Alle liedjes van de kleurlijn

Op deze pagina vind je alle liedjes uit de kleurlijn. Er staan ook liedjes tussen die niet bij de zomer, lente, winter of herfst horen. De liedjes worden steeds moeilijker.

Eentoonsliedjes

Tweetoonsliedjes

Drietoonsliedjes

Viertoonsliedjes

Vijftoonsliedjes

Zestoonsliedjes

Gebruik alle tonen binnen één octaaf

Speel met alle tonen

Miekes lammetje gab

Wie houdt er niet van een volksliedje? Dit bekende traditionele lenteliedje kan meegespeeld worden met boomwhackers g, a en b, of op toetsen. Leuk om dat voor Pasen te doen! Volg de kleuren maar. Oefen eerst de langzame versie. Speel daarna de snelle versie met de muziek mee.

Dit is de korte versie zonder dat er meegespeeld wordt.
Deze versie kan je meespelen op de muziek. Hij gaat wel wat sneller.
  • g, a, b
  • We hebben dit liedje al twee keer eerder gespeeld. Eerst op e in c. Daarna op a, in f.
  • Nu transponeren we het liedje nog een keer. We beginnen op b, maar eindigen op g. De vingerzetting kan nog steeds hetzelfde blijven.
  • G is de belangrijkste toon. Daar klinkt het liedje echt “afgelopen”. Dat noem je de grondtoon.
  • Je zegt dan: dit liedje staat in g.

Miekes lammetje cde

c,d,e

Wie houdt er niet van een volksliedje? Dit bekende traditionele lenteliedje kan meegespeeld worden met boomwhackers e, d en c, of op toetsen. Leuk om dat voor Pasen te doen! Volg de kleuren maar. C is de belangrijkste toon. Daar klinkt het liedje echt “afgelopen”. Dat noem je de grondtoon. We zeggen dan: het liedje staat in c.

Miekes lammetje fga

OB-MB-BB-ML

  • f, g, a
  • We hebben dit liedje al eens gespeeld. Toen begonnen we op e.
  • Nu verplaatsen we het liedje. Dat heet transponeren. We beginnen op a, maar eindigen op f. De vingerzetting blijft hetzelfde: rechts 3, 2 1 en links 1,2,3.
  • F is de belangrijkste toon. Daar klinkt het liedje echt “afgelopen”. Dat noem je de grondtoon.
  • Je zegt dan: dit liedje staat in f.

Liedjes van de kleurlijn

Hieronder vind je boeken met leuke speelliedjes. Die kan je spelen als je alles uit de methode snapt. Er zijn 5 boeken. Een herfstboek, een winterboek, een lenteboek, een zomerboek en een boek met alle liedjes (ook liedjes die niet perse bij een seizoen horen). De liedjes in dat boek worden steeds moeilijker.

Dans de lente 2

Hieronder vinden jullie het liedje van de lente, maar nu zijn er drie coupletjes. De eerste keer zing je het woordje: zing… de tweede keer het woordje: klap en de derde keer het woordje: dans. In het stukje zonder woorden, kan je zelf dansen of bewegen. Je vindt hier ook materiaal om de boomwhackers bij dit lied te gebruiken. En… wat zie je eigenlijk allemaal in dit filmpje?

Vind je het lied te moeilijk… kijk dan eerst bij “Dans de lente 1”

Hier zingt Lara het liedje voor jullie
Dit is de karaokeversie

Zing/ Klap/ Dans de lente, doe maar met ons mee!

Dans de lente, doe maar met ons mee!

Dans de lente, doe maar met ons mee!

Dans de lente. Goed idee!

Het lied begeleiden met ritme-instrumenten

Als je ritme-instrumenten gebruikt, kan je overal het ritme meespelen. Als je boomwhackers gebruikt als ritme-instrument, kan je de f en de d boomwhackers de eerste drie regels laten meespelen. De laatste regel staat in een andere harmonie, dus daar moeten alle boomwhackers dan eigenlijk stil zijn, om geen dissonant te horen. Dat is een mooie oefening in wachten, maar als dat niet lukt, is het niet erg.

Een harmonische begeleiding spelen

Als je boomwhackers gebruikt om de onderstaande harmonische begeleiding te spelen:

Geef een aantal leerlingen een f boomwhacker

en een aantal leerlingen een d boomwhacker

Geef een paar leerlingen die kunnen wachten een a boomwhacker, of bespeel deze zelf. De a komt namelijk maar een paar keer voor.

Zorg dat de leerlingen met dezelfde boomwhackers in groepjes bij elkaar zitten. Als leerlingen Wijs zelf aan welk boomwhacker groepje aan de beurt is. Kinderen kunnen meelezen wanneer ze aan de beurt zijn op het onderstaande blad:

De melodie-versie

Tot slot vind je hieronder de volledige versie van de melodie. Je kan hem spelen op toetsen of boomwhackers. Nodig zijn:

c boomwhacker (die komt weinig voor!)

d boomwhacker

e boomwhacker

f boomwhacker

Sint’re Maarten rom bom bom

Dit is een Sint Maartenliedje dat niet alleen op toetsen, maar ook met een groep boomwhackers gespeeld kan worden. Als er een c en e en een g tegelijk klinken, hoor je een c-akkoord.

Verdeel de groep in vieren:

  • sommige leerlingen spelen de lage c (de lange buis)
  • sommige leerlingen spelen de e
  • sommige leerlingen spelen de g
  • Sommige leerlingen spelen de hoge c (de korte buis)

Eerst spelen de leerlingen om de beurt een regel. Daarna speelt iedereen het hele liedje tegelijk.

Het lied kan ook goed op toetsen gespeeld worden. Het is handig om dat met 1 vinger te doen. Ook dan kan er samen gespeeld worden. Er zijn dan twee leerlingen nodig. Eentje die de c en de e speelt. Eentje die de g en de hoge c speelt.

Halloween, griezel, griezel

Een liedje om op toetsen, boomwhackers of tafelbellen te spelen. Je gebruikt :

d

g

a

b

Als je op toetsen speelt kan je de melodie met je rechterhand spelen. De vingerzetting:

  • Zet de eerste vinger van je rechterhand (je duim) op de d.
  • Zet de 3e vinger van je rechterhand (de middelvinger) op de g
  • Zet de 4e vinger van je rechterhand (de ringvinger) op de a
  • Zet je 5e vinger van rechts (pink) op de b.

Het liedje is op een notenbalk gezet. Die heeft 5 lijnen. Zo kan je weer laten zien of de muziek omhoog gaat, omlaag gaat, of dat er twee dezelfde tonen na elkaar moeten klinken.

De groene friemel vooraan is de g-sleutel. Hij is dezelfde kleur als de g, omdat hij het plekje van de g aangeeft.

Het stukje staat in een 4-telsmaat. Er gaan 4 tellen in een maat. Een maat wordt afgesloten met een maatstreepje. Aan het einde staan er twee; dat noemen we de eindstreep.

Als er kinderen zijn die akkoorden kunnen spelen, kunnen die het stuk begeleiden. Het ritme is steeds hetzelfde: kort, kort, lang…. Maar we gebruiken 2 akkoorden.

Soms gebruiken we een D mineur akkoord: dat is een d een f en een a

Soms gebruiken we een G akkoord: dat is een g een b en een d

Weetjes 7: Dynamiek

Klanken kunnen zacht en hard klinken, maar in de muziek gebruiken we het woord “hard” niet. We noemen dat sterk. Klanken kunnen zacht of sterk zijn, maar geluid kan ook sterker en zachter worden. Hier vind je wat materiaal om dat mee te oefenen.

Weetjes 6: harmonie

Als er 2 of meer tonen samenklinken, noemen we dat een harmonie. Dat komt van het Griekse woord “harmonia”, dat “samenvoeging, verbinding, afspraak, samenhang” betekent.

Interval

Als er 2 klanken samenklinken, noemen we dat een interval. Een afstand tussen 2 tonen.

Akkoorden

Misschien ken je het woord akkoord, wel. Dat komt van het Latijnse “ad cor”, tot het hart. Klanken (of mensen, want mensen kunnen ook tot een akkoord komen) zijn het met elkaar eens. Als 3 of meer klanken het met elkaar eens zijn en samenklinken (of dat nou mooi of minder mooi klinkt), noemen we dat een akkoord.

Liedboek 5

In dit boek ga je alles gebruiken wat je tot nu toe geleerd hebt:

  • Je leest het ritme: dat zie je aan de vorm
  • Je leest de maat: je ziet tot hoeveel je steeds moet tellen
  • Je leest de melodie: je leest van links naar rechts en speelt de kleuren

We spelen eerst liedjes met 2 tonen

Liedjes met 2 tonen:

Liedjes met 3 tonen:

Liedjes met 4 tonen:

Liedjes met 5 tonen:

Liedjes met 6 tonen:

In dit boek ga je alles gebruiken wat je tot nu toe geleerd hebt:

In dit boek ga je alles gebruiken wat je tot nu toe geleerd hebt:

Weetjes 4: melodie lezen

In dit boek leer je wat een melodie is:

Ook leer je dat je de tekens waarmee je de melodie opschrijft, naast elkaar kan zetten. We laten niet meer zien of iets omhoog en omlaag gaat. Je moet de kleurtjes net zo lezen als een boek: Van links naar rechts. Steeds een regel lager. Als je doet wat er staat, klinken er gewoon hogere en lagere tonen.

Sterren 3 tegelijk: akkoord

We spelen het liedje van de sterren nu met 3 kleuren tegelijk. We kiezen een c een e en een g toets, of spelen met c, e en g toetsen. Die klinken tegelijk. Dan is het niet alleen een melodie met hoog en laag, maar ook een harmonie. Dat betekent: er klinken klanken tegelijkertijd.

Als er 3 of meer tonen samenklinken, noemen we dat een akkoord. Het woord akkoord is afgeleid van het Latijnse woorden: ad cor, tot aan het hart. Dat betekent dat je een afspraak maakt waar je op kan vertrouwen. Dat je het eens bent met elkaar. De klanken c, e en g zijn het ook met elkaar eens. Ze klinken mooi samen. Akkoorden hoeven trouwens niet altijd “mooi” te klinken, als ze maar samen klinken. Als c, e en g samenklinken, noem je dat een c akkoord.

Regen-akkoord

Dit liedje kan je spelen op boomwhackers, metallofoons, tafelbellen of op de toetsen. Er zitten steeds 2 tellen in elke maat.

Als je het lied kan spelen, kan je iemand vragen om hetzelfde ritme op e te spelen. Dan klinkt er een interval. Dat is al harmonie. Er klinkt iets samen.

Als dat met twee mensen lukt, kan je het ook met 3 mensen doen. Je vraagt de 3e persoon om het ritme op g te spelen.

Als jullie het tegelijk doen, klinkt er een akkoord.

Kranen in een akkoord

We hebben een liedje gemaakt voor al het water dat uit de kraan komt. We spelen eerst het liedje van de kraan met rode boomwhackers, of op de toets c. Je hoort alleen maar 1 liedje. Er is geen begeleiding bij. Dat heet: unisono.

We horen nóg een kraan druppen. De eerste kraan speelt het liedje, de tweede speelt een begeleiding. Als er meer klanken tegelijk klinken, noem je dat een harmonie.

Als de kranen precies tegelijk druppen (dus als de leerlingen het liedje tegelijk spelen), klinkt er een interval. Een interval is een afstand tussen twee tonen. De afstand van c tot e heet een terts.

Je kan ook drie kranen tegelijk laten drjuppen: de c-kraan, de e-kraan en de g-kraan. De harmonie die je dan hoort, heet een akkoord. Omdat de c-klank de onderste is van het akkoord, noemen we het een

c akkoord.

Welke toon die klinkt, is hoger? De C, de E of de G ? Er zijn twee rode boomwhackers, een lange en een korte. Welke klinkt hoger? Waarom heet hij dan toch de c ?

Over water

Water is heel belangrijk voor mensen. Gelukkig hebben we in ons land goed kraanwater. Dat kan je rustig drinken. Het wordt gecontroleerd. Water drinken, is gezond. Veel gezonder dan allerlei sapjes. Van water maak je ook andere dranken; thee en koffie bijvoorbeeld. Lust jij water? Je hebt ook water nodig om andere dingen te maken: soep, om aardappelen te koken enzovoort. En we maken ook schoon met water. We maken zelfs onszelf schoon met water. Omdat water zo belangrijk is, moeten we het niet verspillen.

Begin met Beethoven

OB-MB-BB-OBS-BBS

Op deze pagina staat een stuk van Beethoven: Ode an die Freude (ode to joy). Een loflied op de blijheid. we gaan ernaar luisteren, we gaan het spelen en we kunnen wat leren over Beethoven. We raden je aan om eerst naar de verschillende versies te luisteren, voor je het gaat spelen.

Iedereen die is hier aardig.
Niemand doet een ander pijn,
want wij moeten samenwerken,
omdat wij collega’s zijn.

Als we zorgen dat het hier goed gaat,
dan wordt het vast een heel leuk jaar.
Wees maar zuinig op de spullen
en respectvol naar elkaar.

Als je het stuk liever van een synthesia speelt, kun je hier kijken: 

Tutorial met synthesia, very easy 

Je kan het ook van noten lezen:

Hier zie je het stuk genoteerd in noten. De letters die eronder staan, zijn doedels of akkoorden. Zo kan je het met een hele groep spelen.

Ode an die Freude is misschien wel het bekendste muziekstuk dat Beethoven ooit gemaakt heeft. Deze muziek heeft heel veel muzikanten geïnspireerd om een eigen versie te maken; een eigen arrangement. Luister maar eens naar wat verschillende arrangementen, in verschillende stijlen.

Hier hoor je de orkestversie

Dit is is een flashmob-versie 

Hier hoor je het verschil tussen twee versies: klassiek/jazz

Wat vind jij van deze techno-versie? 

Dit is een fusion versie, waarbij een Indiase speler het thema speelt, met gebruik van Indiase invloeden

Welke versie vind jij mooi? Kan je ook uitleggen waardoor dat komt? Misschien kan je het wel opschrijven in een paar woorden!

We hebben er nieuwe woorden op gemaakt, die passen bij het begin van het schooljaar. We gaan het samen spelen (bijvoorbeeld op de boomwhackers of op toetsen waar de stickers opzitten) en zingen en naar de vorm kijken. Het lied is langzaam ingezongen, zodat je het gemakkelijk mee kan spelen. Volg de boomwhackerkleuren. Als je niet weet hoe je dit moet spelen, kan je kijken bij de muziekmethode. Voor dit lied heb je c d e f en g nodig.

De onderbouw kan er eventueel voor kiezen om alleen het eerste gedeelte van het lied te spelen.

Wie was Beethoven?

Beethoven is een componist die in 1770 in Bonn, in Duitsland, werd geboren. Hij overleed in 1827 in Oostenrijk. Hij leefde in de periode van de Romantiek. Dat is ongeveer de 19e eeuw. Hij maakte muziek voor orkest, maar ook voor piano. Hij werd doof. Dat is natuurlijk heel naar voor een musicus. Je ziet zijn hoofd wel eens op een piano staan. Natuurlijk niet zijn echte hoofd, maar een beeld van zijn hoofd.

De woorden die bij dit muziekstuk horen, zijn geschreven door Friedrich von Schiller. Hij was een dichter uit Duitsland. Hij schreef het in 1785 en paste het in 1803 een beetje aan. De woorden van het gedicht zijn best ingewikkeld. Eigenlijk zegt Schiller dat blijheid ervoor zorgt dat mensen als broers en zussen met elkaar omgaan.

Freude, schöner Götterfunken,      Vreugde, prachtige vonk van de goden
Tochter aus Elisium,                         Dochter van het Elysium *
Wir betreten feuertrunken,            Wij betreden, dronken van passie, 
Himmlische, dein Heiligthum.        hemselse, jouw heiligdom. 
Deine Zauber binden wieder,         Jouw magie herenigt weer
Was die Mode streng getheilt,        wat men scheidde. 
Alle Menschen werden Brüder,      Alle mensen verbroederen
Wo dein sanfter Flügel weilt.         waar jouw zachte vleugel zich welft.

*De Romeinen dachten dat de mensen die zich heel gelukkig voelden op de Elysische velden woonden.

Het gedicht is heel bekend geworden, doordat Beethoven  het in zijn negende symfonie gebruikte als eindstuk. Een eindstuk waarbij een koor de tekst zingt. Dat heet een koorfinale. Hij schreef dit stuk in 1823.

Tijdens de Olympische spelen van 1956, 1960 en 1964 werd deze koorfinale al als volkslied voor het Duitse team gespeeld.

In 1972 koos de Raad van Europa het lied uit als volkslied. En in 1985 werd het door alle staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie officieel uitgekozen als volkslied van de Europese Unie.

Dat komt natuurlijk vooral door de regel: Alle Menschen werden Brüder. Dat betekent: alle mensen worden broeders. Dus: alle mensen zijn goed met elkaar.

Vormanalyse

Leerlingen die al wat meer gewend zijn aan luisteren, kunnen het stuk nog eens beluisteren. Nu moeten ze letten op de vorm. Dat heet “vormanalyse”. Je luistert en bedenkt of je er patronen in kan ontdekken. Komen er regels terug? Zij die precies gelijk, of net even anders? Hoe is het muziekstuk opgebouwd? Lijken sommige stukjes op elkaar? Wordt alles even sterk gespeeld?

Regel 1,2 en 4 lijken erg op elkaar. Alleen hoor je bij regel 1 dat de muziek nog niet echt is afgelopen.

Bij regel 2 en 4 klinkt het echt afgelopen. Die zijn echt hetzelfde.

Alleen het derde stukje is héél anders.

De vorm is A-A*-B-A3

Muziekpraatplaat, lied, muziek Fruithap: c d e f g

OB-MB-BB-ML

Fruithapje is een liedje om te zingen tijdens het fruit eten, of om mee te spelen op boomwhackers, toetsen of metallofoon. Als je in de bovenbouw zit, vind je het misschien geen leuk lied om te zingen, maar wel om als oefening te spelen.

Kijk eerst welk fruit de kinderen eten en luister naar het liedje.
Kun je raden welk fruit dit is?

Peer, peer, vol van sap. 

Peer, peer, hap, hap, hap. 

Appel, appel, vol van sap. 

Appel, appel, hap, hap, hap.

Kersen, pruimen, bramen, bessen, vol van sap. 

Kersen, pruimen, bramen, bessen, hap, hap, hap!

 

Je kan de ritmes van de verschillende coupletten vergelijken. Het ritme van de liedjes is drie keer anders. Je kan het op toetsen spelen, of op boomwhackers of metallofoons.

Een rondje is 1 tel. Een ovaaltje 2 tellen.

De twee kleine puntjes krijgen elk een halve tel. Ze moeten samen dus één tel delen. Ze passen samen in één rondje.

De appelboom

OB-MB-BB-ML

Een traditioneel Engels volksliedje. Er horen bewegingen bij.

Bewegen: je kan het als een klapspelletje spelen. Als je het zingt, sta je tegenover elkaar en klapt schuin over. Bij de woorden “één voor jou” of in het Engels: “one for you” stop je met klappen; je wijst de ander aan. En bij de woorden “een voor mij” oftewel “one for me”, wijs je jezelf aan.

Je kan het ook spelen op bijvoorbeeld toetsen of boomwhackers. : c d e f g a

Ga er eerst maar eens naar luisteren.

Schud, schud de appelboom. Mooie rode appels.

Schud, schud de appelboom. Mooie rode appels.

Eén voor jou, één voor mij. Schud, schud de appelboom. 

Eén voor jou, één voor mij. Appels voor allebei. 

Eigenlijk is dit een Engels liedje. Bovenbouwers kunnen het liedje ook in het Engels zingen.

Shake, shake the appletree.. apples red and rosy.

Shake, shake the appletree.. apples red and rosy.

One for you. One for me.

Shake, shake the appletree.

One for you. One for me.

Shake, shake the appletree.

We hebben het ritme iets eenvoudiger gemaakt. Zo kan het goed op toetsen of boomwhackers gespeeld worden. Zeker in de herfst.

Als je het stukje op toetsen speelt, zet je je duim op c. Op elke toets staat dan een vinger.

In de derde regel schuift je hand op. De pink van je rechterhand staat dan op de hogere a.

In de vierde regel schuif je terug.

Hieronder staat het stukje in letters genoteerd. Je kan het ritme nu niet meer zien, maar dat heb je boven al geoefend.

Wel kan je in dikke letters de namen van de doedels, of akkoorden zien die er mooi bij klinken.

Je kan een vriend of vriendin vragen om dit te spelen, of je kan proberen om het zelf te doen met je linkerhand.

De tekst is een klein beetje anders, maar dat maakt niet uit voor het liedje.

Succes!

We eten fruit

OB-MB-BB

Een acteeroefening over fruit.

Een boomgaard…

Welke soorten fruit ken jij? Hoe groeien die soorten fruit?

Wat eet je het liefste en waarom? En wat vind je niet lekker en waarom?

We wandelen door een boomgaard.

Wat is dat?

In Hoorn heb je de Kersenboogerd. Het woord “boogerd” is een verbastering van “boomgaard.” Wat is een boomgaard?

Daar zien we fruitbomen.

Hoe groeit fruit eigenlijk?

We zien hoge appelbomen en lage appelbomen.

We pakken een ladder en zetten die tegen de hoogste boom.

Plotseling zegt de boom: als je mijn allerhoogste appel plukt, heb ik een verrassing.

We klimmen op de ladder en plukken de appel die het hoogste hangt.

De boom zegt: “Het is een toverappel. Als je hem vast hebt, krijgt hij je lieverlingskleur.”

Wat is jouw lievelingskleur?

“Eet hem maar op.” zegt de appel. En dan mag je een wens doen. Dan zorg ik dat die wens uitkomt.

Als de boom dat tegen jou zou zeggen, wat zou jij dan wensen?

We eten de appel op. Het sap druipt langs onze kin.

De boom vraagt:

“Hoe eet je druiven?

Hoe eet je pruimen?

Hoe eet je een mandarijntje?

Hoe eet je een banaantje?

Als we dat allemaal hebben laten zien, geven we de boom een knuffel.

We klimmen de ladder af.

Nou maar hopen dat onze wens werkelijkheid wordt!

Crazy frogthema

BB-BBS-ML

Crazy frog betekent “gekke kikker”. Het is een Zweeds cartoonfiguurtje dat geanimeerd is. Dat betekent dat het tot leven is gewekt. Het bestaat sinds 2003 en is bedacht door de acteur Erik Wernquist. Het eerste melodietje was bedoeld als een ringtone. Tegenwoordig zijn er heel veel covers van de gekke kikker. Hieronder vind je er een. Je kan het melodietje spelen op toetsen, of met boomwhackers. Veel plezier!

Weetjes 2: maat

Boek 2a van de kleurenlijn legt uit wat maat is en gaat in het bijzonder in op de 2-telsmaat.

  • Je leert de 2-telsmaat kennen
  • Daarna kan je de liedjes spelen uit Liedjes 1

Boek 1

Wij zijn net begonnen met het ontwikkelen van de letterlijn

MB-BB-ML

Dit is het eerste deel in de letterlijn. Je maakt kennis met de toetsen en leert waar ze liggen. Mensen die op klankstaven of boomwhackers spelen, hoeven dit boek niet door te werken.

Weeetjes 5: transponeren

We kunnen een liedje op elke toon laten beginnen. Het verplaatsen van liedjes heet transponeren. Dat is handig als je met andere mensen samen wil spelen. Stel je voor dat een zangeres zegt “Ik kan die hoge tonen niet zingen.” Dan zet je gewoon het hele stukje omlaag.

Weetjes 3: omhoog en omlaag op allerlei manieren

Weetjes 3 van de kleurlijn gaat over omhoog en omlaag. Welke kant gaan we op? En doen we dat in stapjes of in sprongetjes? Een sprongetje is het als je een stapje overslaat.

In boek 4 van de kleurlijn laten we niet meer zien of iets omhoog en omlaag gaat. Je moet de kleurtjes net zo lezen als een boek:

1. De toonladder op c omhoog en omlaag

Het liedje hieronder staat in een 4-telsmaat. Je speelt van de lage c, stap voor stap, naar de hogere c. Dat noem je een toonladder. De toonladder op/ van c.

OB-MB-BB-ML Een liedje waarin je de toonladder van c leert spelen; omhoog én omlaag

.

Ladder op en af

c d e

  • We gebruiken c, d en e.
  • Rechts: Je duim (je eerste vinger) staat op c, je wijsvinger (de tweede vinger) staat op d en je middelvinger van rechts (je derde vinger) staat op e.
  • Links: Je kan het liedje ook met je linkerhand spelen. Zet dan je middelvinger op c, je wijsvinger op d en je duim op e.
  • Zet nu allebei je duimen op c en speel het liedje “in spiegelbeeld”. Als je rechts omhoog gaat, ga je links omlaag.

c

d

e

’t Schip moet zeilen

Je kan dit liedje spelen, zingen en dansen. Laten we er eerst eens naar luisteren.

Dit is een karaoke versie van het liedje. Daar kan je zelf bij zingen en dansen.

’t Schip moet zeilen. Scheepje ligt aan wal.
’t Schip moet zeilen. Scheepje ligt aan wal.
We zeilen ja, we zeilen ja, van 1 2 3.
We zeilen ja, we zeilen ja, van 1 2 3.
En alle scheepjes zeilen ja, van 1 2 3

We kunnen het lied ook op toetsen of boomwhackers spelen

  • Weer een toon meer: c d e en f
  • Rechts: 4 3 2 1
  • Links: 1 2 3 4
  • Als je beide handen apart hebt geoefend, probeer het dan eens samen

Zo kan je het beginnetje spelen:

1. Melodie=hoger en lager

In het vorige Weetjesboek zag je dat je hogere en lagere tonen met elkaar kan afwisselen. Tot nu toe hebben we laten zien hoe het eruitziet als je omhoog of omlaag gaat. Nu zetten we de noten naast elkaar. De tonen zijn wel hoger of lager. (Of het is dezelfde… want dat kan ook, natuurlijk!)

Zo ontstaat er een melodie. Een melodie bestaat uit hogere, lagere en even hoge/lage tonen.

Let op: tonen (die klinken), niet noten. Noten zijn de tekens op papier die je vertellen wat je moet spelen.

Als je alle namen van de toetsen/tonen kent, kan je een melodie spelen. Dat is al de helft van een liedje. Als je ritme aan de melodie toevoegt, kan je echt een liedje spelen.

Klaar met de oefeningen?
Goed gedaan,
ga dan naar boek 4!

Pizza of patat

  • Een liedje op c d en e. In een 4-telsmaat. Als je het liedje rechts speelt, kan je 3 op e zetten, 2 op d en 1 op c. Als je het links speelt, kan je 3 op c zetten, 2 op d en 1 op c.
  • Als je allebei de handen apart hebt geoefend, kan je ook eens kijken of je twee handen dat tegelijk kunnen doen.
  • Je kan het liedje natuurlijk ook in spiegelbeeld spelen. Dan zet je allebei je duimen op de middelste c. Dat noemen we de centrale c.

Vriendjes zijn?

OB-OBS-SG-ML

Het liedje dat we zingen heet: wil jij wel mijn vriendje zijn. Het heeft dezelfde melodie en hetzelfde ritme als Mieke heeft een lammetje.

Acteren, zingen en spelen met c d e, 4-telsmaat

We gaan samen een liedje zingen over vriendschap. Maar we kunnen het lied ook spelen op melodica’s, ritme instrumenten of boomwhackers. Ook kunnen we het hebben over hoog en laag en hoger en lager.

Rustige ingezongen versie met filmbeelden
Iets snellere karaoke

Hieronder zie je hoe het liedje opgeschreven staat met kleuren en vormen.

Zullen we een spel doen met hoog en laag? Eén iemand maakt geluid. Als het een hoog geluid is, strekken we ons uit. Als het een laag geluid is, gaan we op onze hurken lopen.

Nu gaan we het liedje met boomwhackers spelen. Sommige klanken zijn 1 tel, andere 2. En de allerlaatste klank is zelfs 4 tellen.

Nu proberen we het lied te spelen.

Je leest van links naar rechts, regel voor regel.

Als je kleur aan de beurt is, bespeel je de boomwhacker.

We gaan eerst het ritme spelen, op een ritme-instrumentje.

Daarna kunnen we het op een melodie-instrument spelen.

Hoe is dat met de boomwhackers? Klinken de lange pijpen hoger of lager?

Jingle bells, eenvoudig

OB-MB-BB-ML-BBS

c d e f g

Dit is een klein stukje van het kerstliedje Jingle bells. Dit kan je natuurlijk met kerstmis spelen op toetsen of met boomwhackers.

Jingle bells is een Amerikaans liedje, dus we hebben echte Amerikaanse uitvoeringen voor jullie gezocht, waar jullie naar kunnen luisteren, voordat jullie het zelf gaan spelen. Een Disney versie, een versie waar Frank Sinatra croont. Croonen betekent “kreunen, kermen, klagen”. Een crooner is een zanger (meestal een man) die heel ontspannen en lief zingt. Hij zingt met een zachte, lage stem en probeert een sentimenteel sfeertje op te roepen. En tenslotte een versie van Pentatonix.

2. Ritme in kleur

Compositie

Een muziekstuk (bijvoorbeeld een lied, of een symfonie, of een sonate) bestaat uit tonen. Die hebben een bepaalde hoogte en een bepaalde duur. Een chique woord voor muziekstuk is compositie. Als iemand muziek bedenkt, heet dat componeren. Eigenlijk betekent dat “samenzetten.” Een componist is een “samenzetter” van klanken. De componist zet de klanken in de gewenste volgorde.

Melodie

  • De kleurtjes zeggen welke klank je moet laten horen. (De toonhoogte)
  • Door verschillende toonhoogtes te gebruiken, ontstaat er een melodie.

Ritme

  • De vormpjes zeggen hoe lang die klank moet blijven klinken. (De klankduur)
  • Door verschillende toonduren te gebruiken, ontstaat er een ritme.

Sneeuw

OB-MB-BB-ML

c d e f g

Het liedje sneeuw staat in een 3-telsmaat. Je telt steeds: 1 2 3 , 1 2 3, 1, 2 3…..

Je begint steeds met een toon van 2 tellen en dan een van 1 tel. Dus: lang- kort, lang- kort, lang- kort, lang- kort…