuziekje moet je weer gauw gewoon doen, want dan gaat de volgende heks je in iets veranderen.

De laatste keer komen alle dingen nog één keer voorbij, in omgekeerde volgorde.

Hieronder staat bewegingstussendoortje van Cooking class. Zij maken heel goede bewegingstussendoortjes en combinerendrama met bewegen. Het begin van het filmpje is een beetje griezelig. Het is wel fijn dat je weet dat dit geen echte heks is, maar een verkleed persoon.

Bewegingstussendoortje van Cookingclass

Tot slot nog een liedje over heksen uit Sesamstraat. Je leert hier achteruit tellen.

Zes heksen bij elkaar, uit Sesamstraat. Je leert achteruit tellen.

Kleuren van de regenboog

OB-MB-OBS

Op deze pagina vind je een verhaaltje en een liedje over de regenboog en haar kleuren. Het liedje kan rond Pasen gebruikt worden, maar ook rondom het thema pride, in de breedste zin van het woord: trots en vrij jezelf durven zijn. Natuurlijk kan het ook in een les die over het weer gaat.

Alle kleuren van de regenboog worden in de podcast genoemd. Je kan lekker op je stoel blijven zitten, terwijl juf Ellis een verhaal vertelt waarbij jij kan wegdromen. Probeer de vragen die ze stelt maar te beantwoorden. Gebruik je fantasie!

Podcast met een verhaaltje
Ingezongen versie van het liedje
Karaoke versie van het liedje

Eerst ging het regenen en daarna werd het droog.
Nu staat er in de lucht, een mooie regenboog.
wie heeft er met wasco haakjes in de lucht gezet?
Rood, oranje, geel en groen, blauw, indigo, violet.

Het is leuk om na deze les, de opdracht van het kleuren mengen te gaan doen:

De podcasts over kleuren mengen

De poppenkraam

OB-MB

We kijken naar een dansje en doen een bewegingsspelletje. Het is een klapspelletje op een heel ouderwets gedichtje. Een ander woord voor gedichtje is “versje”. Maar eerst gaan we luisteren en kijken hoe een popje tot leven komt. Natuurlijk geen echt popje, maar we zien een kindje dat danst alsof het een popje is. Het lijkt wel wat op het verhaal van Pinokkio. Het popje danst eerst als een pop, maar dan krijgt het een levend hartje.

Daarna danst het op Mariage d’amour, van Richard Claydermann. De dans is een beetje modern (het begin), maar er zitten ook heel veel echte balletpassen in.

Er danst een popje.

Dan gaan we nu het klapspelletje op het versje leren. Het wordt ook wel eens gezongen, maar als klapspelletje is het eigenlijk leuker. Je moet wel goed kunnen samenwerken. Het is een leuk klapspelletje om aan het begin van het schooljaar te doen.

Eerst leren we het versje:

Ik stond laatst voor een poppenkraam.
Daar zag ik zoveel poppen staan.
Ik zei: “Wat doen die poppen hier?
Die poppen drinken poppenbier.
Die poppen drinken poppenwijn.
Wat zullen die poppen vrolijk zijn!”

Je gaat tegenover iemand staan.

Jullie klappen “schuin over”, maar bij het woordje “poppen”, moet je juist recht voor je uit klappen.

Let op dat je precies klapt in het ritme van het versje. Begin met een niet al te snel tempo, want anders ga je zeker de mist in met het klappen.

Veel plezier!

Luistertips:

Clowns

OB-MB-OSO

Op deze pagina vind je een liedje over clowns. Er is een makkelijke en een moeilijke versie. Ook vind je hier filmpjes waar je naar clowns kan kijken, een bewegingstussendoortje en een acteeropdracht over clowns.

Dit is een eenvoudigere versie. Hier wordt alleen het couplet twee keer gezongen, met het muziekje waarop kinderen kunnen doen alsof ze clown zijn ertussen.

De eenvoudige versie

De eenvoudige versie couplet-uitbeeldmuziekje-couplet
De karaoke versie van het eenvoudigere lied

‘k Hou van hi-hi-hi-hi-hi, ‘k Hou van ho-ho-ho-ho-ho,
want een clown die laat je lachen en steelt de show.

Moeilijkere versie:

Het ingezongen lied, uitgebreide versie
UItgebreide karaoke versie

Het uitgebreide liedje dat hierboven staat, heeft een refrein en een couplet. Tussendoor hoor je een muziekje. Daar kunnen de leerlingen uitbeelden wat clowns doen.

‘k Hou van hi-hi-hi-hi-hi, ‘k Hou van ho-ho-ho-ho-ho,
want een clown die laat je lachen en steelt de show.
Lachen is gezond. Lachen maakt je blij.
Lach maar om mijn grapjes en doe maar vrolijk mee met mij…..
‘k Hou van hi-hi-hi-hi-hi. ‘k Hou van ho-ho-ho-ho,
want een clown die laat je lachen en steelt de show!

Bewegingstussendoortje van cooking class over clowns

Een bewegingstussendoortje van Cooking Class

Over clowns

We gaan het hebben over clowns. Zijn er alleen maar vrolijke clowns? Waar vind je clowns? Wat zijn Cliniclowns? Ben je wel eens in het circus geweest? En heb je daar ook clowns gezien? Wat waren dat voor clowns en wat deden ze?

Kijk maar eens naar dit filmpje van clowns. Let op: de acts met de ballonnen moet je nooit thuis doen, want als je zoiets over je hoofd doet, krijg je geen lucht! Dit zijn natuurlijk speciale ballonnen.

Clowns zijn artiesten die mensen vaak aan het lachen willen maken. Dat doen ze door dingen “groter” te spelen. “Groter spelen” wil zeggen: overdrijven.

Clowns doen dan bijvoorbeeld of ze héél erg schrikken van een knal. Ze vallen om, of doen hun ogen héél wijd open. Of ze doen alsof ze ontzettend dom zijn en de simpelste dingen niet snappen.

Mensen vinden dat vaak grappig om naar te kijken. Zo wekken clowns lachlust op. Lachlust betekent “zin om te lachen”. Lachlust kan je opwekken. Daar komt het woord “lachwekkend” vandaan.

Bij een clown denk je vaak aan iemand in een te grote broek, met veel kleuren, raar haar en heel veel kleurige schmink. Maar clowns kunnen er ook héél anders uitzien.

Een heel beroemde clown van eind 19e begin 20e eeuw, was Charlie Chaplin.

Sommige mensen zijn dol op clowns, maar er zijn ook mensen die er bang voor zijn.

Charlie Chaplin was een bijzondere clown. Hij had bijvoorbeeld wel grote schoenen, maar verder geen schmink. Toch vertoonde hij clownsgedrag en moesten mensen erg om hem lachen. Hij speelde een soort zielig mannetje, waarin iedereen zich wel herkende.

Ook Stan Laurel en Oliver Hardy (ze worden ook wel de dikke en de dunne genoemd) waren een soort clowns. In het filmpje kun je zien dat ze groot acteren.

Pas na 1927 werd het mogelijk om geluid bij film te laten horen. De films van voor die tijd waren “stomme” films. Ze bedoelen niet dat ze niet leuk waren, maar dat er niet gepraat werd. In die tijd werd natuurlijk veel mime gebruikt. Dat is toneelspelen door mimiek, grote gebaren en lichaamstaal. Dat ziet er al gauw clownesk uit.

Soms waren er films waarin lichamelijke acties heel belangrijk waren, zoals vechtpartijen, achtervolgingsscènes, valpartijen, rare gezichten trekken en dergelijke. De ene na de andere grappige situatie komt voorbij. Denk maar eens aan mensen die over een bananenschil uitglijden, of die met taarten gooien, of mensen die ladders dragen, die omdraaien en tegen iemands hoofd stoten. Dat soort films noem je slapstick. Het woord komt van een houten ritme instrument. Als je het gebruikt klinkt er een enorme klap, zonder dat er veel kracht voor nodig is.

Ook vandaag de dag zijn er nog artiesten die clownerie gebruiken. Denk bijvoorbeeld eens aan Mr. Bean. Dat is een personage uit een strip, die meesterlijk op de planken is gebracht door Rowan Atkinson. Let maar eens op dat ook hier nauwelijks gesproken wordt.

Oefening 1: teacher in role

Als je als een clown wil kunnen acteren (toneelspelen), moet je een goede mimiek (gebruik van je gezichtsuitdrukkingen) hebben en duidelijke lichaamstaal kunnen spreken. Je moet dus overdrijven. Wij gaan ook eens proberen om “groot” te spelen. Daarom gaan we even met ons lijf en gezicht oefenen:

  1. We draaien ons hoofd van links naar rechts en doen net alsof we aan die kant iets heel raars zien.
  2. We doen ons hoofd omhoog alsof we een vogel zien vliegen en daarna omlaag omdat er een hoopje poep op de stoep ligt.
  3. We bewegen onze heupen van links naar rechts en dan andersom, om ze los te maken
  4. We gaan buikdansen. Daarna gaan we buikdansen met onze handen in de lucht
  5. We trekken onze knieën om de beurt héél hoog op
  6. We gaan door de ruimte lopen met stappen waarbij we onze knieën heel hoog optrekken
  7. We gaan in slow motion door de ruimte lopen
  8. We gaan juist met piepkleine pasjes door de ruimte lopen
  9. We gaan overdreven door de ruimte lopen, alsof er een grote hond achter ons aan zit. We grijpen met onze handen naar onze broek, terwijl we “au, au, au” roepen.
  10. We komen op onze plaats staan en we gebruiken onze handen om een gekke bek te trekken
  11. We trekken een gekke bek zonder onze handen te gebruiken
  12. We gaan door de ruimte lopen en tegelijkertijd gekke bekken trekken
  13. We doen alsof er een emmer water omvalt. Het water gaat over ons hoofd heen. We schrikken heel overdreven en gaan dan overdreven huilen
  14. Wie kan er nog meer clowns scenario’s bedenken? Een scenario is een soort script. Een voorschrift van wat je gaat spelen.

Oefening 2: Speel en maak het grappig:

Je kan de volgende opdracht als een mime-opdracht doen. Dan mag je er niet bij praten en alleen gebaren maken. Je kan ook afspreken dat je er wél geluid bij mag maken.

  1. Je heet Bozo en je bent een clown die heel vlug, héél boos wordt. Je loopt met grote clownsstappen. Plotseling pikt iemand je clownshoed van je af. Hoe reageer je als Bozo, de boze clown?
  2. Je heet Pipo en je bent een heel blije clown. Je loopt met grote, blije clownsstappen. Dan zie je een héél mooi meisje. Hoe doet Pipo? Pipo tovert een bloem tevoorschijn en maakt een mooie buiging voor het meisje.
  3. Je heet Neppie en je bent een clown die altijd pech heeft. Je loopt met grote, voorzichtige clownsstappen door de ruimte. Plotseling valt er een emmer water over je hoofd. Hoe reageer je als Neppie, de clown die een pechvogel is?

Verzin zelf je verhaal, samen met iemand:

  1. Verzin eerst zelf wat voor clown je bent. Ben je een vrolijke, blije clown, of een clown die altijd pech heeft? Of een heel grappig boze clown?
  2. Wat is je clownsnaam?
  3. Hoe zie je eruit?
  4. Waar werk je? Ben je een cliniclown? Of ben je een circusclown? Of treed je op op partijtjes?
  5. Je komt de andere clown tegen. Verzin een grappige ontmoeting.
  6. Wat gebeurt er dan? Maak je verhaaltje grappig.

Wat vind jij van clowns?

Zou jij een clown willen zijn en als je dat wil, zou je het kúnnen zijn?

Bestaan er clownsscholen?

Over de rode loper 1

OB-MB-BB-OSO-BBS

Als je beroemde mensen wil zien, kun je eens gaan kijken naar een plek waar beroemdheden over de rode loper lopen. De mensen die in beeld komen, zijn voorbeelden van een bepaald groep. Het gaat dus om hun beroep, niet om de naam van die personen. Hoewel de bovenbouw het liedje misschien wat simpel vindt, kan het wel even snel gezongen worden als introductie van de acteerles.

Een ingezongen versie van het lied

Over de rode loper.
Ben ik goed te zien?
Klik, klak, een foto.
Ken je mij misschien?

De karaoke versie van het liedje

Waar komt het gebruik van lopen over de rode loper vandaan?

Het is niet helemaal zeker waar het gebruik van “de rode loper” vandaan komt. Er wordt beweerd dat er een “purperen loper” voorkwam in een Grieks toneelstuk uit 458 voor Christus. Dat stuk heette Agamemnon. Die koning was steeds in oorlog met andere volkeren, tijdens de Trojaanse oorlogen. Zijn vrouw baalde daar van. Zij zat steeds alleen thuis. Om te zorgen dat hij weer kon varen en wind in zijn zeilen kreeg, offerde hij zijn dochter op aan de goden. Om het nog erger te maken nam Agamemnon een van zijn liefjes (Cassandra) mee naar huis. Clytaimnestra was er klaar mee. Ze rolde een donkerrode loper uit… zo rood als bloed en vermoordde haar man en zijn minnares.

In 1821 zou President Monroe van de V.S. van een boot stappen, op een rode loper. Dat vond het publiek prachtig.

In 1902 leidden de spoorwegen van New York belangrijke mensen naar hun wagon over een rode loper.

De rode loper werd vanaf die tijd gebruikt om ervoor te zorgen dat mensen zich bijzonder voelden.

Vanaf 1922 gebeurde dat in Hollywood het eerst voor de premère van de film Robin Hood. Vanaf die tijd bracht de rode loper glitter en glamour in Hollywood. Dat paste natuurlijk ook goed in Hollywood.

Mensen vonden het leuk om naar zo’n rode loper gebeurtenis te gaan, want daar kon je beroemdheden zien.

In 1961 ging men de rode loper gebruiken bij het uitreiken van de filmprijzen; de Oscars.

Tegenwoordig wordt de rode loper heel vaak uit de kast gehaald. Bijvoorbeeld bij bruiloften, of bij eindexamengala’s.

Kijk eens naar dit filmpje en bedenk wat voor soort mensen over de rode loper lopen.

Voor het acteer-gedeelte van deze les, kun je op deze pagina kijken:

Over de rode loper, acteren

Over de rode loper 2

Een voorbeeld van een acteeroefening van Kzing. Dit soort materiaal is onder andere op Kzing.tv te vinden. Dat is de meer uitgebreide onderwijssite van Kzing.

De rode loper

Wie loopt er allemaal over een rode loper? Ja, inderdaad, filmsterren, rockstars, bruiden, koningen en koninginnen… Beroemde mensen! Daar hebben we een leuke acteeroefening bij verzonnen.

Als je samen “doet alsof”, leer je elkaar goed kennen en vertrouwen. Het is daarom leuk om aan het begin van een schooljaar samen wat acteeroefeningen te doen. Zeker deze oefening, waarin jij jezelf kan voorstellen.

Heronder vind je een podcast, waarin deze acteeroefening stap voor stap wordt uitgelegd. Onderaan de pagina kan je de tekst van de podcast ook lezen.

In de onderbouw kan de juf of meester steeds het voorbeeld geven (teacher in role) en in de hogere groepen kunnen jullie je eigen fantasie gebruiken en zelf improviseren.

De tekst:

We gaan vandaag toneelspelen, of… met een mooi woord: acteren. Dat is een ander woord voor doen alsof. Als je acteert, speel je een rol. Je bent dus niet jezelf, maar je speelt dat je iemand anders bent. We gaan doen alsof we over een rode loper lopen. Die ligt er natuurlijk niet echt, dus we moeten doen alsof.

En vandaag spelen we mensen die over een rode loper lopen. Het is een serie oefeningen die we vaak doen bij Kzing. Veel leerlingen vinden het leuk om dit te doen. We hopen dat jullie er ook van genieten. Je hebt wel ruimte nodig voor deze oefening.

Om een rol goed te spelen, moet je je fantasie en je verstand gebruiken. Je moet nadenken hoe je die andere persoon gaat uitbeelden. Hoe kijkt iemand? Dat heet mimiek. Hoe beweegt iemand? Dat is iemands lichaamstaal. Hoe spreekt iemand? Dat is iemands dictie. Je fantaseert hoe jouw personage is en doet.

Om te acteren, moet je dus wel een beetje gek durven doen. Soms moeten andere mensen lachen, omdat ze het grappig vinden hoe jij iemand nadoet. Dat moet je eigenlijk niet kunnen schelen, want het betekent dat jij het heel goed doet.

Nou, genoeg gepraat. We gaan beginnen. Laten we dat doen met een simpele oefening. We doen alsof er een rode loper uitgerold is. Die loopt van de ene kant van de ruimte naar de andere.

Weet je wat een rode loper is? Dat is een soort lang, smal tapijt dat je uit kunt rollen.

Weet jij wanneer en waarom mensen een rode loper uitleggen? Dat doen ze vaak op een bijzonder moment, om belangrijke personen welkom te heten. Mensen die over de rode loper heengaan, zijn op dat moment belangrijk.

Het kunnen koningen of koninginnen zijn, of een bruid en een bruidegom. Want als zij trouwen, zijn zij die dag de belangrijkste personen. De rode loper wordt ook vaak uitgelegd voor filmsterren, als de eerste uitvoering van een film plaatsvindt. Dat heet “een première”. Dan staan er allemaal fotografen langs de kant die foto’s maken.

Zo, nu weten jullie genoeg en is het tijd voor opdracht 1

Opdracht 1

Stel je voor dat er in het lokaal waar jullie zijn een rode loper ligt, die van de ene kant van de zaal naar de andere is uitgerold. Ga allemaal achter elkaar in een rij staan. Zet deze podcast even stop en loop er achter elkaar overheen, op een gewone manier. Daarna luister je verder.

Opdracht 2

Hebben jullie dat gedaan? Dat was niet erg moeilijk, toch? Loop er nu Dan nog een keer overheen, maar dan allemaal op een grappige manier. Met een huppeltje, of een grappig loopje. In de onderbouw kan de juf of meester vooroplopen en het voordoen. De leerlingen kunnen achter juf of meester aangaan en de bewegingen nadoen. Maar in de hogere groepen kunnen jullie waarschijnlijk zelf wel verzinnen hoe je over de rode loper gaat. Wees creatief! Tot straks.

Opdracht 3

Hallo. Dat was nog niet zo lastig, toch? Omdat er nog geen publiek was, werd je nog niet zo bekeken. Maar…als je toneelspeelt, moet je er aan wennen dat je bekeken wordt. Dat vinden sommige mensen heel leuk, maar andere mensen vinden dat een beetje spannend. Dat geeft niet. Jij kan er echt wel aan wennen dat je bekeken wordt. Daar heb je heel veel aan. Want dan wordt het houden van een spreekbeurt, of een nieuwe groep binnenlopen, veel gemakkelijker voor je.

Nou, ik vertel de opdracht. De hele groep gaat nu zitten als publiek. Ze kijken dus naar de rode loper. Jullie gaan nu niet achter elkaar, maar één voor één over de rode loper, terwijl de rest kijkt. Je loopt heel rustig tot halverwege de rode loper.

Daar draai je je om naar je publiek en je zegt: Ik ben … dan noem je je naam. Je draait je weer terug en loopt heel rustig de rode loper af. Let op: niet rennen. En… eerst stilstaan voor je wat zegt. Kijk je publiek aan en praat rustig en duidelijk. Probeer het maar. Tot zo.

Opdracht 4

Lukte het? Waren er geen mensen die heel hard de loper afrenden? Durfde iedereen heel luid en duidelijk de eigen naam te noemen? Erg knap! Dit is de volgende opdracht. Je loopt op dezelfde manier over de rode loper, terwijl de rest toekijkt. Maar nu sta je halverwege de rode loper stil, je noemt je naam en je zegt daarna: “En dit is mijn voorkant…. waarbij je op je voorkant wijst”. Dan draai je je rustig om, zodat je met je achterkant naar je publiek staat. Dan zeg je: “En dit is mijn achterkant.” Vervolgens loop je weer rustig de rode loper af.

Ik zou dan dus zeggen: “Ik ben juf Ellis…” Dit is mijn voorkant. En dit is mijn achterkant.

Het is niet gek als je dit een beetje spannend vindt, hoor. Bijna iedereen vindt het niet prettig als hij niet ziet wat mensen doen. Toch is dit een belangrijke oefening. Tot zo!

Opdracht 5:

De volgende oefening is voor de onderbouw. De bovenbouwers mogen deze opdracht overslaan, behalve als jullie het leuk vinden om deze oefening ook te doen.

Eén kind loopt achter de leerkracht aan en doet hem of haar na. De rest van de kinderen is het publiek. Juf of meester gaat als verschillende dieren over de rode loper, bijvoorbeeld als beer, kikker, olifant, kangoeroe.. Het kind doet de juf of meester na. De andere kinderen klappen, als hun collega klaar is. Het is erg knap om dit te doen! Veel succes!

Opdracht 6.

Hai, hoe ging het? Durfde iedereen het? Heeft iedereen dit gedaan? Dat vinden wij sowieso al heel knap! De volgende oefeningen worden moeilijker. Misschien vindt de onderbouw het nu wel spannend genoeg geweest. Dan kan jullie juf of meester nu met deze podcast stoppen, hoor.

Tot slot gaan we er nu een spel van maken, door de oefening uit te breiden. Je doet alles wat we tot nu toe deden, maar je als je op de rode loper staat en je voor- en achterkant hebt laten zien ga je 3 dingen over jezelf vertellen.

Twee van die drie dingen moeten waar zijn en één heb je verzonnen. Bijvoorbeeld: -ik ben in 2012 geboren, -ik mis mijn achterste kies, doordat ik een keer van de fiets ben gevallen, -mijn konijn heet Flappie. Leerlingen die denken dat ze weten welke van die drie dingen niet waar is, steken hun vinger op. Jij geeft iemand een beurt en die mag zeggen wat hij denkt. Degene die het goed geraden heeft, mag daarna over de rode loper.

Zo leren jullie elkaar goed kennen!

Opdracht 7:

Voor dappere acteurs gaan we nog een stapje verder. We gaan op verschillende manieren over de rode loper lopen. Daar moet je je eigen fantasie bij gebruiken.

Iedereen kan bijvoorbeeld als fotomodel over de rode loper. Of je loopt als Sinterklaas over de rode loper. Of misschien wel als voetballer die het EK heeft gewonnen. De rest van de groep speelt fotograaf en maakt foto’s, met flitslicht. Luister je straks nog naar de laatste opdracht?

Veel plezier met de acteeroefeningen!

Lekker doen alsof

OB-MB-BB-SO

Acteren is een ander woord voor “doen alsof”. Je kan dat natuurlijk op een echt podium doen, maar je kan het ook gewoon lekker thuis doen. Jongere kinderen spelen wel eens dat ze “zogenaamd” iemand zijn. Dat is ook acteren. Als je acteert, stel je je voor hoe het is om iemand anders te zijn. Je doet net alsof je die persoon bent. Daar leer je heel veel van.

Lekker doen alsof. Zogenaamd iemand zijn.

Dus niet echt. Alleen maar voor de lol.

Laat zien wat je voelt en wat je bedoelt.

Luister.. ik fluister… je rol.

Uitwerking

Je zingt het lied. In de tussenstukjes beeld je iets uit. Misschien de voorbeelden van het liedje, maar misschien ook wel iets of iemand anders.

Misschien kunnen jullie er een raadspel van maken. Iemand speelt een bepaalde rol en de rest moet raden wie dat kind uitbeeldt. De leerling die een rol gespeeld heeft, mag nu in het oor van de volgende leerling fluisteren wat of wie die leerling moet uitbeelden. In de bovenbouw kan je ervoor kiezen om beroemdheden uit te beelden. Een leerkracht kan ook namen op kaartjes schrijven.

Inspiratie door kunst

OB-MB-BB-SO-ML

Het woord ‘inspiratie‘ komt van het Latijnse woord ‘in spirare’. Dat betekent “inademen”, of “inblazen”. , Er wordt je dus een idee “ingeblazen”. Je kijkt naar iets, of je hoort iets… en dan krijg je zelf een idee om iets nieuws te maken. Vandaag gaan we kijken hoeveel inspiratie jullie hebben.

Hieronder staan een aantal beroemde schilderijen. Ze komen uit verschillende periodes in de geschiedenis. Leerlingen kunnen in groepjes verdeeld worden. Ieder groepje kiest één schilderij. Ze kunnen op opgevouwen papiertjes in een bak zitten. Ieder groepje pakt er dan één uit.

Ieder groepje laat zich inspireren door het kunstwerk. De groep mag er een Tableau vivant bij maken ( b.v. 3 foto momenten), een mime stuk bij spelen (zonder te praten), een toneelstuk bij verzinnen, of er een Jabbertalk toneelstuk (zelf klanken bij verzinnen) bij maken.

Zorg dat het verhaal een kop en een staart heeft. Sta niet met je rug naar het publiek. Als je mag praten, doe het dan luid en duidelijk en articuleer goed. Gebruik lichaamstaal en mimiek (grote gezichtsuitdrukkingen).

Je mag er ook een gedicht bij maken, of een muziekstuk bij maken.

Na enige tijd laten de groepjes aan elkaar zien en horen wat ze gemaakt hebben. Mensen kunnen elkaar tips en tops geven.

1
2
3
4
5
6
7
  1. Prehistorische grotschildering ongeveer 40.000 jaar oud
  2. Engelen, stukje uit de Sixtijnse Madonna, Rafael 1513-1514

3. Schepping handen, stukje uit een plafondschildering van de Sixtijnse kapel. Hand van God en van Adam. Michel Angelo Buonarotti

4. Het vrolijke huisgezin, Jan Steen , 1668

5. Treurende oude man, Van Gogh

6. De Schreeuw, Edvard Munch, Noors 1893

7. Vlinderboot, Dali 1937

8. Peoples, Karel Appel 1969

Onderzoeksopdracht

Als je meer wil weten over een van de schilderijen, of over een van de kunstenaars, kun je dat zelf gaan opzoeken.

Wonderland

OB-MB jongste groep

Een liedje, een teacher in role spel en een rijmpje/klapspelletje, die allemaal gaan over Alice, die in Wonderland terecht komt.

Hier hoor je hoe het liedje moet klinken
Dit is de karaoke versie

Wie wil er wel naar Wonderland?

Wie wil er met me mee?

Volg dan de haas die haast heeft

en drink vlug een kopje thee.

Samen, samen, samen hand in hand.

Samen, samen, in een wonderland.

Uitwerking: maak een tekening

Ken je het verhaal van Alice in wonderland? Eigenlijk is dit geen sprookje, maar een verhaal dat door meneer Lewis Carroll bedacht is.

Lewis vertelde het aan een klein meisje, dat écht Alice heette en aan haar familie. Maar het verhaal lijkt wel op een sprookje.

Het gaat over de avonturen van een klein meisje dat door een gat in de grond valt naar Wonderland toe. Dat is een soort sprookjesland.

Zou jij een tekening kunnen maken van jouw sprookjesland? We kunnen samen spelen dat we naar Wonderland toegaan. Doe je mee?

Uitwerking: teacher in role

We vallen door een donkere tunnel.

We staan in een heel bijzonder land. Het gras is blauw, de lucht is groen… (verzin zelf ook eens hoe het eruit ziet!)

Heee. wat zie ik daar? (Een klein bloemetje. Pluk het.)

Het is je lievelingskleur. (Wat is dat?)

Er hangt een klein flesje aan. Heel schattig. Er hangt een briefje bij waarop iets geschreven staat. Wat denk je dat er op staat?

Er staat op: “Drink me.”

Dat doen we. Wat gebeurt er?

We groeien….. groeien… (Beeld uit.)

O jee……. Hoe worden we weer klein? (Vraag)

We zien een briefje aan een tak van een hele hoge boom hangen, naast een paars appeltje. (Uitrekken)

Wat staat er op?

Er staat op: eet mij. Wat zou er gebeuren? .

We krimpen…. Krimpen… (Beeld uit)

Plotseling komt er een haas aan lopen. Hij heeft een horloge bij zich. Hij heeft blijkbaar heel erge haast. (Wat is haast?)

(Wat doe je als je haast hebt?) Hij loopt heel hard. Hij roept: Opzij, opzij… ik heb haast…

We rennen achter hem aan:

de heuvel op,

de heuvel af,

we springen over een plas,

we rennen verder en

door een poort gaan we naar een tuin.

We komen op een plek waar allemaal mensen samen thee zitten te drinken. We gaan zitten. We zien gekke mensen en diertjes zitten.

We zien een gekke koningin. Ze wuift.

We zien een hoedenmaker, met een hele hoge hoed. Hij schenkt thee in.

We drinken onze thee. We doen suiker in de thee en roeren.

We zien Twiedeldie en Twiedeldum. Ze zien er uit als een paasei en ze hebben ook een grote zaak met chocolade-eitjes bij zich. Daarna mag iedereen een (paas) eitje kiezen. Ze zijn verpakt in allerlei verschillende kleurtjes papier. Welke kleur papier kies jij?

De hartenvrouw komt langs. Ze vertelt dat ze een schaal met hartjeskoekjes had, maar iemand heeft de koekjes opgegeten.

De koningin wordt woedend: Wie heeft een koekje van de koekjesschaal gepakt?

Versje: (dit zeg je op terwijl je steeds eerst met twee handen op je knieën slaat en daarna in je handen klapt. Degene van wie de naam genoemd is, mag de volgende persoon kiezen die van de koekjesschaal gesnoept zou hebben.)

Wie nam een koekje van de koekjesschaal?

Ellis nam een koekje van de koekjesschaal.

Wie ik?

Ja man!

Ikke niet.

Wie dan?

Haas pakt zijn horloge. Het is al heel laat.

We lopen de weg terug, in omgekeerde volgorde:

door de poort,

ver de plas,

heuvel op,

heuvel af,

voorbij het bloemetje tot we weer bij het

gat zijn.

We klimmen omhoog en we zijn weer terug.    

Limerick

BB

Vandaag gaan we limericks maken en we gaan die zingen op de bekende “limerick-melodie”. Dat is een leuk idee voor grapjesdag op 1 april, carnaval, of aan het einde van het schooljaar. Iedereen kan dan één limerick voor een ander maken.

Er zijn héél veel coupletten, zodat het lied voor alle leerlingen gezongen kan worden.
Je kan het natuurlijk eerder wegdraaien 😉

Je hebt vast wel eens een limerick gehoord. Het is een versvorm. Het woord limerick komt van de Ierse plaats Luimneach (of, op z’n Engels, Limerick). In Ierland was het de gewoonte om op bruiloften en partijen liedjes te zingen en iedereen ging daar dan zelf coupletjes bij verzinnen. Meestal waren het grappige gedichtjes. In Nederland gebruikte Ko Donker in 1911 een limerick. André van Duin sloot de Ep Oorklep Show altijd af met het zingen van limericks.

Door een limerick te zingen, leren we iets over de vorm van sommige liedjes:

Voorspel- couplet-refrein-couplet-refrein (enz.)- naspel

Je leert ook dat woorden accenten hebben. Die moeten goed in de maat passen.

We zullen wat voorbeelden geven:

Er was eens een meester in Hoorn.
Die was voor doceren geboren.
Toen was er een kind
dat liet daar een wind.
“Zeg wil je mijn les niet verstoren.” 

Er was eens een dame in Hoorn.
Die loog dat ze nooit was geboren.
Ze kwam overzee
met de ooievaar mee
Die is haar in Hoorn verloren.

Een autobestuurder uit Bombay
was iemand, die alles zo dom dee
dat al het verkeer
bij het zien van die heer
maar liefst over Eindhoven omree

Een doedelzakspeler in Glasgow
die zei op een dag ” wat is dat nou ?
mijn kilt die is zoek
en ik heb ook geen broek
nu speel ik straks bloot in de vrieskou”

Een zekere Achmed uit Bagdad,
Zat plat met zijn gat op een badmat.
Zo las hij zijn krant,
Maar niets aan de hand,
’t is gek maar in Bagdad daar mag dat.

Maak in groepjes een limerick.

Dat is misschien nog niet zo gemakkelijk. Daarom geven we hier wat tips:

Wie moeite heeft om zelf een beginzin te verzinnen, mag één van deze regels gebruiken:

  • Er was eens een schipper in Laren….
  • Ik zag laatst een vrouw in de regen….
  • Er was eens een walvis in Emmen …
  • Een gierige bakker in Drenthe

Zoek 3 rijmwoorden van twee lettergrepen die qua ritme klinken als regen, of Emmen, maar niet als Opmeer, of Den Haag. Daar maak je regel 1, 2 en 5 mee..

Zoek 2 rijmwoorden die qua woordritme klinken als: verkeer, of pardon. Daar maak je regel 3 en 4 mee.

Probeer of je een punchline, oftewel clou, oftewel afmaker kan vinden. Een laatste regel, waardoor iedereen moet lachen.

Met humor moet je altijd heel voorzichtig zijn. Je vergroot vaak iets uit. Dat is natuurlijk niet erg als je jezelf relativeert, maar als je een ander op de hak neemt, kan dat verkeerd overkomen en kan je iemand kwetsen of beledigen. Dat is nooit de bedoeling van goede humor. Humor is ook veranderd in de tijd. Bepaalde stereotypen zijn eigenlijk niet meer aanvaard. Sommige Belgische mensen worden misschien boos als je een Belgenmop vertelt waarin gedaan wordt alsof alle Belgen dom zijn. Misschien is iemand uit Bagdad wel boos over de Bagdad limerick.

Klik hier voor een andere geluidsband met de melodie

Lijn E

MB oudste groep- BB

Lijn E is een liedje met een spelletje erbij. Het gaat om het uitbeelden van verschillende emoties. Emoties is een ander woord voor gevoelens.

Welke emoties kan jij opnoemen? Bang, boos, blij, droevig, teleurgesteld, chagrijnig, verliefd, jaloers…. Ken jij er nog meer?

Iedereen heeft emoties. We moeten natuurlijk goed opletten dat niemand in de groep nare gevoelens heeft. Het is niet leuk als wij iets doen dat een ander bang of boos maakt. En het is juist wel fijn als wij rekening houden met elkaars gevoelens.

Laten we eerst eens kijken en luisteren naar het liedje. Probeer in je hoofd vast mee te zingen.

We staan hier bij de halte, de halte van lijn E.

De E is van emotie. De hele bus leeft mee.

Hoe lang moet ik nog wachten? ‘k Zal blij zijn als ik zit,

want met al die emoties wordt dit een wilde rit! 

Hieronder staat de karaoke

We gaan nu een acteerspelletje doen

Je kán dit spelletje gewoon aan tafel doen. Iedereen zingt alles mee. Als de woorden ophouden, worden er emoties uitgebeeld.

Op het moment dat de auto’s voor de eerste keer gaan rijden, beeldt iedereen de eerste emotie uit.

Als de 1e toeter heeft geklonken, beeldt iedereen het eerste gevoel nog groter uit. Dat betekent nóg duidelijker, nóg meer overdreven.

Nadat de woorden voor de tweede keer zijn gezongen, beeldt iedereen het volgende gevoel uit. En nadat de woorden voor de derde keer zijn gezongen, beeldt iedereen een derde gevoel uit. Als je het nog eens doet, kan je voor 3 nieuwe gevoelens kiezen.

Je kan ervoor kiezen om de emoties uit te beelden die in het liedje op de plaatjes staan, maar jullie kunnen ook 3 andere emoties kiezen.

Als bewegingsspelletje in een grotere ruimte

Als je dit spelletje in een zaal wil doen, kunnen er drie plekken in de zaal worden aangewezen. Dat zijn de haltes, waar groepjes kinderen staan te wachten. Ieder groepje kiest een gevoel dat ze willen uitbeelden.

Eén kind is de buschauffeur. Hij gaat rijden en na het eerste couplet “stapt de eerste groep in de bus”. Dat betekent dat al die kinderen een rij vormen achter de buschauffeur. Terwijl de rij “rijdt” (de kinderen lopen), beelden de passagiers en de chauffeur het eerste gevoel uit, terwijl de bus “rondjes rijdt. Ook de kinderen bij de haltes beelden dat gevoel uit.

Na de eerste toeter speelt iedereen de emotie nog groter uit.

Na het tweede couplet pikt de buschauffeur de 2e groep uit. Die spelen weer een andere emotie. Alle kinderen nemen die emotie over.

Bij het derde couplet pikt de buschauffeur de 3e groep op. Die spelen wéér een ander gevoel. Dan nemen alle kinderen dát gevoel weer over.

OB-MB-BB

Iedereen heeft gevoelens. Een deftig woord voor gevoelens is: “emoties”. De emotiebus is een acteerspelletje.

Lijn E (met de onderbouw kunnen deze woorden gezongen worden)

We stappen in de voelbus. Vertel ons je verhaal.

Want jij hebt vast gevoelens, net als wij allemaal.

Misschien ben je verdrietig, of super boos, misschien.

We doen wel met je mee, laat je gevoelens aan ons zien.

Het spel/de dans:

Eén persoon is de buschauffeur. Die neemt telkens een nieuw kind mee in zijn “bus” (rij van kinderen.)

Elk kind brengt zijn eigen emotie mee. De hele bus neemt die emotie over.

Na de eerste toeter kun je de emotie nog groter uitspelen.

De Voelbus

OB-MB jongste groep

De Voelbus is een liedje met een acteerspelletje erbij. Het gaat om het uitbeelden van verschillende gevoelens.

We staan hier met z’n allen. De Voelbus komt eraan.

Wat zullen wij straks voelen, als wij naar binnen gaan?

Voel jij je blij of droevig, of bang, of boos, misschien…

We voelen met je mee; laat je gevoel maar aan ons zien!

Hieronder staat de karaoke

Wat zijn gevoelens?

Weet jij wat gevoelens zijn? We hebben het natuurlijk niet over zoiets als pijn. Het gaat hier meer om emoties. Welke gevoelens kan jij opnoemen? Bang, boos, blij, droevig, teleurgesteld, chagrijnig, verliefd, jaloers…. Ken jij er nog meer?

Iedereen heeft gevoelens. We moeten natuurlijk goed opletten dat niemand in de groep nare gevoelens heeft. Het is niet leuk als wij iets doen dat een ander bang of boos maakt. En het is juist wel fijn als wij rekening houden met elkaars gevoelens.

Acteerspelletje in de klas, op de eigen plek

Je kán dit spelletje gewoon aan tafel doen. Iedereen kijkt naar het filmpje bij het liedje en zingt alles mee. Als de woorden ophouden, worden er emoties uitgebeeld.

Op het moment dat de auto’s voor de eerste keer gaan rijden, beeldt iedereen de eerste emotie uit.

Als de 1e toeter heeft geklonken, beeldt iedereen het eerste gevoel nog groter uit. Dat betekent nóg duidelijker, nóg meer overdreven.

Nadat de woorden voor de tweede keer zijn gezongen, beeldt iedereen het volgende gevoel uit. En nadat de woorden voor de derde keer zijn gezongen, beeldt iedereen een derde gevoel uit. Als je het nog eens doet, kan je voor 3 nieuwe gevoelens kiezen.

Je kan ervoor kiezen om de emoties uit te beelden die in het liedje op de plaatjes staan, maar jullie kunnen ook 3 andere emoties kiezen.

Bewegingsspelletje in een grotere ruimte

Als je dit spelletje in een zaal wil doen, kunnen er drie plekken in de zaal worden aangewezen. Dat zijn de haltes, waar groepjes kinderen staan te wachten. Ieder groepje kiest in overleg een gevoel dat de leerlingen willen uitbeelden.

Eén kind is de buschauffeur. Hij gaat rijden en na het eerste couplet “stapt de eerste groep in de bus”. Dat betekent dat al die kinderen een rij vormen achter de buschauffeur. Terwijl de rij “rijdt” (de kinderen lopen), beelden de passagiers en de chauffeur het eerste gevoel uit, terwijl de bus “rondjes rijdt. Ook de kinderen bij de haltes beelden dat gevoel uit.

Na de eerste toeter speelt iedereen de emotie nog groter uit.

Na het tweede couplet pikt de buschauffeur de 2e groep uit. Die spelen weer een andere emotie. Alle kinderen nemen die emotie over.

Bij het derde couplet pikt de buschauffeur de 3e groep op. Die spelen wéér een ander gevoel. Dan nemen alle kinderen dát gevoel weer over.

We eten fruit

OB-MB-BB

Een acteeroefening over fruit.

Een boomgaard…

Welke soorten fruit ken jij? Hoe groeien die soorten fruit?

Wat eet je het liefste en waarom? En wat vind je niet lekker en waarom?

We wandelen door een boomgaard.

Wat is dat?

In Hoorn heb je de Kersenboogerd. Het woord “boogerd” is een verbastering van “boomgaard.” Wat is een boomgaard?

Daar zien we fruitbomen.

Hoe groeit fruit eigenlijk?

We zien hoge appelbomen en lage appelbomen.

We pakken een ladder en zetten die tegen de hoogste boom.

Plotseling zegt de boom: als je mijn allerhoogste appel plukt, heb ik een verrassing.

We klimmen op de ladder en plukken de appel die het hoogste hangt.

De boom zegt: “Het is een toverappel. Als je hem vast hebt, krijgt hij je lieverlingskleur.”

Wat is jouw lievelingskleur?

“Eet hem maar op.” zegt de appel. En dan mag je een wens doen. Dan zorg ik dat die wens uitkomt.

Als de boom dat tegen jou zou zeggen, wat zou jij dan wensen?

We eten de appel op. Het sap druipt langs onze kin.

De boom vraagt:

“Hoe eet je druiven?

Hoe eet je pruimen?

Hoe eet je een mandarijntje?

Hoe eet je een banaantje?

Als we dat allemaal hebben laten zien, geven we de boom een knuffel.

We klimmen de ladder af.

Nou maar hopen dat onze wens werkelijkheid wordt!

Sint Maarten

BB

Zingen en acteren rondom Sint Maarten. Je kijkt eerst naar een dans.

Nee, “de geest van Sint Maarten” gaat niet over spoken. Het gaat om wat Sint Maarten wilde en wat we “in zijn geest” nog steeds doen. Wat is dat? Handelen in de geest van Sint Maarten?

Luister eens naar dit lied. Wat heeft het met Sint Maarten te maken?

Heb jij wel eens ervaren hoe het is om iets niet te hebben, wat de meeste anderen wel hebben?

Hoe voelde dat? Verzin een kort toneelstukje over iemand die handelt in de geest van Sint Maarten.

Denk eraan: praat duidelijk, sta niet met je billen naar het publiek, verzin een verhaaltje met een begin, een logisch tussenstukje en een goed einde.

De speelman

OB-MB

Goedemorgen allemaal!

Hier is de speelman, met een mooi verhaal.

Ben je al wakker? Zit je al goed?

Dan pak ik een verhaaltje uit deze hoge hoed.

Goedemorgen allemaal!

Hier is de speelman. Wat is jouw verhaal?

Wat gaan we spelen? Wie doet er mee?

We kunnen doen alsof. Vind je dat geen goed idee?

Klompendans

MB-BB

Meester Evan probeert in dit liedje in het West-Friese dialect te zingen. We hebben een aantal uitdrukkingen opgezocht die typisch Westfries zijn. Kan jij het liedje meezingen in het dialect?

Ik had glanzend gele hulften, dus ik kon te stappen gaan.
En toen zag ik op de dansvloer, toch zo’n pittig moidje staan.
Dus ik dacht: Ik grijp m’n kans en ik vraag: wil je met me dansen zij zee:
“Nee, dat voel je op je klompen aan!”
Het is altoid hetzelfde lied.
Ik wou het wel. Zij wou het niet.


Nou ik vroeg haar: “Weerom niet den?”
Zij keek mij venoinig aan.
“Met dat houtwerk aan je voeten, ga je op mijn tenen staan.”
Maar ik zei: “Doe niet zo baidehand; we zain hier op het platteland…
en ik doe àlles met m’n hulften an !
En den komt ’t refroin weer

De schatkist

OB-MB

Zet je fantasie aan het werk! Stel je voor dat je op het strand een schatkist vindt…. Wat zou daar dan in kunnen zitten/

Maak een tekening van wat er in zou kunnen zitten. Teken iets dat jij een echte schat vindt, of schrijf een kort verhaaltje dat moet gaan over: “De geheime kist.”

Bij Kzing gebruiken we soms een echte kist in de les. Soms stoppen we daar iets in voor een bepaalde les. Bijvoorbeeld sokpoppen, muziekinstrumenten etc.

Dan dansen we in een kring om de kist. Bij de zinnetjes : “Het is…. het is… Maak open en laat zien.” maken we de kring kleiner en lopen naar de kist toe. Zo kan je dit lied ook als buiten-speel-lied gebruiken!

Wat zit er in die kist?

Geen idee.

Wat zou erin zitten?

Wat zit er in die kist?

Geen idee.

Wat zou erin zitten?

Het is nog een geheim.

Weet jij het soms, misschien?

Het is…

Het is…

Maak open en laat zien!

Hieronder staat de karaokeversie:

Wat is poëzie?

BB-ML

Wat is poëzie?

In alle culturen doen mensen aan poëzie. Poëzie is een vorm in de kunst waarbij mensen gedichten maken. Dichtkunst dus. Laten we eens een voorbeeld geven van een gedicht.

Het bekendste gedicht van Nederland is een gedicht dat Hendrik Marsman (1899-1940) schreef. Het wordt vaak voorgelezen. Dit gedicht is “doorgecomponeerd”.  Dat wil zeggen dat het maar door- en doorgaat. Er is wel sprake van volrijm. Als je naar de woorden kijkt, zie je dat sommige woorden vroeger anders werden geschreven. Breede, in plaats van brede. Hooge, in plaats van hoge. Grootsch, in plaats van groots. 

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

We hebben nu een gedicht gelezen… maar…wat is nou eigenlijk een gedicht?

Een gedicht is een tekst waarbij de maker, de dichter, goed nadenkt over de manier waarop de woorden neergezet worden. Dat noem je de vorm van een gedicht. Verderop geven we wat voorbeelden van bepaalde vormen. Gedichten kunnen overal over gaan. Een gedicht kan lang en kort zijn. Een gedicht hoeft niet perse te rijmen, maar het mag wel.

Als je een gedicht leest, is het handig om op bepaalde dingen te letten:

  • Is het gedicht kort of lang?
  • Waar gaat het gedicht over?
  • Zijn het gewone woorden?
  • Zitten er evenveel lettergrepen in elke regel?
  • Speelt de dichter met de taal, of is het gewone taal?
  • Maakt de dichter een vergelijk tussen twee dingen? (Metaforen, of vergelijkingen.)
  • Is er rijm of niet?
  • Als er rijm is, welke regels rijmen dan op elkaar?
  • Rijmen de woorden echt goed op elkaar, of is er alleen maar klankrijm? (dat de klinkers hetzelfde zijn.)
  • Wat is de vorm van het gedicht? Hoeveel regels zijn het, waar rijmt het etc.
  • Zijn er coupletten? Of is het één gedicht.
  • Gebruikt de dichter voor opgeschreven gedichten een speciaal lettertype? Of speelt hij met de manier waarop het gedicht is opgeschreven?

Gedichten hebben een vorm

De vorm van een gedicht heeft te maken met het rijmschema. Hoeveel regels zijn er altijd? Zijn er regels die moeten rijmen? Voorbeelden van dichtvormen:

Limerick

Er was eens een pietje uit Spanje,
Die hield echt heel veel van Oranje,
Hij kwam naar ons land
gaf de koning een hand.
Die droeg blauw, dus die piet zei: “Hoe kan je!”

Elfje

Nicolaas
Oude man
Lange grijze baard
Staf, mijter en paard
Sint

Opdracht: schrijf zelf een elfje

  • De eerste dichtregel gebruik je één woord
  • De tweede regel: twee woorden
  • De derde regel: drie woorden
  • De vierde regel: vier woorden
  • De vijfde regel: één woord dat het gedicht samenvat

Een Flarf is een gedicht waarin zoekresultaten van het internet zijn verwerkt. Een flarf kan helemaal bestaan uit zoekresultaten, maar het kan ook zijn dat er in een tekst stukjes van het internet gebruikt worden.

De Flarf komt uit Amerika, maar ook Nederlandse dichters houden zich ermee bezig. Het is een soort taalcollage. Sommige mensen vinden flarfen niet goed. Ze vinden dat een gedicht moet zeggen wat je voelt en vindt. Een flarf ontstaat uit toeval. Je googelt wat en daar maak je een gedicht mee. Andere mensen vinden juist dat dichters er hun woordenschat door uitbreiden en meer gaan nadenken over zichzelf. Je kunt je eigen stijl er ook mee aanvullen.

Versvoeten

De woorden van een gedicht hoeven niet per se te rijmen, maar ze hebben wel altijd een ritme. Sommige lettergrepen duren langer en sommige korter.

Daardoor kun je veel gedichten ook op muziek zetten, maar je kan het ritme van het gedicht ook scanderen. Hardop opzeggen, zeg maar. Dat deden de Grieken ook al. De Romeinen aapten hen daar in na en zo is dat de hele geschiedenis doorgegaan. Wij gebruiken natuurlijk ook ritme in onze gedichten. 

De Grieken en Romeinen deelden het ritme van gedichten in, in , in versvoeten. Er zijn namen voor de versvoeten/ de ritmes.

  • Een gedicht kan in jambes zijn: kort- lang : geweld, cadeau, alleen
  • Een gedicht kan in trochaeën zijn: lang- kort: robot, schoolbel, winter, nadeel, huiswerk
  • Een gedicht kan ook in dactyli zijn: lang, kort, kort : bloemlezing, springkussen
  • Een gedicht kan in spondaeën zijn: lang, lang : wanklank, dokter
  • Een gedicht kan in anapesten zijn: kort, kort, lang : anapest, document, pyromaan
  • Een gedicht kan in amfibrachi zijn: kort lang kort: gemakzucht, belangrijk, computer

Gedichten zijn niet allemaal hetzelfde

Gedichten zijn dus niet allemaal hetzelfde. Ze hebben bijvoorbeeld niet allemaal hetzelfde aantal regels. De dichters gaan ook niet allemaal hetzelfde om met rijm. De dichters gaan anders om met het metrum (het gebruik van de lettergrepen, de cadans.) Sommige gedichten rijmen, maar veel ook niet.

Een rijmpje (bijvoorbeeld voor bij een Sinterklaascadeautje)

Een rijmpje is een klein gedichtje dat rijmt. Het woord rijmpje is een verkleinwoord. Dat geeft al aan dat een rijmpje een niet zo heel erg belangrijk gedicht is. Denk maar aan Sinterklaasrijmpjes. Het is een Nederlandse traditie om elkaar op Sinterklaasavond een cadeau te geven met een rijmpje erbij. Het woord “rijmpje” zegt het al. Het is een klein gedichtje, waarin rijmwoorden gebruikt worden. De tekst is meestal grappig en een beetje “oppervlakkig”. Daarmee wordt bedoeld dat het in een Sinterklaasrijmpje niet gaat om diepe emoties. Vaak zit er een grapje in een Sinterklaasgedichtje. Soms kan je een ander een beetje plagen, maar het rijmpje mag niet gemeen worden, want iedereen verdient een leuk Sinterklaasfeest.

Een voorbeeld:

Sinterklaas die oude vent,
Is beslist wel wat gewend.
Maar de Sint is best wel bang,
Want jouw lijstje is te lang.
Dat doet Sint en Piet verdriet,
Zo gaan zij misschien failliet.
Wil jij alles wat je vroeg?
Eén cadeau vindt Sint genoeg!

Opdracht:

Maak zelf een Sinterklaasgedichtje. Je kunt het gedichtje hierboven als voorbeeld nemen.

Taratata!

BB

Op deze pagina vind je filmpjes, een lied en acteeropdrachten over clowns. Het gaat niet alleen over “ouderwetse” clowns, maar ook over moderne clowns.

Ingezongen versie, met spel van kinderen
De karaoke versie van het liedje
Ingezongen, met plaatjes van allerlei clowns

Taratata…. daar komen de clowns.

met hun bretels, want ja, hun broek is reuze…;

vallen op hun rode neuzen,

maken je aan ’t lachen, ook al voel je je soms down.

Iedereen is… diep van binnen een clown.

Hang gewoon de clown uit; kom, je moet er echt voor gaan.                                

Leven doe je, met een lach en een traan.       

Taratata…. daar komen de clowns.

Onder dat pak en al dat serieuze

zijn het blunderende kneuzen.

Niemand is perfect en iedereen gaat wel eens down.

Iedereen is diep van binnen een clown.

Iedereen die struikelt wel eens, stoot wel eens z’n hoofd.

Als je zegt; “Nou, ik dus niet!” ,denk jij dan dat één mens je g’looft?

Hang gewoon de clown uit, Kom je moet er echt voor gaan.

Leven doe je, met een lach en een traan. 

Hang gewoon de clown uit, kom je moet er echt voor gaan.         

Leven doe je… met een lach en een…

Leven doe je… met een lach en een..                    

Leven doe je… met een lach en een traan!

Clowns zijn artiesten die mensen vaak aan het lachen willen maken. Dat doen ze door dingen “groter” te spelen. “Groter spelen” wil zeggen: overdrijven. Dat vinden mensen komisch. Die mensen hebben dan een bepaald gevoel voor humor.

Kijk nog eens hoe de kinderen in het filmpje spelen dat ze clowns uit het circus zijn. Kan je het verhaal straks navertellen? Kan je het ook na-spelen?

Hou jij van dat soort humor? Kijk maar eens naar dit filmpje van clowns. Let op: de acts met de ballonnen moet je nooit thuis doen, want als je zoiets over je hoofd doet, krijg je geen lucht! Dit zijn natuurlijk speciale ballonnen.

Acteren

We gaan het hebben over clowns. Wat zijn clowns eigenlijk? Zijn er alleen maar vrolijke clowns? Waar vind je clowns? Wat zijn Cliniclowns?

Ben je wel eens in het circus geweest? Of heb jij wel eens op een andere plek clowns gezien? Wat waren dat voor clowns en wat deden ze?

Clowns acteren vaak een bepaald gevoel. Dat overdrijven ze vaak. Ze doen dan bijvoorbeeld of ze héél erg schrikken van een knal. Ze vallen om, of doen hun ogen héél wijd open. Of ze doen alsof ze ontzettend dom zijn en de simpelste dingen niet snappen.

Veel mensen vinden dat vaak grappig om naar te kijken. Zo wekken clowns lachlust op, oftewel: zin om te lachen. Daar komt het woord “lachwekkend” vandaan.

Sommige mensen zijn dol op clowns, maar er zijn ook mensen die er bang voor zijn. Waarom zouden sommige mensen bang zijn van clowns?

Bij een clown denk je vaak aan iemand in een te grote broek, met veel kleuren, raar haar en heel veel kleurige schmink, maar clowns kunnen er ook héél anders uitzien. Denk maar eens aan Stan Laurel en Oliver Hardy, ook wel bekend als “De dikke en de dunne”.

Ook Stan Laurel en Oliver Hardy (ze worden ook wel de dikke en de dunne genoemd) waren een soort clowns. In het filmpje kun je zien dat ze groot acteren. Kijk maar eens.

Een andere grote “clown” was Charlie Chaplin.

Charlie Chaplin was een bijzondere clown. Hij had bijvoorbeeld wel grote schoenen, maar verder geen schmink. Toch vertoonde hij clownsgedrag en moesten mensen erg om hem lachen. Hij speelde een soort zielig mannetje, waarin iedereen zich wel herkende.

Deze mensen waren al artiest in de tijd van de stomme film. Pas na 1927 werd het mogelijk om geluid bij film te laten horen. De films van voor die tijd waren “stomme” films. Ze bedoelen dus niet dat die films niet leuk waren, maar dat er niet in gepraat werd.

Waarom zou clownerie in die tijd zo belangrijk zijn?

Als je niet je stem kan gebruiken om situaties uit te leggen, moet je lichaamstaal en mimiek gebruiken. Dus in de tijd van de stomme film deden artiesten dat. Dat ziet er al gauw clownesk uit.

Soms maakten ze films waarin lichamelijke acties heel belangrijk waren, zoals vechtpartijen, achtervolgingsscènes, valpartijen, uitglijden over bananen, taarten gooien, rare gezichten trekken, tegen ladders aanlopen, in gaten vallen, en dergelijke. De ene na de andere grappige situatie komt voorbij. Dat soort films noem je slapstick. Het woord komt van een houten ritme instrument. Als je het gebruikt klinkt er een enorme klap, zonder dat er veel kracht voor nodig is.

Ook vandaag de dag zijn er nog artiesten die clownerie gebruiken. Denk bijvoorbeeld eens aan Mr. Bean. Dat is een personage uit een strip, die meesterlijk op de planken is gebracht door Rowan Atkinson. Let maar eens op dat ook hier nauwelijks gesproken wordt.

Oefening 1

Als je heel clownesk en overdreven wil kunnen acteren (toneelspelen), moet je een goede mimiek (gebruik van je gezichtsuitdrukkingen) hebben en duidelijke lichaamstaal kunnen spreken. Wij gaan ook eens proberen om “groot” te spelen. Daarom gaan we even met ons lijf en gezicht oefenen:

  1. We draaien ons hoofd van links naar rechts en doen net alsof we aan die kant iets heel raars zien.
  2. We doen ons hoofd omhoog alsof we een vogel zien vliegen en daarna omlaag omdat er een hoopje poep op de stoep ligt.
  3. We bewegen onze heupen van links naar rechts en dan andersom, om ze los te maken
  4. We gaan buikdansen. Daarna gaan we buikdansen met onze handen in de lucht
  5. We trekken onze knieën om de beurt héél hoog op
  6. We gaan door de ruimte lopen met stappen waarbij we onze knieën heel hoog optrekken
  7. We gaan in slow motion door de ruimte lopen
  8. We gaan juist met piepkleine pasjes door de ruimte lopen
  9. We gaan overdreven door de ruimte lopen, alsof er een grote hond achter ons aan zit. We grijpen met onze handen naar onze broek, terwijl we “au, au, au” roepen.
  10. We komen op onze plaats staan en we gebruiken onze handen om een gekke bek te trekken
  11. We trekken een gekke bek zonder onze handen te gebruiken
  12. We gaan door de ruimte lopen en tegelijkertijd gekke bekken trekken
  13. We doen alsof er een emmer water omvalt. Het water gaat over ons hoofd heen. We schrikken heel overdreven en gaan dan overdreven huilen
  14. Wie kan er nog meer clowns scenario’s bedenken? Een scenario is een soort script. Een voorschrift van wat je gaat spelen.

Oefening 2: Scène verzinnen

Misschien kun je met een paar kinderen samen een grappige scène bedenken. Je gaat die scène uitwerken. Tijdens de scène mag je niet praten. We gebruiken mime. Je mag er slapstick in gebruiken. Bedenk: je scenario moet een begin, een midden en een eind hebben. Je moet het verhaal zó spelen, dat de rest kan raden wat de grappige situatie was.

Wat vind jij van clowns?

Zou jij een clown willen zijn en als je dat wil, zou je het kúnnen zijn?

Bestaan er clownsscholen?

Poppen

OB-MB-BB

Acteren is doen alsof. Mensen kunnen op veel manieren acteren. Spelen met poppen is er daar één van.

Meester Evan is een grote fan van twee poppen die jullie allemaal kennen uit Sesamstraat: Bert en Ernie.

Er zijn twee Nederlandse stemacteurs die voor de stemmen zorgen:

De stemmen van Bert en Ernie

Een poppenspeler is eigenlijk een acteur, die als beroep een pop bespeelt. Soms beweegt de ene persoon het lijf en de handen van de pop en een ander doet de stem. Vaak doet de acteur dat allebei.

Soms zit de acteur zelfs in de pop. Denk maar aan Pino, of aan de Teletubbies. Dan zitten er mensen in een pak, die stemmetjes doen.

Heel veel poppenspelers werken in een poppentheater en sommige van hen werken op straat.

Soms bespeelt de poppenspeler de pop met de handen. Die poppen heten handpoppen Een voorbeeld van handpoppen zijn de poppen van de poppenkast. De bekendste zijn Jan Klaassen en Katrijn.

Soms is het letterlijk een handpop, zoals bij Lejo

Maar er zijn ook marionetten. Dat zijn poppen die met behulp van touwtjes of stokjes bespeeld worden.

Hiernaast zie je een pop die met touwtjes wordt bewogen.

Een ander voorbeeld zijn de Wajangpoppen, die in Indonesië gebruikt worden. Ze bewegen door middel van stokjes. Het woord Wayang betekent in het Javaans schim, of schaduw.

Buiksprekers zijn ook poppenspelers. Ze kunnen de woorden zo zeggen, dat mensen hun lippen niet zien bewegen. Dat is erg knap. Hier zie je een meisje dat buikspreker is. Ze kan zelfs zingen zonder haar lippen te bewegen.

Je hoeft geen dure pop te kopen om poppenspeler te worden. Je kunt ook gewoon een sok aan je hand doen. Het is leuk als je er oogjes opnaait, van vilt, of kraaltjes… maar het is niet per se nodig. Als je een sok aan je hand doet en een mond maakt, heb je eigenlijk al een hoofd met een mond. Als je dan tegen je kleine zusje of broertje praat, gaat die ook meestal terugpraten. De sok is gaan “leven.”

Zelfs als je niet goed kan buikspreken, maar je lippen beweegt, is dit leuk. Je kan dan experimenteren met verschillende stemmetjes. We zeggen steeds dezelfde zin, maar met een andere stem.

De zin is: “Ben je nou helemaal betoeterd!”

Zeg hem eens zoals je vader het zou doen.

Zeg de zin zoals de koningin het zou doen.

Zeg het eens zoals je kleine zusje het zou doen.

Zeg het eens zoals een politieagent het zou doen.

Zeg hem eens zoals Ernie het zou doen.

Zeg hem eens zoals Bert het zou doen.

Zeg de zin eens in jabbertalk.

Wie kan er nog meer personages met een speciale stem verzinnen?

Pak een sok en doe hem aan je hand. Dat is jouw personage. Beantwoord de volgende vragen op een blad:

Hoe heet je pop?

Hoe oud is je pop?

Waar woont je pop?

Waar is je pop het liefste mee bezig?

Wat is het grootste talent van jouw pop?

Wat voelt jouw pop? Welke emotie heeft hij/zij?

Wat vind je pop het lekkerste eten? En wat vindt je pop juist vies?

Wat vind jouw pop van naar school toe gaan?

Waar wil je pop iets over vertellen?

Is jouw pop dan de baas in het gesprek, of juist niet?

Welke stem heeft jouw pop?

Verzin samen met een vriend of een vriendin een gesprek tussen jullie poppen. Laat het personage van jouw pop (alles wat je hebt opgeschreven) goed uitkomen!

Wie is de baas?

MB hoogste groep-BB

In een scène van een verhaal heeft een bepaalde speler een bepaalde status, oftewel een bepaalde “belangrijkheid.” Kijk eens naar de volgende sketch. Wie is hier de baas?

De sketch wordt gespeeld door André van Duin en Frans van Dusschoten.

André van Duin speelt een typetje.

Eigenlijk bestaan er geen hoofdrolspelers. Elke speler is van groot belang! Als de acteurs en actrices er niet allemaal zijn, kan het stuk niet gespeeld worden. Ook als je niet veel zinnen hebt, moet je toneelspelen zo gauw je op het podium staat. Je gebruikt dan stil spel. Je reageert zonder te praten op alles wat er gebeurt.

Maar er is dus wel statusverschil tussen de personages. Een goede acteur gebruikt de status van zijn/haar personage en beeldt dat goed uit.

Soms veranderen spelers van status, doordat er iets in de scène gebeurt. Dat kan heel grappig zijn. Soms worden de rollen zelfs helemaal omgedraaid. Stel je bijvoorbeeld voor dat iemand een kind speelt dat niks mag terugzeggen tegen zijn moeder. Dan komt oma langs en die behandelt de moeder als een kind, waardoor de moeder niks mag zeggen en het (klein)kind wel. 

Er zijn twee soorten van status:

  1. Wie heeft er in het echte leven meer te vertellen? (De sociale status) De koning heeft meer te vertellen dan zijn lakeien. De honkbaltrainer heeft meer te vertellen dan de kinderen die honkbal spelen.
  2. Wie heeft er in de scène meer te vertellen? (De echte status in de scène). Je moet dan goed nadenken over de relatie tussen de mensen in de scène. Wie heeft het echt voor het zeggen?

Als je de verschillen tussen de statussen goed laat zien, terwijl je speelt, wordt de scène duidelijker en grappiger. Daarom moet je goed nadenken hoe je je status (de status van de rol die je speelt) goed uitbeeldt. Hoe meer je opgaat in je rol en hoe meer je laat zien wie je speelt, hoe leuker het wordt.

Samen met je medespelers moet je het verschil in relatie laten zien aan je publiek. Je moet dus goed samenwerken. Als je weet dat er een statusverandering is en jouw personage is eerst belangrijk, maar later niet, moet je daar wel in meegaan en dat goed laten zien. Je moet natuurlijk niet tegenwerken en toch de baas proberen te blijven spelen.

Hoe kun je status laten zien? Kijk nu nog eens naar deze sketch van André van Duin en Frans van Dusschoten. Wie is de baas in het begin? En in het midden? En aan het eind? Hoe weet je dat?

Je kan status laten zien door:

  • lichaamstaal: trots, borst vooruit of met gebogen hoofd of weg kijkend. Mensen met een lagere status kunnen ook terugdeinzen voor mensen met een hogere status.
  • mimiek: hoe kijk je? Bang, arrogant etc.
  • dictie: hoe je iets zegt: luid en duidelijk of zachtjes, hakkelend.

Als je met een grote groep bent, kunnen jullie je verdelen in groepjes van drie personen.

Ieder groepje krijgt een kaartje met daarop de drie rollen. Die moeten jullie zelf verdelen.

Bedenk daarna een scène waarin de status duidelijk wordt.

In het verhaal moet dan iets gebeuren, waardoor de rollen omgedraaid worden en de status verandert.

Je kan de opdracht extra moeilijk maken door af te spreken dat je in “jabbertalk” gesproken moet worden. Dat is geen echte taal, maar klanken zoals de Zweedse kok uit de Muppetshow. Verzinklanken.  Dan moet je nog meer gebruik maken van lichaamstaal en mimiek.

Ideetjes voor de kaartjes:

  1. Marktkoopman die gewoon verkoopt
  2. Marktkoopman die bijna niks verkoopt
  3. Marktkoopman die veel verkoopt
  1. Klant
  2. Baas van het restaurant
  3. Ober
  1. Deftige dame
  2. Marktkoopman
  3. Niet zo deftige dame
  1. Agent
  2. Iemand van wie iets gestolen wordt
  3. Een zwerver
  1. Slager
  2. Slagersvrouw
  3. Slagerskind
  1. Baby poes (kitten)
  2. Stoere poes
  3. Bange poes
  1. Iemand die geweldig goed kan zingen
  2. Jurylid bij The Voice
  3. Iemand die vals zingt
  1. Hele goede skater
  2. Minder goede skater
  3. Iemand die niet kan skaten
  1. Filmster
  2. Beroemde journalist die een interview wil afnemen
  3. Niet zo beroemde journalist, die een interview wil afnemen
  1. Orgelman
  2. Iemand die orgelmuziek prachtig vindt
  3. Iemand die orgelmuziek niet mooi vindt
  1. Directeur
  2. Werknemer
  3. Stagiaire
  1. Jarige
  2. Beste vriendin van de jarige
  3. Zus van de jarige
  1. Bazigste kind van de buurt
  2. Kind dat niet bazig is, maar ook niet bang
  3. Bang kind
  1. Moeder
  2. Lieve dokter
  3. Bang kind
  1. Leraar
  2. Slimme leerling
  3. Leerling die het niet snapt
  1. Wielrenner die altijd wint
  2. Verslaggever die interviewt
  3. Wielrenner die altijd verliest

Dieren spelen

OB-MB-BB

Twee acteeropdrachten rondom het thema dieren, bijvoorbeeld voor dierendag.

Acteeropdracht: dierengevoelens

Welke dieren kennen jullie? Kies een dier.

Heeft dat dier gevoelens? Laat het dier die ook zien?

Doe eens een bange hond na.

Kunnen we verzinnen waarom de hond bang is? Doe de opdracht dan nog eens.

Doe eens een boze hond na. Waarom is de hond boos?

Doe eens een blije hond na. Waarom is de hond blij?

Doe eens een verdrietige hond na. Waarom is de hond verdrietig?

Doe eens een chagrijnige hond na. Waarom is de hond chagrijnig?

Je kan dit ook met andere dieren doen, natuurlijk.

Nog een acteeropdracht: de baas van de dierenwinkel

Iemand speelt de baas van de dierenwinkel. Op school kan dat de juf of meester zijn en thuis misschien je vader of moeder. Maar het kan ook één van de kinderen zijn.

De andere mensen die er zijn, spelen de dieren. Eén persoon mag de klant spelen.

De klant komt binnen. De baas zegt: “Welkom in mijn dierenwinkel. Ik heb veel lieve dieren. Pas als u bij een dier blijft stilstaan, gaat dat dier bewegen.”

De klant mag bij 3 dieren stilstaan. De “dieren” bij wie hij stilstaat, gaan bewegen zoals dat dier. De klant mag na afloop één van de drie dieren kiezen. Natuurlijk moet de klant wel uitleggen waarom hij voor dát dier kiest.

Dan vraagt de baas: “Hoe neemt u het dier mee? ” (In een doos, aan een riem, dragen enzovoort.)  Dat stuk verhaal spelen jullie ook af.

Daarna is er een nieuwe “baas” en een nieuwe “klant” en kiest de klant natuurlijk 3 “dieren” die nog niet aan de beurt zijn geweest.

Elfjes

OB-MB-SO

We gaan samen naar Wonderland. Daar kan je dansen met de elfjes. Ken jij dit land?

Luister eens naar dit liedje. Misschien zijn de woorden een beetje moeilijk, maar -net als de elfjes- kan je er heel goed op dansen. Hoe zou je daar op dansen? Dans maar precies zoals jij zelf wil!

Elfjes dansen op het mos. Lange gouden haren los.

Kom maar op visite. Drink een kopje thee.

Niemand hoeft vandaag naar school. Kleine fee speelt zacht viool.

Dat wordt echt genieten. Speel maar met me mee.

En de prins die ligt te slapen. En de reus die danst hand in hand.

Een kabouter zingt een liedje. Het is feest in Sprookjesland.

Zadel zilverwitte paarden. Kom, dan gaan wij ernaartoe.

Op de vleugels van je dromen. Ben jij nog niet moe?

En de heks die is niet boos meer. Ze doet eventjes niet gemeen.

En een vlinder maakt een grapje en dan lacht echt iedereen.

Doe je ogen dicht en luister ook al ben je nog niet moe.

Op de klanken van een liedje, kan je ernaartoe.  

Doe je ogen dicht en luister ook al ben je nog niet moe,.

Op de klanken van een liedje, kan je ernaartoe.

Je eigen fantasie gebruiken

Vertellen je ouders, of je opa en oma je wel eens over dat land? Of verzin je er zelf wel eens verhaaltjes over?

Het is heel leuk om over Wonderland te fantaseren als je in bed ligt, of als je op school een rustmomentje hebt. Misschien wil je leerkracht dit verhaal wel voorlezen, terwijl jij lekker rustig zit te luisteren en in je hoofd alle plaatjes erbij maakt.

Doe je ogen maar eens dicht en gebruik je fantasie. Stel je alles wat ik je vertel, zo goed mogelijk voor.

We staan in je tuin. Het is lekker warm. Voel je de zon? Wat voor kleren draag je?

Plotseling komt er een paard naar je toe galopperen. Welke kleur heeft jouw paard? Is het zilverwit, of prachtig diepzwart? Of heeft het gouden manen?

Het paard heeft niet alleen vleugels, maar ook benen. Aan de teugels zitten zilveren en gouden belletjes, die vrolijk klingelen.

Jij kent dat paard wel. Jij hebt er al eens eerder op gereden. Jij weet hoe het paard heet. Hoe heet je paard?

Je klimt op de rug van het paard. Het begint te lopen. Steeds sneller, sneller… Je gaat zo snel als de wind.

Plotseling begint je paardje met de vleugels te wapperen en je voelt dat je vliegt.

Je ziet de stad onder je verdwijnen en je vliegt door de witte en blauwe wolken. Dat is een fijn gevoel.

Na een tijdje voel je dat je gaat dalen.

Je paardje gaat rustig in een groene weide zitten.

Er is een gouden poort. Daar ga je doorheen.

Plotseling ben je in Wonderland. Om je heen zie je grote paddenstoelen, kleine huisjes, prachtige bloemen en hoge bomen, waarin heel veel lichtjes hangen.

Dit is het land waar de elfen wonen. Hoe ziet het eruit?

Wat ga jij doen in Sprookjesland?

Misschien wel naar de kermis, of misschien ga je wel dansen met de elfjes.

Plotseling komt er een sprookjesfiguur op je af lopen. Wie is dat?

Je krijgt een cadeautje van hem of haar. Wat krijg je?

Hij heeft ook nog iets aan je te vertellen. Wat wil hij of zij je vertellen?

Hij of zij neemt je mee naar de elfenkoning en de elfenkoningin. Daar drink je een lekker glaasje nectar, uit het dopje van een eikeltje.

Plotseling komt je paardje weer aan galopperen. Het is tijd om naar huis te vliegen.

Je stapt op de rug van je paardje. Je vliegt weer door de wolken.

Het paardje brengt je terug in je eigen tuin.

 
 

  •  

Herfstverhaal

Hogere groepen MB- BB

Verzin in groepjes van vier een toneelstukje over de herfst.

We gaan onze fantasie gebruiken om zelf een herfstverhaal te verzinnen waarin ook planten voorkomen. Dat verhaal gaan we acteren… oftewel… we gaan zelf een toneelstuk verzinnen.

Er zijn een paar regels:

  1. Het verhaal speelt zich af in het bos
  2. In het verhaal moeten deze vier zinnen voorkomen:
  • Het bos, natuurlijk!
  • Maar waarom dan?
  • Lust jij geen appeltaart?
  • Draag dan ook laarzen!
Het bos natuurlijk!
Lust jij geen appeltaart?
Maar waarom dan?
Draag dan ook laarzen !

Hoe pak je dit aan?

  • Verzin welke personages jullie zijn.
  • Verzin waar het verhaal zich afspeelt.
  • Verzin of het zich afspeelt in het verleden, het heden of de toekomst.
  • Zorg dat jullie toneelstuk een begin, een midden en een eind heeft.
  • Spreek luid en duidelijk, zodat je publiek je kan horen.
  • Zorg ervoor dat het publiek je kan zien.
  • Gebruik lichaamstaal en mimiek.

Gedicht over pesten

MB-BB

Op deze pagina vind je een gedicht over pesten. Daaronder vind je een aantal vragen waar je in je groep over kan praten. Na afloop maak je zelf ook een gedicht over dit onderwerp.

Echt gebeurd

In iedere groep, kijk gerust om je heen,
daar sluiten ze buiten, al is het gemeen.

Soms ben je te anders; ze móeten je niet.
Ze geven je namen. Ze doen je verdriet.

Soms breken ze je met een woord of gebaar.
Soms lachen ze om je, hardop, met elkaar.

Je wordt nooit gekozen, alleen maar gepest.
De laatste die staan blijft, hoort nooit bij de rest.

En soms durven pesters nog verder te gaan.
Ze knijpen en bijten. Ze spugen en slaan.

Ze beuken je hoofd, met een klap, op de grond.
Soms stoppen ze modder, of troep in je mond.

Ze sluiten je op, in een vieze w.c.
Ze spelen; maar jij mag niet meedoen… o nee…

Ze stoken de anderen tegen je op.
Ze gaan steeds maar door, ook al smeek je hen: “Stop!”

Ze doen al die dingen, als niemand het ziet.
“Heb jij dat gedaan?” “Nee, natuurlijk.. ik niet!”

Je ziel wordt vertrapt en ze breken je hart.
“Ik ben vast niets waard.”, denk je, bang en verward.

In iedere groep, waar ik heenga en kom,
daar word ik gemarteld. Ik snap niet waarom.

In iedere groep, kijk gerust om je heen,
daar pesten ze iemand, al is het gemeen.

Copyright Ellis Castenmiller niet gebruiken, verspreiden, kopiëren of embedden zonder haar toestemming.

Pesten is iets anders dan plagen. Zolang iemand er nog wel een beetje om kan lachen is het plagen, maar als iemand verdriet heeft van wat er gebeurt en wil dat het ophoudt, is het pesten. Pesten is gemeen. Je toont geen respect voor de ander.

Het bovenstaande gedicht is geschreven voor een voorstelling, om het verhaal te vertellen van een persoon die op de basisschool heel erg gepest werd. De dingen die erin staan, zijn dus echt gebeurd. De persoon die gepest werd, heeft geestelijke schade opgelopen, maar ook lichamelijk.

Toen die persoon dit vertelde bij Kzing, waren er heel veel kinderen die vertelden dat zij ook gepest werden. Dat is de reden dat Ellis dit gedicht schreef. Ze wilde dat deze kinderen hun verhaal durfden te delen.

Het gedicht is tijdens een voorstelling opgezegd door al die kinderen die wel eens gepest waren. Veel van deze kinderen konden de regels bijna niet opzeggen, omdat ze terug moesten denken aan de keren dat ze gepest waren en ze bijna moesten huilen.

De persoon die zo erg gepest was, wilde persé de zinnen opzeggen, om af te rekenen met het verleden. Deze persoon werd ondersteund door iemand uit de groep. Ze gingen samen naar voren en op momenten dat deze persoon moest huilen, nam deze vriend het over.

Het publiek was helemaal stil. Veel mensen in het publiek lieten een traantje. Heel veel grote mensen kwamen na afloop van de voorstelling naar juf Ellis toe om te vertellen dat zij vroeger ook gepest waren op school en wat dat met hen had gedaan.

Kun jij zelf ook een gedichtje maken over pesten? Het hoeft niet per se te rijmen. Het belangrijkste is dat je je gevoelens over pesten op papier kan zetten. Wat vind jij ervan?

Vind je dat er in jullie groep ruimte is om jezelf te zijn?

Helpt “Stop, hou op!” in jullie groep?

Wordt er in jullie groep gepest? Als dat zo is, wat doet dat dan met die persoon?

Pest jij zelf wel eens?

Durf jij het voor iemand op te nemen, in jouw groep?

Wat kan je het beste doen als je gepest wordt?

Zoek je liedjes over pesten? Kijk hier eens naar:

Liedje over Stop hou op!

Liedje: Vertel me waarom jij mij pest…

Liedje: De Rapman, over opkomen voor iemand die gepest wordt

Klankdichten (Ozewiezewoze)

MB-BB

Ken je het liedje Ozewiezewoze? Het is een soort klankdicht. Waar gaat dat volgens jou over?

Dat is een lastige vraag, hè? Dat komt omdat ozewiezewoze een klankdicht is.

Een klankdicht is een gedicht waar de dichter niet zijn best doet om te zorgen dat iedereen het snapt. Het gaat alleen om de klank. Je noemt dat wel atonale poëzie.

Je zou denken dat dit pas in deze eeuw bedacht is, maar al in het begin van de 16e eeuw beschreef de dichter Francois Rabelais hoe zeeziekte voelde in klankdicht:

In Nederland schreef de dichter Jan Hanlo het gedicht “De mus.

De mus

Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp – tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp

Tjielp
etc.

Toen juf Ellis op de kleuterschool zat, vond ze Ozewiezewoze een stom liedje, omdat het niets betekende. Nu heeft ze daar een gedichtje over gemaakt. Maar dat gedichtje is géén klankdicht. Want de woorden in dit gedichtje betekenen wat. Daarom heeft ze de woorden erbij gezet.

Schooladvies

MB-BB

Gedichten hebben een vorm en een ritme. Een haiku bijvoorbeeld heeft 1 regel met 5, 1 regel met 7 en weer in met 5 lettergrepen. Je telt dus eigenlijk lettergrepen.

Juf Ellis gebruikt 7-5-7 lettergrepen. Ze heeft dus eigenlijk een omgekeerde haiku bedacht Luister maar:

Een haiku is een is een vorm van een gedicht in de Japanse dichtkunst. Een haiku bestaat meestal uit drie regels. Deze dichtvorm is ontstaan in Japan in de 17e eeuw. Verschillende grote dichters hielden zich ermee bezig.

In Nederland is de haiku bekend geworden door de boeken die dhr. Bertus Aafjes schreef over Rechter Ooka. Daarin kwamen haiku’s voor.

Het ritme van een gedicht heeft te maken met lettergrepen en ook met welke lettergrepen nadruk krijgen en welke niet.

Zeg je naam maar eens. Waar valt de nadruk op?

“Meester Evan” heeft 4 lettergrepen en er klinkt: lang, kort, lang, kort. De lange klanken hebben een accent.

“Juf Ellis” heeft 3 lettergrepen en er klinkt: kort, kort, kort. En de middelste klank heeft een accent.

Bij haiku’s gaat het vooral om het aantal lettergrepen. Een originele haiku heeft 5 lettergrepen. De tweede heeft 7 lettergrepen. De derde regel heeft er weer 5. Soms wordt er afgeweken van deze vorm.

Vaak gaan de klassieke haiku’s over de natuur, maar ze mogen natuurlijk ook over de stad, of andere dingen gaan.

Het is de bedoeling dat de haiku een ervaring uitdrukt die je op een bepaald moment hebt. Als je in je Haiku niet alleen vertelt wat je ziet, maar ook wat je hoort, ruikt, of voelde, komt je haiku beter over bij het publiek.

De grote dichter Matsuo Basho (1644-1694) is waarschijnlijk de bekendste Japanse haiku dichter. Hij heeft ook in andere dichtvormen geschreven. Zijn bekendste haiku is:

O, oude vijver!
een kikvors springt van de kant,
geluid van water

Om een goede haikudichter te worden, hoef je niet per se hele dure woorden te gebruiken. Het beste is het om in gewone woorden iets zo weer te geven, dat de lezer of luisteraar precies snapt wat je mee hebt gemaakt.

Een haiku van juf Ellis en meester Evan :

De boom heeft het koud
maar: eigen schuld, dikke bult
Hou je jas dan aan!

Kun je zelf ook een haiku schrijven? Tel de lettergrepen goed! Probeer om

Je kunt er ook voor kiezen om een ander aantal lettergrepen te gebruiken. Dan is je gedicht natuurlijk geen klassieke haiku meer, maar het kan nog steeds een goed gedicht zijn!

Meester zei: “Havo wil niet.”
Hoe komt hij erbij?
Meester wil niet! Havo wel!

Kun je zelf een lettergrepenschema bedenken en er daarna een gedicht bij schrijven?

Zomeracteren

OB-MB-OBS-BB-BBS-SG

De zomer is een fijn seizoen. Vooral als de zon lekker schijnt. Of hou jij daar niet van? Welk seizoen vind jij het fijnste? Wat doe jij eigenlijk allemaal in de zomer?Misschien kan je daar een tekening over maken, of…. zelf een toneelstukje over maken.

In de onderbouw kunnen we samen doen alsof het zomer is.  De leerkracht vertelt het blauwe verhaal hieronder en dan doen we ondertussen allemaal wat er gezegd wordt. (teacher in role)

We gaan kamperen en zetten een tentje neer. Sla de haringen maar in de grond.

We trekken onze warme kleren uit en doen onze zwemkleren aan.

We gaan naar het strand fietsen.

Zet je fiets maar op slot. Waar stop je je sleuteltje nou?

Wat is het warm!

We kopen een ijsje en eten het op.

We smeren ons in met zonnebrandcrème.

We gaan zwemmen in de zee.

Eerst gaan we pootjebaden. Is het water warm of koud?

Er komt een grote golf.

We hebben een netje, daar gaan we visjes in vangen. Wat heb jij gevangen?

Dan lopen we naar de speeltuin. Daar gaan we op de wip wap.

Daarna gaan we klimmen op het klimrek.

We gaan voetballen.

We gaan tafeltennissen.

Dan zijn we zo moe, dat we naar de camping gaan.

Daar kan je kersen plukken.

Er is een feestje.

We gaan dansen op het feestje.

We eten  kersen met slagroom.

Daarna maken we een vuurtje.

We gaan marshmallows roosteren in een vuurtje.

Opeens merken we dat we gapen.

We gaan lekker koud douchen.

We zijn verbrand en smeren aftersun op.

We gaan slapen, maar er is een mug.

We vallen in slaap, maar het dekbed is te warm.

Welterusten, wat was het een fijne zomerdag!

In de middenbouw kunnen de leerlingen in groepjes van 3 een toneelstukje bedenken over een groepje kinderen dat samen gaat kamperen. Let op: het verhaal moet een begin, een midden en een eind hebben. Als je toneelspeelt, moet je duidelijk praten en niet met je billen naar het publiek gaan staan. Je krijgt 5 minuutjes om het verhaaltje samen te bedenken en te oefenen. Daarna laat je het aan je collega’s zien. 

In de bovenbouw kunnen de leerlingen in groepjes van 4 zelf een klein toneelstukje maken over een perfecte vakantiedag, die helemaal in het honderd loopt. Let op: het verhaal moet een begin, een midden en een eind hebben. Als je toneelspeelt, moet je duidelijk praten en niet met je billen naar het publiek gaan staan. Je krijgt 5 minuutjes om het verhaaltje samen te bedenken en te oefenen. Daarna laat je het aan je collega’s zien.

Een goed gesprek.

MB-BB

Hier vind je 2 drama oefening waarbij kan oefenen met het voeren van een gesprek.

Voor allebei de oefeningen heb je veel fantasie nodig.

Eerst gaan we praten met jabbertalk. Dat kunnen leerlingen uit de middenbouw heel goed doen!

Daarna gaan we improviseren. Dat betekent, zelf dingen verzinnen, terwijl je speelt.

Wat is eigenlijk een goed gesprek? 

Waar bestaat een gesprek uit?

Kun je alles zeggen?

Kun je alles tegen iedereen zeggen?

Kun je altijd alles zeggen?

Is een gesprek alleen goed als je er een goed gevoel aan overhoudt?

Ken je de woorden “dialoog” en “discussie”. Is een dialoog hetzelfde als een discussie?

Er zijn veel soorten gesprekken. Eén ervan is bijvoorbeeld de dialoog. Dit woord komt van de 2 Griekse woorden dia (dwars door) en logos (woord, taal, rede)

Dialoog

Een dialoog is een gesprek tussen 2 of meer mensen die samen proberen over iets na te denken en bijvoorbeeld een antwoord op een vraag te vinden. Dwars door de woorden, zoeken ze samen naar een oplossing op een vraag. Het gaat bij een dialoog om samenwerken en het is dus belangrijk dat elke spreker gelijkwaardig is aan de ander.

Discussie

Een discussie is een ander soort gesprek. Discussiëren komt van het Latijnse woord discutere, dat uit de weg ruimen betekende. Later gebruikten de Romeinen het ook als bespreken.

Een discussie is een gesprek waarbij 2 of meer mensen hun mening of standpunt geven. Ze geven daarbij hun argumenten en proberen iemand anders te overtuigen.

We gaan jabbertalk gebruiken.

Dat betekent dat we geen woorden gebruiken, maar een fantasietaal spreken. De klankkleur, toonhoogte en de nadruk waarmee we zinnen zeggen is belangrijk, net als onze lichaamstaal.

Let op dat je om de beurt “praat” in je fantasietaal.

Het is ook belangrijk dat je goed luistert naar de ander en dat de sprekers niet door elkaar praten.

De mensen die luisteren moeten er een soort gesprek in kunnen horen. Je moet dus goed opletten dat je gebruikt wat de ander zegt en daar op doorgaat.

Een inprovisatie spel over een gesprek:

De regels:

De improvisatie opdracht hieronder kun je doen als je met 2 of 3 kinderen bent.

Bovenaan elke scène staat waar de scène zich afspeelt.

Je verdeelt de zinnen.

Je zegt de zinnen en gaat samen verder spelen hoe het gesprek verder loopt.

Als jullie het moeilijk vinden om te improviseren, kunnen jullie het gesprekje ook samen afspreken en dan spelen. Neem in dat geval 3 minuten de tijd om het gesprek voor te bereiden, de zinnen te verdelen en te leren. Daarna moet er geïmproviseerd worden.

Denk aan het volgende:

De gekleurde zinnen moeten in ieder geval gezegd worden.

Er moet een gesprek ontstaan dat ergens op slaat en dat een echt einde heeft.

De scène mag niet te lang duren. Het duurt te lang als je publiek het saai gaat vinden.

Iedereen moet evenveel vertellen in het gesprek.

Let er op dat je mensen niet steeds afkapt. Dan loopt de scène niet verder.

Het gesprek moet goed verstaanbaar zijn.

Bij een gesprek mogen mensen niet steeds door elkaar spreken. Je moet dus goed opletten wanneer je spreken en wanneer je luisteren moet.

1. In het park

Kunt u mij helpen?

Wat is er aan de hand?

Mijn kriebelspiebel is weggevlogen!

Hoe ziet hij eruit?

2. In een pretpark

Ben je al in het spookhuis geweest?

Nee, ik nog niet.

Het is er zo eng!

Echt waar? Hoezo?

3. In de klas

Waarom ben je zo blij?

Ik heb een nieuwe broek.

Heb je die nu aan?

Ja, hoezo?

4. Voor de bioscoop

Hai

Lekker op tijd…

Staan jullie al lang te wachten dan?

Ja, waar bleef jij nou?

5. Op een bankje in het park

Goedemorgen!

Dat zegt u, dat het een goede morgen is.

Wat is er mis met deze morgen?

Nou… ik vind….

6. Thuis

Wat is er met jou?

Ik heb zo’n honger.

Zal ik wat te eten halen?

Weet je waar ik nou eens trek in zou hebben?

7. In een restaurant

Ober?

Kan ik u helpen?

Mag ik een tjiepietjoepiehatseflats?

Pardon, wat zegt u?

8. In de dierentuin

Ik ben dol op de dierentuin.

O ja?

Welk dier vind jij het leukste?

Nou, ik moet zeggen…

9.In het bejaardentehuis

Ken jij meneer van Zanten?

Is dat die man van nummer negentien?

Dat vind ik nou helemaal geen aardige man?

En waarom dan wel niet?

10. Op een verjaardagsfeestje

Ik hou niet van verjaardagen.

Wat zeg jij nou?

Dat hoor je toch… dat ik niet van verjaardagen hou.

Waarom in ’s hemelsnaam niet?

11. In een winkel

Mijn oma is honderd geworden.

Hartelijk gefeliciteerd.

Gaat u er vandaag naartoe?

Nee, want…

Verzin een verhaal

OB-MB-BB

Als je goed wil acteren, is het handig om goed te kunnen fantaseren. Wie dat kan, kan zich goed inleven. Dat betekent, dat hij/zij zich goed kan voorstellen hoe iemand anders zou reageren.

Je kan fantaseren oefenen, door zelf een verhaal te bedenken. Misschien vind je het nog een beetje moeilijk om zelf iets te verzinnen. Daarom staan er hieronder heel veel plaatjes. Maak hier eens een mooi verhaal mee. Misschien over de zomervakantie?

Zit je in de onderbouw? Kies dan 1 plaatje uit en vertel er iets bij.

Zit je in de middenbouw? Kies 1 plaatje uit en schrijf daar een kort verhaaltje bij. Dat is minstens 5 regels lang.

Ben je een bovenbouwer? Kies dan 2 plaatjes uit. Verzin een verhaaltje, waarin allebei de plaatjes voorkomen. Dat verhaal is minstens een half a4tje lang. Je kan in plaats van een verhaal ook een gedicht, of tekening maken.

Zorg dat je verhaaltje een begin, een midden en een duidelijk einde heeft.

Je kunt er ook een script van maken. Je kiest dan personen uit. Je schrijft steeds de naam van de persoon die iets zegt en zet er een dubbele punt achter. Daarachter zet je wat die persoon zou zeggen. Kijk naar het voorbeeld hieronder.

Jan: Er zouden hier toch geen spinnen zijn?

Tineke: Hou op, engerd…. ik moet er niet aan denken!

Daarna kan je het verhaal ook met een groepje samen instuderen. Dan maak je er een toneelstukje van.

Als je het leuk vindt en heel goed wil worden in fantaseren, kun je bij hetzelfde plaatje ook nog een ander verhaaltje verzinnen.

Als je bij ieder plaatje je creativiteit de vrije loop kan laten, heb je je fantasie goed getraind!

Als je verhaal of gedicht goed gelukt is, stuur het dan naar King. Wie weet plaatsen we het wel in het Kzing-museum.

Welk beroep heb jij?

MB-BB

Nog niet zo lang geleden had je beroepen voor mannen en beroepen voor vrouwen. Tegenwoordig kunnen alle mensen (mannen, vrouwen, non binaire personen etc.) hetzelfde beroep uitoefenen als ze er geschikt voor zijn en er de juiste opleiding voor hebben.

Vanuit de traditie laten we vaak nog horen of een beroep door een man of door een vrouw wordt uitgevoerd (koning/koningin, verpleger/verpleegster, directeur/directrice). Dat gebruik verdwijnt steeds meer. We spreken bijvoorbeeld over: auteur, tandarts, dierenarts enz.

Wat vind jij daarvan? Vind je dat we het eigenlijk over “zee-persoon” of “zee-mens” moeten hebben? Kan een fietsenmaker ook een vrouw zijn? Of moeten we die een fietsenmaakster noemen?

Acteren

We gaan acteren. We doen een mime-oefening aan de hand van kaartjes, of we gebruiken de kaartjes om een spel te doen.

Druk de afbeeldingen af. Knip de kaartjes uit en doe ze in een schaal. Iedereen pakt een kaartje en beeldt voor de anderen uit wat voor beroep er op zijn/haar kaartje staat.

Vrouwen en mannen kunnen beroepen allebei uitvoeren.

Je kan natuurlijk ook gewoon een beroep vanaf het beeldscherm kiezen.

Je kunt afspreken dat je geen woorden gebruikt bij het uitbeelden. Dan heet dat: mime of pantomime. Dat is een vorm van kijk-theater (visueel theater).

Acteurs beelden een verhaal uit. Ze drukken emoties, acties, mensen, karakters, of een situatie uit met gebaren, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal.

Je kunt de kaartjes ook als raadspel gebruiken. Iemand heeft één van de beroepen in zijn hoofd.

De ander mag 10 of 12 vragen stellen om er achter te komen welk beroep het is.

Naar het heelal als astronaut

OB-OBS

Juf Ellis vertelt een verhaal over iemand die naar de ruimte gaat. Je kan er naar luisteren, terwijl je aan een tafel zit, maar je kan het ook spelen, terwijl er verteld wordt. Dan speel je dat je zogenaamd Nautje bent. Je doet alsof. Dan ben je aan het acteren. Acteren is een mooi woord voor doen alsof. En spelen dat vinden we allemaal leuk. Later kan je het verhaal misschien nog eens naspelen. Maar dan wil je misschien dingen veranderen aan het verhaal. Dat mag. Dan gebruik je je fantasie.

De astronaut naar de toekomst

OB-MB-MBS-BBS

We reizen naar de toekomst, door in een tijdmachine te stappen. We gaan in een kring staan en draaien rond, terwijl we dit gedicht opzeggen:

Stap maar in de tijdmachine! Houd elkaar maar vast.
Stap maar in de tijdmachine! Denk wel dat het past.
Wat zullen we zien?
Wat zullen we zien?
Tel maar mee/terug we gaan tot/ begin bij 10

We kijken onze ogen uit, als we uit de tijdmachine stappen. Hoe ziet de wereld er uit, in de toekomst? Hoe zien de mensen eruit? En de voertuigen? Misschien wonen mensen niet eens meer alleen op de aarde en heeft iedereen wel raketten, om naar andere planeten de reizen. Hoe zou zo’n planeet er dan uitzien? En de mensen van de toekomst… hoe zullen die eruitzien? Misschien gaan we wel op robots lijken.

The Planets is gecomponeerd door de Engesle componist Gustav Holst. Hij heeft bij elke planeet uit ons zonnestelsel dat men toen kende, een muziekstuk gemaakt. Alleen de aarde is hij vergeten. Het stuk is geschreven tussen 1914 en 1916

Een teacher in role spel:

  1. Ik kom vanuit de toekomst. Ik stap in een raket.
  2. We trekken ons ruimtepak aan.
  3. We tellen af.
  4. We stijgen op.
  5. We vliegen.
  6. We landen

Als je een astronaut in de ruimte was, had je helemaal geen last van de zwaartekracht. Beweeg maar eens mee! Hoe zou je dan bewegen? Beweeg eerst mee met het filmpje van Cooking Class op YouTube. Het is ook goed als bewegingstussendoortje.

  1. Cooking class
  2. Slowmotion/zwaartekrachtlaarzen aanzetten
  3. Voorzichtig op avontuur (wat zien we?)
  4. Hoe ziet de planeet er uit?
  5. Hoe zien de mensen er uit?
  6. Wat eten ze?
  7. Komen we ruimterobots tegen
  8. Door de zaal lopen als robots in rechte lijnen.
  9. Ze nodigen ons uit voor een feest
  10. Ik kom vanuit de toekomst zingen.
  1. Wie is de baas van die planeet? Hij/ zij/hen komt eraan en brengt ons terug naar de tijdmachine.
  2. We stappen weer in de tijdmachine en gaan weer terug naar onze eigen tijd.
De muziek van het lied Ik kom vanuit de toekomst.

Ik kom vanuit de toekomst.
Dat kan je vast wel zien.
Ik dans net als een robot.
Kan jij dat ook misschien?

En hoe dansen robots dan?
Ik denk dat jij dat wel kan.
Dansen maakt je altijd blij.
Doe maar even mee met mij.

Ik kom vanuit de toekomst.
Dat kan je vast wel zien.
Ik dans net als een robot.
Kan jij dat ook misschien?

Ik kom vanuit de toekomst.
Dat kan je vast wel zien.
Ik dans net als een robot.
Kan jij dat ook misschien?

Charades

BB

Kijken naar acteren en zelf charades spelen.

Tegenwoordig zijn er andere beroepen dan in de vorige eeuw. Toiletjuffrouw is daar een voorbeeld van.

Nog niet zo lang geleden zat er bij de toiletten in openbare gebouwen vaak een mevrouw. Die maakte de toiletten schoon, hing het wc papier op en zorgde dat alles netjes was. Je deed als klant na toiletbezoek een kwartje op een schoteltje. Hier speelt een leerling van Kzing een toiletjuffrouw rond 1920, in de musical Revue.

Vrouwen werkten vaak maar tot ze gingen trouwen en dan vaak in beroepend die men passend vond, zoals onderwijzeres, dienstmeisje, verpleegster, etc. Lange tijd was het tamelijk onbehoorlijk als je nog werkte als je getrouwd was en zeker als kinderen had. Men vond dat je “de plaats van een man innam.” En je kon dan ook nooit een goede moeder zijn.

Vrouwen kregen ook veel minder vaak langere scholing dan mannen. Daardoor kregen ze lager betaalde banen.

Hoe is het Ken jij nog meer beroepen die er vroeger waren en die je nu eigenlijk niet meer ziet?

En ken je ook beroepen die er vroeger niet waren, maar nu wel?

Misschien kunnen je met je vrienden Charades/Hints spelen. Onder de link zie je de spelregels. Je beeldt een beroep uit.

In het onderstaande filmpje zie je hoe iemand met veel humor haar personage neerzet. Ze maakt er een “typetje” van. Dat wil zeggen dat iedereen denkt “O… zo iemand ken ik ook…”

Ik ben toiletjuffrouw. Zo kom ik aan mijn centen. 
Een eerbaar baantje binnen. Ik hoef niet te venten.
Al maakt de chique clientèle van de potten soms een zooi
de mensen zijn me wel genegen, iedereen geeft mij een fooi.
Hier kun je alles van het leven leren.
De lui die delen lief en leed met jou.
Hier poepen armoedzaaiers, heren, soms per dag meerdere keren.
Ik weet alles als toiletjuffrouw.
************************************************************************
Ik poets de brillen en de kranen en de deuren.
Ik poets de potten tot ze naar viooltjes geuren.
De dokter, olieman, de schooljuf… echt ze doen het allemaal,
Ze hebben meer dan één behoefte; iedereen doet z’n verhaal.
Hier kun je alles van het leven leren.
De lui die delen lief en leed met jou.
En aangezien ik van m’n eigen,  goed kan luisteren en zwijgen,
weet ik alles, als toiletjuffrouw.
************************************************************************

De musical Revue speelt zich af in een theater in de jaren 20 van de vorige eeuw.

Het zijn moeilijke tijden voor de werknemers van het theater Het Park in Hoorn.

De toiletjuffrouw van het Park vertrouwt de eigenaar voor geen cent. En ze vindt dat zij het kan weten, want zij zegt dat ze “krentenkakkers” van een afstand kan ruiken, omdat ze toiletjuffrouw is.

In die tijd waren er andere uitdrukkingen en woorden dan nu. Er waren ook andere beroepen. En natuurlijk waren er ook andere ideeën.

We hebben wat vragen voor jullie over de tekst van het lied. Misschien kunnen jullie wat antwoorden vinden op het internet, of het via de app aan je opa of oma vragen.

Wat doet een toiletjuffrouw voor werk?
Zoek op wat “eerbaar” is.
Zoek in het woordenboek op wat een “krentenkakker” is.
Wat is een “armoedzaaier”?
Wat deed een olieman?
Zoek op wat “venten” is.
Wat betekent: “De mensen zijn me wel genegen.”

Vivaldi thema lente, ook een muziekpraatplaat

OB-SG-MB-BB-BBS-ML

Op deze pagina vind je een les over de lentemuziek van Antonio Vivaldi; eén van de 4 thema’s uit de
Vier Jaargetijden, gespeeld door juf Ellis. We hebben er filmbeelden onder gezet. Het is eigenlijk een bewegende praatplaat die al voor de jongste groepen te gebruiken is.

filmbeelden rechten liggen bij Envato

  • Jonge dieren
  • De natuur die ontwaakt
  • Kinderen die buitenactiviteiten doen
  • En tenslotte: Pasen

Op deze pagina ga je aan de slag met de lentemuziek van Vivaldi. Als je meer over deze muziek of de componist wil weten, kan je op deze link klikken

Belevingsverhaal (teacher in role)

Er staat ook een belevingsverhaal op deze pagina. Dat kan als teacher in role spel uitgespeeld worden. Oudere groepen kunnen in kleine groepjes zelf een verhaal bedenken en uitspelen waarin de verandering van winter naar lente centraal staat. De leerlingen beginnen zittend op de hurken (indien mogelijk) helemaal in elkaar gedoken.

• We zijn allemaal een piepklein zaadje.
• We liggen in de grond te slapen, want het is winter
• Plotseling voelen we dat de lentezon de grond om ons heen wat warmer maakt
• We worden een beetje wakker en groeien een klein beetje
• Ons hoofdje steekt al boven de grond uit… We blijven groeien, groeien (uitstrekken)
• En kijk…. er komt aan één kant een klein takje… met wat blaadjes…
• Hoera… aan de andere kant komen ook blaadjes
• De wind ritselt door onze blaadjes…. dat voelt leuk (wiebelen)
• Ons bloemetje gaat open…
• We kijken verbaasd om ons heen naar de mooie lentewereld.
• Wat zien we?
• En wat zijn we eigenlijk voor bloemetjes? (Lentebloemen meenemen, of op Kzing.t.v kijken bij:

Musiceren

Je kan ook musiceren in deze les.

Jongere groepen kunnen simpele ritmes meetikken met de muziek, om zo de muziek nog meer te beleven.

Voor oudere groepen en muziekleerlingen staat er onderaan de pagina de muziek, genoteerd in boomwhacker kleuren. Meester Evan heeft er een meespeel-filmpje van gemaakt. Dit is de moeilijkste opdracht.

Meetikken

Wanneer je met de muziek mee tikt, let er dan wel op dat deze muziek een opmaat heeft. Dat betekent dat je pas vanaf tel 2 mee kan tikken. Je kan klappen, tikken, ritme instrumenten gebruiken, of een bodypercussie maken. Kies voor simpele ritmes, zoals deze drie ritmes:

Als je luistert naar het thema, hoor je dat ieder stukje twee keer voorkomt. Juf Ellis heeft ze ongeveer even sterk (hard) gespeeld. In de tijd van Vivaldi werd het de eerste keer door een grote groep gespeeld en daarna kwam er een echo van een klein groepje orkestleden. Misschien kunnen jullie dat ook eens proberen. Of je speelt het thema de eerste keer sterk (hard) en de tweede keer zacht.

Musiceren op toetsen of boomwhackers (gevorderd)

Meester Evan heeft speciaal voor jullie een meeleesfilmpje gemaakt! Ook hier kan je proberen het verschil in dynamiek (verschil tussen sterk en zacht) te laten horen.

Tom Waits en de herfst

BB-ML

The last leaf on the tree
Tom Waits

I’m the last leaf on the tree.
The autumn took the rest
but they won’t take me.
I’m the last leaf on the tree.

When the autumn wind blows,
they’re already gone.
They flutter to the ground
‘cause they can’t hang on.
There’s nothing in the world
that I ain’t seen
I greet all the new ones that are coming in green.

I’m the last leaf on the tree.
The autumn took the rest but they won’t take me
I’m the last leaf on the tree.

They say I got staying power here on the tree,
but I’ve been here since Eisenhower
and I’ve out lived even he…

I’m the last leaf on the tree.
The autumn took the rest but they won’t take me.
I’m the last leaf on the tree ..

I  fight off the snow
I fight off the hail
Nothing makes me go
I’m like some vestigial tail.
I’ll be here through eternity.
If you want to know how long.
If they cut down this tree
I’ll show up in a song.

I’m the last leaf on the tree
The autumn took the rest but they won’t take me.
I’m the last leaf on the tree.
I’m the last leaf on the tree.
I’m the last leaf on the tree.

Luister naar een lied van Tom Waits over de herfst… tenminste… Gaat het daar wel over, of gaat het eigenlijk over iets anders?

Mensen zeggen wel eens: “Smaken verschillen.” Wat de ene mens mooi vindt, vindt de ander niet mooi. En dat is prima.

Trouwens, “mooi” is niet altijd perse belangrijk bij kunst. Vaak vind je iets mooi, als het je raakt. Als je denkt: “Dat komt echt uit iemands hart…”

Als het een gevoel bij je oproept. Iets dat je herkent, of dat je juist niet kent, maar interessant vindt.

Luister eens naar dit lied. Kan je het vertalen? Kun je het voordragen?

Gaat dit lied echt over een laatste blad aan een boom?

Het lied is eigenlijk een soort gedicht, waarin hij een oud persoon, van wie alle mensen die hij/zij vroeger kende zijn overleden, vergelijkt met een allerlaatste blad aan een boom. Zo’n vergelijking heet een metafoor.

Wat vind je van de stem van Tom Waits? Hou je van die klank?

Over de singer/sonwriter

Thomas Alan Waits is een Amerikaans zanger, die in 1949 geboren is. Zijn stem is laag, rauw. Hij lijkt soms zelfs te grommen en hees. Misschien heeft hij geen “mooie” stem, maar het is wel een stem die iets met je doet.

Zijn muziek lijkt op rockmuziek, maar hij is een cultartiest. Hij maakt gewoon de muziek die hij zelf leuk vindt en het boeit hem niet of hij in één stijl blijft. Hij speelt ook jazz, rock… hij zingt door een megafoon… hij maakt muziek voor films (hij schreef met zijn vrouw zelfs een concert film!) … hij voegt gesproken stukken toe… Hij experimenteert er op los. Hij is ook een heel theatraal iemand. Dit lied heeft een heel erg bluesy feel.

Hij komt uit het nachtclub circuit. Hij wordt nooit door grote groepen omarmd. Hij heeft met veel grote artiesten een lied samen gedaan en veel artiesten voeren nummers van hem uit.

Wintersporten

OB-MB-BB

We gaan acteren. Er zijn verschillende manieren om te acteren. In de onderbouw gebruiken we teacher in role. Dat betekent dat de juf of meester vertelt en dan samen met de leerlingen uitbeeldt wat er gezegd wordt. In de middenbouw en bovenbouw is één van de kinderen verteller in het verteltheater.

Alle andere spelers (behalve de verteller) gebruiken pantomime; dat is toneelspelen zonder woorden te gebruiken. Je gebruikt je lichaamstaal, gebaren en gezichtsuitdrukkingen.

We beelden de volgende sporten uit:

  • schaatsen
  • bobsleeën
  • langlaufen
  • skischansspringen
  • ijsdansen voor paren
  • snowboarden

In de onderbouw:

Juf of meester kan de rol van verslaggever spelen en vertellen welke sport de leerlingen moeten uitbeelden. Wat de leerkracht vertelt, moeten de kinderen uitbeelden.

In de middenbouw en bovenbouw:

  • Maak van te voren kaartjes met daarop de sporten
  • Maak groepjes van 3
  • Ieder groepje trekt een kaartje
  • De groepjes krijgen even de tijd om een pantomime te bedenken over een wintersportwedstrijd. De leerlingen beelden dat verhaaltje dus uit.
  • Eén leerling van het groepje is de verslaggever. Die mag wél praten en vertelt wat er uitgebeeld wordt.
  • Eén mooi moment in de wedstrijd laat hij/zij in slow motion terugkomen.
  • De mensen die kijken, mogen na elk toneelstukje tips geven (vertellen wat er verbeterd kan worden) en tops geven (wat al heel erg goed ging.
  • Als er tijd genoeg is, kan ieder groepje het stukje ook nog eens spelen, terwijl ze gebruik maken van wat ze geleerd hebben in de tips en tops.

Muziekpraatplaat: circusparade

OB-MB-BB-SO

Ga je mee naar circus Kzing? Leerlingen van Kzing hebben twee keer een verhaal over een circus gespeeld. In dit filmpje zie je daar beelden van. Maar je ziet ook beelden uit een echt circus.

Ben je wel eens in een echt circus geweest? Wat heb je daar allemaal gezien? Heb je ook het terrein gezien waar de wagens van de artiesten stonden?

Het woord circus wordt gebruikt voor rondreizende artiesten die in een tent hun kunsten laten zien. Maar het wordt ook gebruikt voor de tent zelf. Het woord komt uit het Latijn. Dat is de taal van de Romeinen. Zij gebruikten dat woord voor de renbanen waar zij wagenrennen hielden. Die renbanen waren in de vorm van een cirkel. Dat woord lijkt dan ook op het woord circus. Mensen gebruiken het woord ook wel eens om aan te geven dat ze vinden dat er teveel drukte wordt gemaakt van iets. “Het was een heel circus!”

Vroeger was er geen televisie en er is zelfs een tijd geweest dat er geen film was. In die tijd was het heel bijzonder als er een circus in de stad kwam. Vaak liepen de artiesten en hun dieren dan in een optocht door de stad. Dat noemde men de circusparade. Een parade is een feestelijke optocht, waarbij je laat zien wat er allemaal is. Dit nummer is een bedoeld om een Circusparade op te houden.

Misschien kun je met je groep wel circusje spelen. Iedereen verzint in groepjes “acts”. Een act is een kleine voorstelling. Bijvoorbeeld een klein stukje waarin clowns optreden, een klein stukje met een goochelaar, een klein stukje met een slangenbezweerder, een klein stukje met acrobaten, een klein stukje met iemand die jongleert… Je kan allerlei acts bedenken.

Eén persoon is de spreekstalmeester. Dat is de meneer of mevrouw die alle artiesten aankondigt. Natuurlijk ga je ook posters maken, om je voorstelling aan te kondigen.

Misschien kan iemand kaartjes maken. Er kan ook iemand aan de kassa zitten die de kaartjes knipt. Als alle acts klaar zijn, kan je een voorstelling houden.

Wie weet, laten alle artiesten zich eerst wel in een optocht aan het publiek zien! Dan kan je dit muziekje gebruiken!

Het is super leuk om circusje te spelen!

Een bewegingstussendoortje over Clowns