Hinkel de pinkel

OB-MB-OBS

Een traditional, die al door onze oma’s en opa’s gezongen werd, toen zij nog in groep 1,2, 3 of 4 op de basisschool zaten. We hebben het liedje een beetje moderner gemaakt.

Alleen heetten die groepen toen niet zo. Je ging eerst twee jaar naar de kleuterschool. Daarna begon je in de eerste klas. Dat is dus groep 3 van de basisschool.

  • Iedereen staat aan een kant van een klaslokaal of plein. Bij het eerste coupletje springt iedereen op 2 benen naar de overkant. Wie valt of tegen iemand aanbotst is af.
  • Bij het tweede coupletje huppelt iedereen naar de overkant. Wie valt of tegen iemand aanbotst is af.
  • Bij het derde coupletje hinkelt iedereen naar de overkant. Wie op twee benen moet gaan staan, valt, of tegen iemand aanbotst is af.

Hopper de popper, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Hopper de popper, naar school en weer terug.

Huppel, de puppel, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Huppel de puppel, naar school en weer terug.

Hinkel de pinkel, daar komen wij aan.
Wij hebben geen sneakers of sokken meer aan.
Met mijn rugzak op mijn rug.
Hinkel de pinkel, naar school en weer terug.

Kaatsebal liedjes

MB-BB-BBS

Vroeger liep er niemand met een mobieltje op een schoolplein. Er werd ook weinig “gechild”. Er werd vooral veel bewogen. Daar waren allerlei spelletjes voor. Elke periode van het jaar had zijn eigen spelletjes. Als iedereen opeens met elastiek liep, wist je dat het tijd was om te elastieken. Als er druk werd geknikkerd en er werden knikkers geruild, was het knikkertijd. Kijk maar eens naar dit oude filmpje:

Kaatseballen

Vroeger speelden kinderen buiten vaak met kleurige, niet al te harde ballen. Die ballen heetten: kaatseballen. Je weet wel, uit het Sinterklaasliedje: “Drie kaatseballen in een net…”

  • Je kon kaatseballen met 1, 2, 3, 4 en soms zelfs met 5 ballen.
  • Je kon de ballen met beide handen vangen, of met één hand.
  • Kinderen gooiden de ballen in de lucht, als jongleurs, of tegen de muur.
  • Je kon onderhands gooien, of bovenhands.
  • Vaak zei je er een versje bij op.
  • Soms moest je ondertussen ook nog opdrachten uitvoeren.
  • Je kon het alleen spelen, om te oefenen, maar jee kon het ook met meerdere mensen spelen. Meestal speelde je om beurten. Vaak was het een wedstrijdje: wie het verste kwam zonder de bal(len) te laten vallen, was de winnaar.

Misschien wil je het zelf ook eens proberen. Je kan het eerst eens met één bal en twee handen proberen. Daarna kan je het proberen met één bal en met één hand. Daarna zou je het eens met twee ballen kunnen spelen en wie weet, lukt het je zelfs met drie ballen.

Omdat de versjes mondeling werden doorverteld van ouders naar kinderen, ontstonden er heel veel variaties op de teksten. Kinderen pasten de teksten ook zelf aan.

Een bekend kaatsebalversje is:

  • Karel 1 brak zijn been (1x hinken)
  • Karel 2 sprong over de zee (2x springen) (sommigen zongen drinkt een kopje thee)
  • Karel 3 had een drieling op zijn knie (rechterknie optillen en 3x aantikken)
  • Karel 4 dronk 4 glazen Amstelbier (4x hand naar mond)
  • Karel 5 sloeg zijn wijf (5x op borst slaan)
  • Karel 6 stampte de kurk op de fles (6x stampen)
  • Karel 7 wachtte even (dan moest je even wachten en om je heen kijken)
  • Karel 8 stond op wacht, schopte steentje in de gracht (8x over grond schoppen)
  • Karel 9 voeten vegen (voeten vegen)
  • Karel 10 kuste zijn vrouw in een vliegmachien (10x kus op hand)
  • Karel 11 ben ik zelf (11x borst aantikken)
  • Karel 12 sloeg klok, bovenop het kippenhok van 1 tot 12 tellen, eerst onderhands gooien, dan bovenhands etc. 12x

Een ander bekend versje:

Kaatsebal (gooi)
Ik vang je al (gooi nog eens)
Met de ene hand (gooi rechts)
Met de andere hand (gooi links)
Op mijn rechterbeen (gooi terwijl je op je rechterbeen staat)
Op mijn linkerbeen (gooi terwijl je op je linkerbeen staat)
Spring maar door het straatje heen. (gooi terwijl je springt)

Nog één versje.

Alles wat je zegt moet je doen, tussen het opgooien en het vangen van de bal.

Juffrouw Katrijntje
zat achter het gordijntje
Wat deed ze daar?
Zij kamde haar haar.
Ze poetste haar tandjes.
En waste haar handjes.
Zij droogde ze af
en stak ze in haar zij.
Ze knielde er bij.

Berenklapspelletje

OB-MB-OBS

Dit versje is eigenlijk een spelletje om op te zeggen tijdens het touwtje springen. Twee kinderen draaien een lang springtouw. De rest springt in en springt uit. Iedere leerling krijgt de kans om alle opdrachten te doen. Wie kan het liedje af springen?

Dat is best moeilijk. Daarom hebben we er bij Kzing een gewoon klapspelletje van gemaakt. Leerlingen kunnen 2 aan 2 tegenover elkaar staan en klappen terwijl ze het versje opzeggen. Na elke regel voeren ze de opdracht uit.

Beertje, beertje, draai eens rond.
Beertje, beertje, tik de grond.
Beertje, beertje, stamp erbij.
Beertje, beertje, handen in je zij.

Beertje, beertje, handjeklap.
Beertje, beertje, zet een stap.
Beertje, beertje, kijk eens raar.
Beertje, beertje, zwaaien (of rusten*) maar !

  • Klap het liedje. Wat je hoort is het ritme. 
  • Klap het liedje, terwijl je de woorden zegt.
  • Stamp het ritme, terwijl je de woorden zegt.
    • Duren de woorden allemaal even lang?
    • Klap het ritme heel zacht.
    • Klap het ritme heel sterk. (In de muziektaal is het tegenovergestelde van zacht “sterk” en niet “hard.”_
    • Klap het ritme heel langzaam. Je hebt nu het tempo veranderd.
    • Klap het ritme heel snel. Je hebt nu het tempo veranderd.
  • Ga tegenover elkaar staan. Je klapt eerst in je eigen handen en dan klap je met de handen tegen de handen van je overbuurman. Na elk regeltje doe je wat je gezegd hebt.
  • Als je dit kan, kan je ook proberen “schuin over”  te klappen. 

In de herfst kan je zeggen “rusten maar…” en op je hurken gaan zitten.

*Een beer gaat eigenlijk niet in winterslaap. Hij neemt wel winterrust. Als het kouder wordt, zoeken ze een hol en daar gaan ze rusten. Beren houden niet echt een winterslaap. Er zijn wel dieren die in winterslaap gaan. Die zie je de hele winter niet. Dat zijn meestal kleine zoogdieren. Die kunnen hun lichaamstemperatuur zover laten zakken dat die gelijk is als de omgeving. Je zou dan een eekhoorn kunnen vinden die helemaal bevroren lijkt, maar als je het beestje langzaam opwarmt, is hij nog levend. Beren laten hun lichaamstemperatuur maar met 5 graden dalen. Dat grote lijf moet snel opgewarmd kunnen worden om te kunnen vluchten als er gevaar is. Ook moet de beer af en toe wakker worden om even een klein hapje te eten.

Pasen

OB

Luisterliedje en gedichtje over Pasen. Kippetje Ukkepuk en Paashazen

Hebben jullie al paaseieren geverfd? Welke kleuren hebben jullie gebruikt? Zing dit paasliedje maar mee.

Het wordt gezongen door Bert en Ernie. Met Pasen gaat het vooral over twee dieren: kippen en hazen.

Hieronder staat een versje uit de oude doos. Je maakt er de bewegingen bij die opgenoemd worden.

Kippetje Ukkepuk

Het kleine kippetje Ukkepuk
heeft het altijd vreselijk druk.
Op maandag moet ze dweilen,
op dinsdag nageltjes vijlen.
Op woensdag houtjes hakken;
op donderdag wormpjes bakken.
Op vrijdag kippepap roeren;
op zaterdag kuikentjes voeren.
Alleen op zondag heeft zij vrij,
dan legt ze een gespikkeld ei!

Bij Pasen horen eieren. Dat vinden Bert en Ernie ook! Ze noemen de namen van de kleuren die de eieren krijgen. Vind je dat ze alle kleuren goed noemen? Ik weet het niet…. maar het blijft een leuk filmpje.

We wensen jullie heel fijne Paasdagen!

Vader Jacob

Het begin van het bekende kinderliedje. Je gebruikt c d e f g

Vader Jacob gaat niet over een vader, maar over een monnik. Wij noemen die meestal ook niet “vader”, maar “broeder”. In het Frans heet het lied dan ook: Frère Jacques. Dat betekent: broeder Jacob.

Deze monniken woonden in kloosters bij elkaar. De abt was het hoofd van alle broeders. Die noemde men wel “Vader”.

Monniken moesten vroeg opstaan om te bidden. Dat gebed heette de “metten”. Daar komt korte metten vandaan. Maar Jacob had daar niet zo’n zin in.

Misschien vind je het evengoed leuk om dit lied in de buurt van Vaderdag te spelen.

Hier is het begin:

Goedenavond speelman

OB-OBS-ML

Hier vind je het gezongen liedje, een karaokeversie en je vindt het liedje opgeschreven voor boomwhackers of toetsen.

Dit liedje is een kinderliedje. Dat is een volksliedje voor kinderen. In de tijd van je opa’s en oma’s werd er vaak voor en met kinderen gezongen. Kinderen hadden wel een radio, maar geen mobieltjes en tablets. Muziek maken, moest je zelf doen. Deze liedjes leerden ouders aan hun kinderen… die leerden het weer aan hun kinderen en zo voort. Daardoor veranderde het liedje wel eens, net zoals bij woordje doorfluisteren. Alle versies van zo’n liedje zijn goed. We weten dat het liedje in ieder geval in de 19e eeuw bekend was.

Ingezongen tweestemmig
Ingezongen eerste stem
Ingezongen tweede stem
Karaokeversie

La la

Alle bekende Sintliedjes

OB-MB-BB-OBS-BBS

Op deze pagina vind je eerst een karaokemedley van allerlei bekende Sinterklaasliedjes. De tekst staat in beeld, terwijl de muziek klinkt. De medley duurt ongeveer 18 minuten, maar je kan hem natuurlijk ook eerder afbreken. Onder de medley staan alle liedjes apart, zodat je ze één voor één kan oefenen en daarna natuurlijk voor Sint kan zingen!

Hieronder vind je de liedjes van de medley als aparte karaoke liedjes. Oefen elke dag een liedje. De dag voordat Sinterklaas komt, oefen je ze allemaal achter elkaar en dan….. optreden voor Sint.

21 november
22 november
23 november
24 november
25 november
26 november
27 november
28 november
29 november

Donderdag

30 november
1 december
2 december
3 december

Elf november

OB-MB-BB-OBS-BBS

Dit is een volksliedje. Het wordt altijd gezongen op 11 november als kinderen langs de deuren gaan voor een snoepje. Volksliedjes leer je door overlevering. Daardoor veranderen de woorden of de melodie soms. Je kan zo’n liedje dus op verschillende manieren horen. Omdat iedereen dit liedje goed kent, hebben we er geen ingezongen versie voor gemaakt. Als je dat graag wil, kan je een mailtje sturen naar info@kzing.nl.

Elf november is de dag.
Dat mijn lichtje. Dat mijn lichtje
Elf november is de dag.
Dat mijn lichtje branden mag.

Je kan dit twee keer zingen. Of je zingt de tweede keer dit couplet:

Twaalf november is de dag.
Dat de tandarts, dat de tandarts.
Twaalf november is de dag.
Dat de tandarts boren mag.

We hebben er ook bladmuziek van gemaakt. Als je het liedje met boomwhackers speelt, heb je misschien geen lage g. Dan kan je op die plek een hoge g spelen. Op toetsen speel je die g natuurlijk wel

lager.

O dennenboom

OB-MB-BB-BBS

Lied: een traditioneel kerstlied. De onderbouw kan het refrein meezingen. 

Dit is een van de bekendste kerstliedjes. Het is eigenlijk een Duits liedje. Bij Kzing hebben we een beetje een ander ritme gebruikt, om het liedje wat interessanter te maken. Ook hebben we er een stukje in het midden bijgemaakt. 

Dit keer staat er alleen een karaoke versie. Als je de woorden eronder volgt, kan je zo mee zingen! 

Veel plezier! 

O dennenboom, o dennenboom,
wat zijn je takken mooi versierd, wat zijn ze wonderschoon. 2 x
Ik heb je laatst een keer in ’t bos zien staan.
Toen zat er nog geen enkel kaarsje aan.
O dennenboom, o dennenboom,
wat zijn je takken mooi versierd, wat zijn ze wonderschoon.

Ik zoek een boom die groen blijft en de mensen echt laat zien,
dat bij het kleinste sprankje leven er nog hoop is en misschien
dat het donker dan weer licht wordt; dat is wat ik g’loof en vier.
Ik zoek de allermooiste kaarsen, waar ik jou dan mee versier.

O dennenboom, o dennenboom, wat zijn je takken mooi versierd,
wat zijn ze wonderschoon. 2 x

O Tannenbaum. Luister op YouTube naar de Duitse versie.

Al rond 1864 was er een Duits gedicht waarin woorden zaten die ook in dit liedje voorkomen. De melodie zou van een volksliedje uit Silezië zijn, van de componist Melchior Franck (1579-1639). 

Een andere meneer, Joachim August Zarnack, schreef er woorden op. De spar (in het Duits is dat “Tannenbaum”) werd gebruikt als voorbeeld van betrouwbaarheid. 

In 1824 was er een leraar in leipzig (1780-1861) die Ernst Anschütz heette. Hij hield de woorden van het eerste vers van Zarnack, maar voegde er nog twee coupletten aan toe. Die gingen over kerstbomen. In die tijd waren kerstbomen namelijk heel populair geworden. Hij gebruikte wel een andere melodie, ook gepikt van een volksliedje. 

Alle landen pikten het liedje. Ook Nederland. We namen het woord “den” over, terwijl een kerstboom eigenlijk een spar is. We zouden dus moeten zingen “O sparreboom, o sparreboom…” 

Het melodietje is zo populair, dat er vaak ook andere woorden op gemaakt worden. 

Sint Maarten, traditioneel

MB-BB-BBS

Dit is een traditioneel Sint Maartenliedje. In het lied wordt het verhaal van Sint Maarten bezongen.

Sint Maarten, Sint Maarten,
Sint Maarten reed door weer en wind,
Zijn vurig paard droeg hem gezwind.
Sint Maarten reed me-het volle moed.
Zijn mantel dekt’ hem, warm en goed.

Een oude, een oude,
een oude man stond aan de baan.
Hij keek de ridder smekend aan.
“Och, help mij, help mij uit de nood,
Ik vind in deze kou de dood.”

Sint Maarten, Sint Maarten,
Sint Maarten was zeer aangedaan.
Hij bleef voor de arme bedelaar staan.
Hij trok zijn slagzwaard uit de schee
En sneed zijn mantel vlug in twee.

Eigenlijk hoort er nog een vierde couplet bij. Sint Maarten is immers een heilige. Dat is iemand die heel veel goed deed en in de Rooms Katholieke kerk als heel bijzonder wordt geëerd en van wie gezegd wordt dat hij wonderen kan doen. Zo iemand noemt men heilig. Het vierde couplet vertelt dat Maarten die nacht ging slapen en dat hij droomde dat de bedelaar bij hem kwam en vertelde dat hij eigenlijk Jezus, de zoon van God was. Omdat niet alle scholen die dit lied zingen, gelovig zijn, hebben wij dit couplet weggelaten.

De oude, de oude,
De oude man kwam ’s nachts weerom.
Hij had de halve mantel om.
Hij sprak tot maarten zonder spot
En zei: “Ik ben de lieve God!”

Toen onze Mop

OB-MB jongste groepen-OBS

Toen je oma en je opa en hun vader en moeder klein waren, werden er natuurlijk ook al liedjes gezongen. Sommige van die liedjes hebben ze misschien aan jullie geleerd. Zo’n doorgeefliedje, heet een volksliedje. Dit is het bekende liedje van het verwende hondje Mopje. Hij wil niet eten wat hij krijgt.

Bij Kzing vonden we de woorden té ouderwets. We hebben er dus andere woorden op gemaakt. Maar de melodie is hetzelfde gebleven.

Toen onze Mop een Mopje was,
was hij schattig om te zien.
Nu bromt hij alle da-ha-gen.
Zeg, hoor jij hem misschien?
Waf woef, waf woef, waf woef, waf, woef, zeg, hoor jij hem misschien?
Nu bromt hij alle da-ha-gen; zeg, hoor jij hem misschien?

Bewegen bij het lied

Je kunt er gebaren bij maken:

  • Toen onze Mop:  handen aaien een grote hond
  • een Mopje was: handen aaien een klein hondje
  • was hij schattig om te zien , handen naast het gezicht en kijken of je iets heel schattig vindt.
  • Nu bromt hij alle dagen: boos kijken
  • Zeg, hoor jij hem misschien: hand bij het oor.
  • Waf, woef enz. : met beide handen gebaar van mond die dicht en open gaat, maken.

Verwerkingsopdracht : woordje doorfluisteren

Zo’n liedje dat “doorgegeven” wordt, heet een volksliedje. Dat wij de tekst veranderd hebben, past eigenlijk heel goed in de gedachte van “het volkslied”, want dat verandert meestal door overlevering.

Fluister maar eens in een kring een woordje door. Dan zie je dat het woord aan het einde vaak veranderd is.

Over het liedje

Toen onze Mop is eigenlijk een vertaling van een oud lied uit Duitsland van meneer Hoffmann von Fallersleben. Jan Goeverneur bedacht heel lang geleden de Nederlandse woorden. Toen werd het op muziek gezet door Johannes Worp.

Soms zijn de woorden in zo’n liedje wel een beetje ouderwets, omdat die liedjes al zo oud zijn. Wij zeggen over een puppy niet meer dat hij “aardig om te zien” is. Wij zeggen dan dat zo’n hondje “schattig” is.

Kan je zelf een woord verzinnen dat jullie kleinkinderen later gebruiken voor “schattig”?

Vroeger zongen ze:

Toen onze Mop een Mopje was, was hij aardig om te zien.

Nu bromt hij alle da-ha-gen en bijt nog bovendien.

Waf woef, waf woef, waf woef, waf woef en bijt nog bovendien.

Nu bromt hij alle da-ha-gen en bijt nog bovendien.

Jij bent een recht bedorven dier, eerst nam je wat ik bood.

Nu wil je lekk’re beetjes en lust niet eens meer brood.

Waf woef, waf woef, waf woef, waf woef en lust niet eens meer brood.

Nu wil je lekk’re beetjes en lust niet eens meer brood.

De mop zei hierop tot de knaap: “Hoe dwaas praat gij daar toch.

Had gij mij niet bedorven, ‘k was een lief Mopje nog.

Waf woef, waf woef, waf woef, waf woef, ‘k was een lief Mopje nog.

Had gij mij niet bedorven, ‘k was een lief Mopje nog.

Welke woorden kende jij niet?

Het liedje was eigenlijk bedoeld om aan kinderen te vertellen: kinderen die niet eten wat er op tafel staat (vroeger zeiden ze “wat de pot schaft”) , zijn verwende kinderen. Denk maar niet dat ze dan iets anders voor jou gingen maken, hoor.

Hoe is dat bij jullie thuis? Moet je alles eten? Wat lust je echt niet?

Twinkel, twinkel.

OB- jongste groep MB-OBS

Lied: Twinkel, twinkel, kleine ster is een traditioneel liedje, daarom hebben we het niet ingezongen, maar alleen een karaoke versie geplaatst. We hebben het liedje vertaald en er wat woorden bij gemaakt. Je kunt het goed zingen met Kerstmis en met oud- en nieuw, maar ook als je een project over ruimtevaart hebt.

 


Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

Jij straalt als een diamant,
heel ver weg, in Sterrenland.
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

Het is net alsof jij lacht,
in de koude winternacht.  (in de mooie sterrennacht) 
Twinkel, twinkel, kleine ster.
Hemeltje, wat sta je ver.

De appelboom

OB-MB-BB-ML

Een traditioneel Engels volksliedje. Er horen bewegingen bij.

Bewegen: je kan het als een klapspelletje spelen. Als je het zingt, sta je tegenover elkaar en klapt schuin over. Bij de woorden “één voor jou” of in het Engels: “one for you” stop je met klappen; je wijst de ander aan. En bij de woorden “een voor mij” oftewel “one for me”, wijs je jezelf aan.

Je kan het ook spelen op bijvoorbeeld toetsen of boomwhackers. : c d e f g a

Ga er eerst maar eens naar luisteren.

Schud, schud de appelboom. Mooie rode appels.

Schud, schud de appelboom. Mooie rode appels.

Eén voor jou, één voor mij. Schud, schud de appelboom. 

Eén voor jou, één voor mij. Appels voor allebei. 

Eigenlijk is dit een Engels liedje. Bovenbouwers kunnen het liedje ook in het Engels zingen.

Shake, shake the appletree.. apples red and rosy.

Shake, shake the appletree.. apples red and rosy.

One for you. One for me.

Shake, shake the appletree.

One for you. One for me.

Shake, shake the appletree.

We hebben het ritme iets eenvoudiger gemaakt. Zo kan het goed op toetsen of boomwhackers gespeeld worden. Zeker in de herfst.

Als je het stukje op toetsen speelt, zet je je duim op c. Op elke toets staat dan een vinger.

In de derde regel schuift je hand op. De pink van je rechterhand staat dan op de hogere a.

In de vierde regel schuif je terug.

Hieronder staat het stukje in letters genoteerd. Je kan het ritme nu niet meer zien, maar dat heb je boven al geoefend.

Wel kan je in dikke letters de namen van de doedels, of akkoorden zien die er mooi bij klinken.

Je kan een vriend of vriendin vragen om dit te spelen, of je kan proberen om het zelf te doen met je linkerhand.

De tekst is een klein beetje anders, maar dat maakt niet uit voor het liedje.

Succes!

Het regent

OB-MB
Hier vind je een liedje dat je opa en oma ook zongen, toen ze klein waren. Je kan er ook op dansen. Er zit een stukje muziek in uit een ouderwetse musicalfilm (Singing in the rain), waarin Gene Kelly danst. Daar kan je ook even naar kijken.

Zo’n liedje dat iedereen kent, noemen we een volksliedje. Het hele volk kent het. Je opa en oma leerden het aan je vader en moeder en die hebben het weer aan jou geleerd.

Zo werd het liedje doorgegeven. Maar…. wat gebeurt er als je in een kring een woordje door fluistert? Doe dat maar eens.

Heb je gemerkt dat de woorden dan vaak een beetje veranderen? Dat gebeurt ook met die doorgeefliedjes. Die noem je volksliedjes, omdat het hele volk het zingt. Daardoor zingen sommige mensen het liedje net een beetje anders dan bij jullie in de familie wordt gedaan.

Het regent, het regent, de straten worden nat.
De bomen en de bloemetjes, die gaan vandaag in bad.
Het regent, het regent, maar ik blijf lekker droog.
Ik heb een parapluutje en dat hou ik mooi omhoog!

Het regent, het regent, de straten worden nat.
De bomen en de bloemetjes, die gaan vandaag in bad.
Het regent, het regent, maar ik blijf lekker droog.
Ik heb een parapluutje en dat hou ik mooi omhoog!

Bij Kzing hebben we er expres wat woordjes bijgemaakt.

Ook hebben we er een tussenstukje met alleen muziek aan toegevoegd. Dat muziekje komt uit een musicalfilm die “Singing in the rain” heet. Dat betekent: “Zingen in de regen.” Je ziet een meneer die zo erg verliefd is dat hij het niet erg vindt dat het regent. Hij zingt een liedje in de regen.

Die meneer wordt gespeeld door Gene Kelly. Dat is een musicalster van vroeger die heel erg goed kon zingen en dansen.

Kijk maar eens naar een stukje uit die musicalfilm. Begin iets verder in de film, bij 0.37.

I’m singing in the rain

Dan gaan we nu het liedje leren. Luister maar of je het muziekje uit de film erin kan horen.

Het is leuk om in dat tussenstukje een dansje te verzinnen met kleine parapluutjes. Je kan er op leunen, je kan hem als een stok heen en weer bewegen, omhoog en omlaag doen. Verzin simpele pasjes, maar let op dat je niemand zeer doet.

Je doet alsof je met je laarzen aan in de plassen springt. Je kan ook doen alsof je een paraplu hebt.

Ook al heb je geen echt parapluutje, toch kan je doen alsof je er één in je handen hebt. Je doet hem zogenaamd open en dicht. Je houdt hem omhoog en omlaag.

Doen alsof, is toneelspelen. Een mooi woord daarvoor is “acteren.”

Je kan ook het geluid van de regen nadoen in het tussenstukje. Dat doe je met je lijf:

Eerst met de vingers tikken op de handpalm, daarna harder tikken, wrijven over de handpalmen en tenslotten stampen voor het onweer. Daarna kun je alle geluiden omgekeerd laten terugkomen. Dan houdt de regen op.