Halloween

Uitgelicht: Het Halloweenfeest, Allerheiligen en Allerzielen.

Allerheiligen, Allerzielen en Halloween

Halloween, Allerheiligen en Allerzielen zijn drie bijzondere dagen die eigenlijk bij elkaar horen. Halloween valt op 31 oktober. Allerheiligen valt op 1 november. Allerzielen op 2 november.

Omdat het een feest is dat van oorsprong uit Engelstalige landen komt, hebben we een link naar een Engels liedje. Misschien is het leuk om samen te luisteren en het te vertalen.

Het thema is misschien meer iets voor de bovenbouwers dan voor de onder- of middenbouwers. Sommige leerlingen zullen het materiaal te spannend vinden. Iedereen kent de eigen groep het beste.

Halloween een spokenfeest

In sommige landen wordt , in de nacht van 31 oktober naar 1 november, het Halloweenfeest gevierd. Die nacht heet All Hallows Eve. Dat betekent Allerheiligenavond. We zullen later nog uitleggen wat dat voor een feest was. Wie aan Halloween denkt, denkt aan geesten, spoken en gegriezel. In de musical “Spoekies” wordt gezegd dat Halloween het lievelingsfeest is van alle spoken en dat ze dat feest vieren door elkaar kaartjes te sturen (zoals mensen dat met Valentijnsdag doen). Maar dat is natuurlijk verzonnen door juf Ellis

Griezelen met de spoken uit de musical “Spoekies” ? Leer het lied !

Een grappige, niet al te griezelige theatervoorstelling van ongeveer een uur, over lieve spoken die samen Halloween vieren

Allerheiligen op 1 november en Allerzielen op 2 november

Allerheiligen valt op 1 november. Mensen denken dan aan alle heilige mensen. Het woord heilig betekent Heilige mensen zijn mensen die heel goed geleefd hebben en zelfs wonderen hebben verricht. Ook martelaren zijn heilige mensen. Zij zijn voor een ideaal gestorven.

Allerzielen is het feest na Allerheiligen. Dat wordt gevierd op 2 november. Dan wordt er (vooral door katholieke mensen) teruggedacht aan álle overledenen. In veel landen gaan mensen naar de kerk. Soms zijn er processies. Dat zijn een soort kerkelijke optochten, die heel plechtig zijn. Mensen bidden. Ze steken vaak kaarsen aan voor overleden mensen of bezoeken het kerkhof. Daar versieren ze de graven dan soms met (vaak witte) bloemen.

Hiernaast vind je een link naar een les die past bij Allerzielen. Dat is een “feest” waarbij we denken aan alle mensen van wie we houden die zijn overleden.

Allerheiligen en Allerzielen zijn twee kerkelijke feesten, maar die feesten zijn zo niet begonnen. De Kelten hadden een andere kalender. Bij hen begon het jaar rond Halloween, want dan was de oogst binnen. Ook lag het zaaigoed voor het volgende jaar klaar. Halloween was dus een soort oudejaarsavond. Keltisch nieuwjaar heet Samhain. Je spreekt dat uit als Saun. Dat is ook het Ierse woord voor november.

De Kelten geloofden dat op die dag de geesten van alle overleden mensen van het afgelopen jaar terugkwamen om te proberen een levend lichaam te grijpen voor het komende jaar. Om goede geesten aan te trekken, legde men voedsel voor hen neer bij de deur. Maar men wilde de boze geesten afweren. Daarom droegen de Kelten maskers. Een soort vroege verkleedpartij voor Halloween dus.

Toen de Europese Christenen in de 9e eeuw aankwamen, namen zij hun Allerzielenfeesten mee. Christenen die in lompen gekleed waren, trokken de dorpen rond en bedelden om zielencake. Dat was krentenbrood. Voor elk brood dat zij kregen, beloofden ze een gebed te zeggen voor de overledenen van de gulle gever. Daar komt trick-or-treat vandaan, het langs de deuren gaan om snoepjes op te halen.

Trick or treat

In de 20e en 21e eeuw trekken groepen kinderen verkleed langs de deuren en te vragen om een “een trick or treat.” Een geintje of een traktatie. Ze verkleden zich zo dat mensen die de deur opendoen een beetje bang worden. De mensen in de huizen die meedoen, versieren hun huizen erg mooi. Vanaf 1980 doen de volwassenen ook mee met het feest. Ze organiseren dan griezelige verkleedfeestjes.

Dia de Muertos (dag van de doden) in Mexico

In veel landen worden Allerheiligen en Allerzielen niet zo erg gevierd, maar in Mexico worden de doden nog echt herdacht. Dat gebeurt op de Día de Muertos. De dag van de doden. Dat feest wordt 1 en 2 november gevierd, dus eigenlijk op Allerheiligen én Allerzielen.

Men gelooft dat de zielen van kinderen op 1 november terugkeren naar de aarde en die van de volwassenen op 2 november. Mensen verzamelen het hele jaar goederen om aan de doden te offeren. Ze maken de graven van geliefden schoon en versieren ze. Soms offeren mensen er eten en drinken. Het symbool van deze dag zijn schedels.

Deze Mexicaanse traditie komt bij sommige oorspronkelijke bewoners van Amerika vandaan. (Vroeger werden deze mensen met de niet nette benaming “Indianen” aangegeven.) De Maya en Azteken vonden het normaal om hun voorouders en doden te vereren. Men bewaarde hun schedels. Dat gebeurde de hele maand augustus. 

Over dit feest gaat de film Coco.

Tenslotte…

Toen de Christelijke Spanjaarden binnen vielen, verplaatste men de gebruiken die rond Halloween plaatsvonden naar Allerheiligen en Allerzielen. Heel vaak werden heidense feesten opgeslokt door Christelijke feesten.

In de Verenigde Stagen werd Halloween erg populair toen er in de tweede helft van de 19e eeuw Schotse en Ierse (van oorsprong dus Keltische) immigranten kwamen. De jack’o lantern werd populair. Dat was een uitgeholde pompoen die op een gezicht leek. Dit is hét symbool van Halloween geworden.

In Nederland werd op sommige plekken op 11 november de sterfdag van Sint Maarten gevierd. Daar wordt ook snoep opgehaald en er worden soms ook pompoenen uitgehold en gebruikt als lampion.

Sommige gelovige mensen hebben bezwaar tegen Halloween, omdat het van oorsprong een heidens feest was. Het oproepen van geesten is in de bijbel niet toegestaan. Protestantse mensen zijn er soms ook tegen, omdat zij niet geloven in Allerheiligen en Allerzielen. Bovendien vieren zij 31 oktober al een ander feest, namelijk Hervormingsdag.

Sint Maarten

Uitgelicht: Het vieren van het Sint Maartenfeest

Met het Sint Maartenfeest beginnen de lichtfeesten aan het einde van het jaar.

Eigenlijk begint de hele periode van elkaar licht brengen en vrijgevig zijn al op 17 oktober. Dat is de Internationale dag voor de uitroeiing van armoede. Het lied van de Haves en de Have nots past daar in de bovenbouw prima bij.

Het Sint Maarten feest op 11 november

11 november is het Sint Maartensfeest. Het is de naamdag van de heilige Martinus oftewel Maarten van Tours, die later de heilige Maarten werd. Een ander woord voor heilig is “Sint”. “Sint Maarten” betekent dus “heilige Maarten”.

Sint Maarten is altijd een bedelfeest geweest, vaak met een bedeloptocht. Ook heel vroeger al. Dat was voor sommige mensen nodig in de wintermaanden, omdat er in die tijd weinig eten te vinden was. Ook Driekoningen en het Sinterklaasfeest zijn bedelfeesten. Dat zie je nog in Limburg. Daarom was het lang een feest voor de armen. Rijke mensen wilden liever niet dat hun kinderen er aan meededen.

Pas rond 1920/1930 veranderde dat. Toen vonden de mensen dit een mooie traditie en maakten prachtige stadsoptochten. Op sommige plekken gaan kinderen langs de deuren met zelfgemaakte of gekochte lampionnen en zingen liedjes. In ruil voor hun liedje krijgen ze een snoepje.

Een naamdag is niet de verjaardag van een heilige. Meestal is het juist de dag waarop hij of zij doodging. Om die persoon te eren, maakten ze er dan een feest van.

Maarten, een romeins soldaat ….

Maar wie was die Maarten? En waarom vieren we een feest dat zijn naam draagt?

Maarten van Tours werd rond 316 geboren in Hongarije als een zoon van Romeinse ouders. Maarten werd al jong Romeins soldaat.

Toen Maarten 15 was, trok hij als soldaat naar Gallië. Hij ontmoette bij de stadspoort van Amiens een bedelaar. Hij sneed zijn mantel met zijn zwaard doormidden en gaf de bedelaar de helft. Daarom vindt iedereen hem heel vrijgevig.

Voor wie meer info wil over Romeinse soldaten:

Maarten van Tours was een soldaat in het Romeinse leger. Die hadden speciale kleding aan. Maarten bleef niet zijn hele leven een soldaat. In 371 werd Maarten door de bevolking van Tours tot bisschop verkozen. In 387 stierf hij aan koorts. Hij werd op 11 november begraven in de basiliek in Tours. 11 november is dus niet zijn verjaardag, maar zijn sterfdag. Het gebeurt vaak dat de sterfdag van heilige mensen een feestdag wordt.

Een feest van vrijgevigheid …

Waarom gaf Maarten eigenlijk maar de helft van zijn mantel? Dat was geen kwestie van gierigheid. Maarten kon de andere helft niet geven, want die was niet van hem. Die was namelijk eigendom van Rome. Die betaalde voor de soldaten de helft van hun mantel. De andere helft was van hem zelf, die had hij zelf betaald. Dat moest elke soldaat doen.

Sint Maarten is een vrijgevigheidsfeest. Kinderen gaan daarom langs de deuren als bedelaars en de mensen thuis geven hen iets van hun rijkdom.

Eigenlijk is dit verhaal een Christelijke legende. Het verhaal vertelt dat Jezus ’s nachts in een droom aan Maarten verscheen en hem vertelde dat hij eigenlijk die bedelaar was geweest. Hiernaast vertelt iemand van de Vrije School dat verhaal.

Rituelen ….

Op 11 november lopen kinderen in sommige plekken in Nederland (onder andere in Utrecht, West-Friesland en Limburg) met lampionnen (keuvels) die ze zelf hebben geknutseld. Soms zijn het uitgeholde pompoenen, soms zijn ze van papier en ander materiaal.


Volksliedjes die bij het feest gezongen worden …

De kinderen zingen dan grappige liedjes, waarin ze de mensen om een snoepje vragen. Het zijn echte volksliedjes. Luister maar eens naar twee versies van dit Sint Maartenliedje en vergelijk ze.

Bij volksliedjes worden er steeds teksten bij verzonnen en er ontstaan ook variaties in de melodie. Daarom zijn er heel veel verschillende versies van zo’n liedje. Je kan bij een volksliedje dus niet zeggen “die versie is goed” of “die is fout”. Dit heeft te maken met “overlevering”. Het is net als met woordje doorfluisteren. Halverwege is de tekst veranderd.

Jibber jabber

Jibber jabber is een techniek die je kan gebruiken bij het acteren. Je kan het goed gebruiken bij improviseren, maar het kan ook in een toneelstuk of musical voorkomen.

Jibber jabber is een soort fantasietaal. Het is een soort klanktaal, waarin je niet echt woorden kan horen. Je drukt uit wat je wil “zeggen” door af te wisselen in de hoogte van de klank, de sterkte van de klank, de duur van de klank, het gebruik van zachte klinkers, of juist harde of zachte medeklinkers, Je kan zelfs in een bepaalde taalkleur jibberen. Dan lijkt het alsof je Duits of Frans praat. Lichaamstaal en mimiek ondersteunen wat je wil zeggen.

Het woord ook wel “jabbertalk”, “Gibberish” en “Gromelot” genoemd. Je kan deze taal goed gebruiken bij improvisaties en opwarmingsoefeningen, maar soms wordt de taal ook wel in voorstellingen gebruikt. 

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Over de herfst

Op deze pagina vind je informatie over de herfst en ook materiaal dat daarover gaat. We noemen de herfst ook wel “najaar”, want dit seizoen gaat een beetje toe naar het einde van de levenscyclus. In de natuur sterft alles langzaam af. Dat zie je ook aan de natuur. In de herfst vallen de blaadjes van de bomen en wordt de wereld dor. Het weer wordt in de loop van de herfst vaak “slechter”. Sommige vogels vertrekken naar warmere gebieden.

Hoe ontstaan seizoenen eigenlijk? Klik op het plaatje voor een les over de seizoenen:

De herfst valt in de maanden: september, oktober, november, december

Tegenwoordig kennen we 4 seizoenen: lente, herfst, zomer en de winter. Dat is niet altijd zo geweest. Lang geleden, in de tijd van de Germanen, onderscheidden de mensen maar twee seizoenen: zomer en winter. Het woord “Herfst” bestond toen dus nog niet. Dat woordkomt van het Oud Germaanse woord Harbistaz. Dat lijkt een beetje op het Engelse woord “harvest” en dat is niet zo gek, want het betekent allebei “oogst”. Dat woord is weer ontstaan uit het Latijnse woord “carpere” en dat betekent “plukken”. Dat Latijnse woord is op zijn beurt weer afgeleid van het Griekse woord “karpós” en dat betekent op zijn beurt “vrucht”. Zo maken woorden soms lange reizen. Jullie zijn nu bezig met etymologie, dat is de herkomst van woorden.

Meestal wordt er gezegd dat de astronomische herfst op het noordelijk halfrond op 21 september begint. Dat is een beetje een ruwe schatting. Dan gaat de zon bij ons, in Europa, op het noordelijk halfrond, door het herfstpunt. Soms rekenen mensen het begin van een seizoen anders uit. Dan nemen ze niet 1 vaste datum, maar dan kijken ze naar de weersomstandigheden. Een lastiger woord hiervoor is: meteorologische omstandigheden. Zo bepalen ze de meteorologische winter. De meteorologische herfst begint op 1 september. Hoe seizoenen werken, kan je lezen als je op de link en het plaatje hierboven.

September: herfstmaand

Leuke thema’s zijn: herfst, het bos, vogeltrek en sprookjes,

September wordt wel de “Herfstmaand” genoemd. Dat is ook logisch, want in die maand begint de herfst. Dat zie je ook terug in de natuur: de bomen verkleuren en de bladeren gaan vallen. De vogels vertrekken. Het wordt tijd voor warmere kleding. De herfst vindt men vaak een melancholieke tijd.

Oktober: Dierenmaand

Oktober noemen we bij Kzing de “Dierenmaand”, omdat het 4 oktober Dierendag is. Maar er gebeurt meer in oktober. Ook de “Herfstmaan” oftewel de “Bamismaan” valt in oktober, namelijk op 1 oktober. Meestal valt Kinderboekenweek ook in oktober. Bovendien is het op 11 oktober ook nog Wereldmeisjesdag.

De herfst leent zich goed voor knutsels en onderzoekende opdrachten. Bijvoorbeeld over vogels, kriebelbeestjes, of het bos. Het is daarom ook een goede periode om het onderzoekend leren onder de aandacht te brengen. Sprookjes zijn ook een thema dat goed past bij de herfst. Je zou dat als aparte zoekterm kunnen invullen. Het thema herfst heeft ook heel veel musici geïnspireerd. Je kan bijvoorbeeld tijdens regenachtige pauzes naar autumn comes, of de muziek van Vivaldi beluisteren, of van een lied van Tom Waits, de brothers four genieten.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Dierendag

Op deze pagina vind je materiaal dat je kan gebruiken rondom het thema dierendag.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Bos

Op deze pagina vind je uitgelicht materiaal over het bos.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Over jazz

Hier, bovenaan deze pagina, vind je materiaal dat je op deze site kan beluisteren. Daaronder vind je een beknopte geschiedenis van de ontwikkeling van de jazzmuziek, met luistervoorbeeden van YouTube.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

De geschiedenis van de jazzmuziek

Het woord jazz komt van het woord “jass”, dat niet meer gebruikt wordt. Het was een niet zo net woord voor “elkaar versieren” en werd gebruikt in de sloppenwijken in het zuiden van de Verenigde Staten. Jazzmuziek kon je beluisteren in niet zulke nette café’s. De muziek was duidelijk voor mensen die een beetje maling hadden aan hoe het hoorde

.

Ook ritme was belangrijk. Jazzmuziek heeft een bepaalde “feel”, dat wil zeggen dat je het meteen herkent aan sommige dingen. Het ritme valt op. Jazz swingt meestal. Er word “rond” gespeeld. Niet alle klanken duren even lang. Vaak is er een klank die twee tellen duurt, die gevolgd wordt door een klank van één tel. Je telt alles “in triolen”. De muziek wordt vaakwel als twee tellen opgeschreven.

In de jazz gebruikt men vaak de kerktoonladders en heel ingewikkelde akkoorden. Een simpel akkoord met de grondtoon, terts en kwint komt bijna niet voor. Je ziet dat door alle toevoegingen die naast de akkoorden staan aangegeven naast de akkoordsymboen.

De muziekstijl is zich blijven ontwikkelen en is nog steeds populair. Er zijn allerlei fusion stijlen uit voorgekomen, zoals acid jazz, afrobeat, bluegrass, bossanova, jamband, jazzpunk, jazzrock, jazzfunk, jazzrap, kwela, jazzmamabo Manila sound, skajazz, smooth jazz, yé-y é en folkjazz. Het is een voorloper van rhtthm -and-blues, swing, rock, pop, soul, funk en ska.

Een kenmerk van jazzmuziek was dat de muzikanten graag improviseerden op thema’s en dat men het niet erg vond om andere muziekstijlen in de jazz te verweven. Zo ontstonden fusion-stijlen, oftewel mix-stijlen.

Het begin: de blues

De wortels van de jazz kun je vinden in de blues. Dus om de jazz goed te begrijpen, moet je eigenlijk beginnen met het hoofdstuk over dat genre.

In het begin vonden “fatsoenlijke”mensen de muzieksoort niet okee, omdat ze de dansbewegingen die erop gemaakt werden, niet netjes vonden. Jonge mensen vonden dat leuk. Ze vonden het ook toen al leuk om tegen hun ouders in te gaan.

Vaudeville, Ragtime en Honkytonk

De blues van de stad vermengde zich met de blues van het platteland. De banjo kwam erbij. Er waren invloeden van variétéshows, brassbands die heel sterk ritmisch speelden en van de ragtime muziek (sterk ritmische pianomuziek waar je op kon dansen.)

In cafétjes en nachtclubs (die noemde men vaak “honky tonks” en ook de wijk waar ze stonden, werd vaak zo genoemd) stond vaak een oude, niet al te zuivere piano. Daar werd Honky Tonk muziek gespeeld. Dat was ragtime muziek. Allebei de handen spelen dan lastige ritmes die tegen elkaar ingingen. Soms was er geen orkest, soms niet eens een pianist. Dan gebruikte men een piano waar je een rol in kon doen. Net zoals bij een draaiorgel. Dat zijn van die “spookpiano’s” die zelf kunnen spelen.

Uit het Afrikaanse ritme pikte men de syncope. Dat is het verschuiven van een accent. Dat vond men gemakkelijker dan twee verschillende ritmes tegen elkaar in te zingen/spelen. Dat noem je polyritmiek. Dat was eigenlijk echt Afrikaans. Door de syncope komt er iets swingends aan de jazzmuziek. Je kon er dus ook lekker op dansen.

In de jazz kan je veel verschillende instrumenten gebruiken. Je gebruikt wat er te vinden is. Sommige instrumenten werden beroemd door hun goede spelers. Die instrumenten lijken dan erg bij de jazz te horen. Vanaf 1900 kun je denken aan de piano, de saxofoon, de trompet, de trombone, de klarinet en de tuba. Voor de ritmes gebruikte men slagwerk (trommels etc) , maar ook de banjo. Die liet niet alleen harmonieën horen. Je kan er ook ritmisch op spelen.

In de eerste jazzbands werden ragtime gespeeld en blues. In Storyville New Orleans konden jazzmuzikanten goed geld verdienen met het spelen in een jazzorkest. Daardoor werd de stijl populair.

Na 1917 verdwenen de muzikanten naar Chicago, omdat de muziek in Storyville verboden werd. Daardoor ontstond de New Orleans Jazz.

Jelly Roll Mortons carrière begon in Storyville. Hij trok vanaf 1904 rond met zijn Vaudeville shows. In 1905 componeerde hij de “Jelly Roll Blues”. Het is het eerste gedrukte jazz muziekstuk. Hij beschouwde zichzelf als de uitvinder van de jazzmuziek, wat misschien een beetje overdreven is, hoewel hij veel voor de muziekstijl betekende.

New Orelans jazz en Dixieland

Rond 1920 had je twee soorten jazz: New Orleans jazz, was zwarte jazz en Dixieland was witte jazz. In 1936 speelde Teddy Wilson als eerste zwarte muzikant mee in een blanke band. Dat was de band van Benny Goodman. Die heeft er veel aan gedaan om ervoor te zorgen dat jazz aanvaard werd door meer mensen in de samenleving.

In Chicago kon je King Oliver vinden en Louis Armstrong. Nadat die enige tijd New Orleansmuziek had gemaakt, ging hij over naar de swingmuziek, hoewel hij later weer terug ging naar zijn roots.

Rond 1925-1930 gingen mensen de linkerhand van de piano ritmischer gebruiken. Ze maakten patroon die klonken als een rol, inplaats van als een sprong. Ze gebruikten ook kleine stukjes die heel herkenbaar waren. Dat is de boogie-woogie muziek. Eigenlijk ging men al een beetje op weg naar de swingmuziek.

In 1930 was er een erge economische crisis in de V.S. Er was ook een drankverbod. Het uitgaansleven kreeg een klap. De burgemeester van Kansas City wilde niet meedoen aan het verbieden van drank. Daardoor trok iedereen daar naartoe. Het muziekleven werd belangrijk, maar ook de misdaad bloeide er op.

Toch bleef jazz overal populair. Inmiddels waren de radio en de grammofoonspelers gemeengoed geworden, dus iedereen kon blijven luisteren.

Swing

Rond 1940 waren er heel veel bands in de Verenigde staten waarin zwarte en witte musici samenspeelden. Toch was er rassenongelijkheid. De jazzmusici moesten vaak naar aparte toiletten en mochten soms niet door dezelfde ingang naar binnen. Het nummer “Strange fruit” gezongen door Billy Holiday liet zien wat mensen van kleur mee moesten maken.

Hoewel witte mensen in het dagelijks leven geen vermenging wilden tussen witte en zwarte mensen, luisterden ze maar al te graag naar jazzmuziek. Het was de tijd van de swing. Je had een zwaar maatdeel op tel een en op tel 3. De rest was licht. Daardoor krijg je het gevoel dat je moet dansen. Er waren veel dansorkesten en showorkesten. Er ontstonden hele grote bands met tien of zelfs twintig musici, zoals het orkest van Count Basie. Blazers zaten bij elkaar. Soms deden er zangers mee. Zangeres Billy Holiday had juist een klein ensemble.

Swing bleef populair. Ook toen Bebop opkwam. Ook nu is het nog een populair genre. In Nederland kennen we de Dutch Swing College Band.

Harlem Jump

Swingmuziek nodigde uit om te dansen. Op een gegeven moment werd New York het centrum van de jazzmuziek. In Harlem, waar de gekleurde bevolking van New York woonde, werd een nieuwe dans populair: de Lindy hop. Die was genoemd naar LIndberg die met zijn vliegmachine had gevlogen. In aangepaste versie kwma hij bij de witte mensen terecht. Toen werd de dans meestal jitterbug genoemd.

Bebop

Na de swing kreeg je de Bebop. Op het podium proberen de artiesten er interessant uit te zien met zonnebrillen, baardjes. De podiumact is nu ook grilliger; petten en zonnebrillen en sikjes.

Het woord bebop doet de klank na van een rif , waarbij “be” de hoogste toon is. Zoiets noem je een onomatopee. Begin jaren ’40 wilde men meer experimenteren met de klanken in de jazzmuziek. Men wilde moeilijke harmonieën, moeilijkere ritmes. Ook ging men niet meer zwaar-licht spelen, maar ging men meer in vieren tellen. De muziek ging meer door. Er hoefde ook niet meer perse op gedanst te worden. De muziek klonk wat grilliger. Eind jaren 1940 werden ook Cubaanse elementen in de bebop opgenomen.In Europa had je de gitarist Django Reinhardt, die de bebop oppakt. Ook: Thelonious Monk, Dizzy Gillespie en Charlie Parker.

Revival van oude jazz

Zwarte mensen konden al die ontwikkelingen in de muziek in het algemeen nog wel volgen, maar veel witte mensen haakten af. Dus toen midden jaren 40 de jive en de rock’n-roll opkwamen, vonden ze dat leuker. Die waren ontstaan uit de Harlem jump.’Ook grepen mensen terug op de eerste jazz. Louis Armstrong werd opnieuw populair. Sommige musici grepen terug op de New Orleans jazz en Frisco jazz greep terug op de Ragtime.

Cool jazz en West Coast

Cooljazz was een reactie op bebop. De muziek is serieuzer. Denk aan mensen als Miles Davis. Omdat de meeste musici die cooljazz speelden uit Los Angeles kwamen, werd cooljazz ook wel met de term West Coast aangegeven. . Als tegenhanger werd in met name New York de lijn van de bebop verder voortgezet. De muziek zou uiteindelijk uitmonden in hardbop.Wat er precies gebeurt in de muziek is best moeilijk uit te leggen. De muziek is serieuzer en minder grillig. Namen: Chet Baker, Dave Brubeck, en in Nederland Rita Reys. Als er langere melodielijnen zijn en polyfonie, is er meer sprake van Westcoast. Hier zijn meer witte musici mee bezig.

Hard bop en East Coast

Halverwege de jaren vijftig ontstond dan weer de Hard Bop. In de filmstudio’s van Los Angeles was de cooljazz populair. Daardoor hadden de jazzmusici in New York weinig werk. Ze verzonnen een nieuwe, beetje wildere jazzstijl, vol gevoelens. Er werd teruggegrepen op bluesschema’s, ze gingen het shuffleritme gebruiken en ze gingen een beetje “lenen” uit de Gospeltraditie.

Namen als: Art Blakey en zijn Jazz Messengers, Horace Silver, Clifford Brown, Miles Davis, John Coltrane, Cannonball Adderley, Sonny Stitt, Donald Byrd, Sonny Clark, Lou Donaldson, Kenny Drew, Benny Golson, Dexter Gordon, Joe Henderson, Andrew Hill, Freddie Hubbard, Jackie McLean, Charles Mingus, Blue Mitchell, Hank Mobley, Thelonious Monk, Lee Morgan, en Sonny Rollins.

Souljazz

Souljazz ontwikkelde zich aan het einde van de jaren vijftig en bleef populair tot eind jaren zestig. Het ontstond uit de hardbop. Er waren blues, gospel en r&b invloeden. Er werd gespeeld in kleine gezelschappen. Grooves komen steeds terug. De muziek en improvisaties zijn minder ingewikkeld. Een vaak gebruikt instrument is het hammondorgel. Daar werden tenorsaxofoons en drums aan toegevoegd. Er zijn veel beroemde organisten, saxofonisten en gitaristen. Souljazz heeft geleid tot de jazzfunk van de jaren zeventig.

Free jazz

Free jazz gaat over improviseren in alle vrijheid. Alles was toegestaan.Het ontstond eind jaren vijftig en was er ook in de jaren zestig. Net zoals het in de klassieke muziekgeschiedenis was gegaan, wilde men nu ook af van vaste regels. Alle regels over opvolgingen van akkoorden en tonaliteit, harmonieën, metrum, tempo werden losgelaten. Free jazz is daardoor best moeilijk te volgen voor mensen die niet bekend zijn met jazz. Het klinkt nogal dissonant, men is helemaal vrij… daardoor herken je niet echt melodieën…Het zijn vaak kleine stukjes, die door mensen herhaald worden. De piano werd eerst weggelaten, omdat dat juist het instrument was dat de akkoorden speelde. Je snapt dat deze muziek niet zo goed verkocht.

Als alles is toegestaan in de muziek, herken je er ook niet goed een stijl in. Dat had een nadeel (je wist niet goed of het nou jazz, pop, of klassiek was, waar je naar luisterde) maar ook een voordeel: de stijlen konden gemixt worden. Je hoefde niet alleen maar freejazz te spelen, of alleen hardbop… en je mocht het zelfs mixen met andere stijlen. Zo onstonden stijlen die wel goed lagen bij het pubiek. Die muziek noemde je fusion.

Fusion

In deze tijd was men het er niet helemaal over eens wat nou “echte jazzmuziek” was. Moest je improviseren? Moest het harmonisch ingewikkeld zijn, of juist niet? Er was zoiets ontstaan als

Eind jaren zestig ging Miles Davis jazz mengen met rock. Zo ontstond jazzrock. Er ontstonden allerlei fusiongroepen. Artiesten: John McLaughlin, Herbie Hancock, Chick Corea, Joe Zawinul, Tony Williams. Fusion bleef in de jaren 70 populair. Er waren veel grote jazzmuzikanten: Grappelli, Charles Minugs, Toots Thielemans, Chet Baker

Jazz vanaf de jaren zestig

De jazz heeft zich sinds de jaren zestig met de popmuziek vermengd. Er ontstonden allerlei mixstijlen. Denk aan: neo-bop, nu jazz, acid jazz en freejazz. Niet al die jazz lijkt op elkaar, zoals dat in het begin wel was. De jazzmuziek ontwikkelt zich ook nog steeds. Er zijn mixen met pop, soul, funk, rock, latin en wereldmuziek. Daardoor is het niet meer één soort muziek. Inmiddels kan je aan conservatoria ook echt jazz studeren.

Aan het einde van de jaren 80 was men wel een beetje klaar met al die expressie en vrijheid. In de klassieke muziek kreeg je ook andere soorten muziek zoals minimalisme en neoklassieke muziek, (Steve Reich, Arvo Pärt, Samuel Barber.) In de jazz wordt de muziek ook rustiger.

Werken er nog mensen in de oude jazz stijl?

Het is niet zo dat veel mensen nu nog die “ouderwetse jazz” maken zoals New Orleans jazz en Dixieland, maar er is wel veel bewaard gebleven op geluidsdragers. Daardoor leren jonge mensen wel de oude nummers spelen. Veel mensen vinden het ook nog leuk om te luisteren.

Jazz blijft

In principe is jazz muziek van het moment – er worden op elk moment nieuwe muzikale keuzes gemaakt die tot aan de vorm en alle op dat moment spelende musici reiken (zie de genoemde jazzstromingen hieronder) waardoor een persoonlijke en intensieve muziekbeleving ontstaat. In klassieke muziek en popmuziek is deze eigenschap nagenoeg afwezig. In de jazz wordt een thema of kleine compositie of een afspraak alleen gebruikt als basis voor improvisatie. Door deze eigenschap raakt jazz als stijl veel andere stromingen zoals blues, (pop)world, folk, heavy metal, funk, soul, klassiek en oude muziek en er zijn dan ook vele mengvormen ontstaan.

Tegenwoordig worden er ook stukjes jazz in popmuziek verwerkt. (Lounge). Zo komen jongere mensen ook in aanraking met jazz. Doordat jazz nu vaker opgenomen en afgespeeld wordt, wordt er minder geïmproviseerd. Toch zijn er ook mensen die willen dat jazz dansbaar blijft. Sommige mensen vragen zich af of je dit allemaal nog wel echt jazz kan noemen.

Rondom mime en pantomime

Mime en pantomime zijn spelvormen bij acteren, oftewel bij toneelspelen. Een spelvorm is de manier waarop je toneelspeelt. Je kan bijvoorbeeld improviseren, een uitgeschreven tekst uitspelen, een tableau vivant neerzetten, maar je kan ook mime gebruiken.

Je gebruikt bij mime en pantomime geen teksten, geen woorden, maar ook geen spulletjes (geen rekwisieten, of attributen). Je beeldt een persoon (personage), een situatie of iets wat je doet (een handeling) uit, met behulp van je bewegingen, je mimiek (gezichtsuitdrukkingen) en je houdingen. Die drie dingen horen bij je lichaamstaal. Een mimespeler beeldt meestal gedachten en emoties uit. Bij pantomime wordt een heel verhaal uitgebeeld. Bij mime en pantomime moet je “groot” spelen, want dan ziet en begrijpt je publiek je beter.

Hieronder vind je materiaal waarin mime of pantomime een rol speelt:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Sprookjes en zo

Uitgelicht: het thema Sprookjes

Hieronder wat tips voor materiaal rondom dat thema. Klik op de link voor het liedje en de les die erbij hoort. Je kan natuurlijk ook altijd de zoekterm “Sprookjes” in het zoekveld invullen en kijken wat er nog meer te vinden is.

Misschien vindt iemand het leuk om een werkstuk te maken over sprookjes, of over één bepaald sprookje. Zorg dat je een duidelijke onderzoeksvraag stelt. Gebruik hierbij het vragenmachientje.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Sprookjesland, Wonderland, Alice in Wonderland

Assepoester, Doornroosje, heksen, draken

Sprookjesbos en kabouters

Elfjes en betoverde poppen

Beren en wolven

Improviserend acteren

Improviseren is een spelvorm bij acteren, oftewel bij toneelspelen. Een spelvorm is de manier waarop je toneelspeelt. Je kan bijvoorbeeld mime spelen, een uitgeschreven tekst uitspelen, een tableau vivant neerzetten, maar je kan ook improviseren.

Improviseren is een manier van toneelspelen waarbij de deelnemers van te voren niet weten welke kant het verhaal op zal gaan. Iedereen mag ter plekke zelf bedenken hoe te reageren op het spel van een ander.

Onder de voorbeelden van improvisatieopdrachten, vind je meer uitleg over improviserend acteren.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Om te kunnen improviseren, moet je lekker associëren (bepaalde dingen met elkaar in verband brengen, op iets voortborduren) en durven fantaseren (de realiteit loslaten). Het belangrijkste van improviseren is, meegaan met wat de ander zegt of doet en het spel niet blokkeren.

  • Geef niet alleen ja- of nee-antwoorden
  • Ontken niet wat een ander zegt. Als iemand bijvoorbeeld zegt: “Hou eens op met dat stampvoeten” ontstaat er een leukere scène als je speelt dat je gestampvoet hebt, dan wanneer je zegt: “Dat doe ik niet.” In het laatste geval ligt de scène stil.
  • Laat je tegenspelers “shinen”. Improvisatie is geen wedstrijd in wie de leukste is.

Hieronder vind je materiaal rondom improvisatie:

Improvisatieoefeningen kan je het beste doen met wat oudere of meer gevorderde leerlingen. Het is ook fijn als de deelnemers elkaar vertrouwen. Er zijn namelijk best wat leerlingen die improviseren eng vinden en er een beetje van dichtklappen. Ze zijn bang dat ze niet direct goed kunnen reageren op wat een ander zegt of doet, of ze zijn bang dat ze niet grappig kunnen zijn. Bepaalde programma’s op de tv hebben namelijk de indruk gewekt dat dat moet, maar een improvisatie hoeft niet perse grappig te zijn.

Om je voor te bereiden op improviseren, kan je eerst een opwarming doen. Bijvoorbeeld een rondje associëren, of emoties uitbeelden in stappen, of een bewegingsspel waarbij je de beweging van een ander overneemt, een oefening in groot en klein spel, of een jabbertalk oefening.

Improviseren helpt je verder op de leerlijn samenwerken. Je leert er ook beter door samenwerken en communiceren.


Kerstfeest op school….

Uitgelicht: een uitgewerkt programma om samen bij een kerstviering te zingen.

Je kan elke dag een liedje oefenen in de eigen groep. Als alle groepen bij elkaar komen (bijvoorbeeld in een zaal, of op een plein, rondom een vuurkorf) kunnen ze het repertoire samen zingen.

Let op: er rust copyright op dit materiaal.

Felice navidad

Kling klokjes

Oh dennenboom

Oh dennenboom

Kerstmis

Uitgelicht: materiaal dat rond Kerstmis te gebruiken is. Hoewel Kerstmis officieel rond Midwinter valt, plaatsen wij dit materiaal toch in de herfst. Dit doen we, omdat het op scholen voor de kerstvakantie aan bod komt.

We hebben verschillende sorteringen gemaakt. Het kan leuk zijn om een week lang uit iedere sortering één opdracht te kiezen.

Boven elke sortering kun je vinden vanuit welke insteek het materiaal is gezocht.

Onderaan de pagina vind je vrijwel al het kerstmateriaal, maar dan ongesorteerd.

Materiaal over de periode tussen Sinterklaas en Kerstmis (waaronder Advent)

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Materiaal over Kersttradities

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Materiaal over sterren

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Materiaal over een witte kerst

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Luisteren rondom kerst

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Kerst op het IKEC

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Het meeste kerstmateriaal ongesorteerd

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Sinterklaas

Uitgelicht: Het Sinterklaasfeest

Wat is de Sinterklaastijd toch een gezellige tijd! Sinterklaas is de tweede heilige man die ons een lichtjesfeest komt brengen. Heel veel plezier met al het materiaal van Sinterklaas

Mogen wij een tip geven? Oefen iedere dag 1 bekend Sinterklaasliedje. Als de Sint dan komt, kunnen jullie de hele medley zingen.

Zing een liedje over Sint zelf:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit
Filter op onderwerp

Zing een liedje over Piet zelf:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit
Filter op onderwerp

Hieronder staat materiaal dat rondom Sinterklaas gebruikt kan worden:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit
Filter op onderwerp

Hieronder staat materiaal dat over het Sinterklaas snoepgoed gaat:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit
Filter op onderwerp

Hieronder staat materiaal dat over de vervoersmiddelen van Sint gaat:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit
Filter op onderwerp

Hier vind je al het Sinterklaasmateriaal bij elkaar:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Over de regen

Uitgelicht: het thema regen

Sommige mensen houden niet van regen. Maar ja… regen is ook maar gewoon weer. En het vocht dat naar beneden valt, is erg nodig in de natuur. Boeren zijn, na een lange periode van droogte, altijd heel erg blij met de regen. We hebben in de loop van de tijd al veel leuk materiaal gemaakt over de regen. Kies eens een week lang elke dag één lied of opdracht uit. Wedden dat je heel anders gaat denken over de regen!

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Kinderboekenweek!

Uitgelicht: Kinderboekenweek

Van 5 tot en met 16 oktober 2023 is het Kinderboekenweek.Dit jaar is het thema: bij mij thuis.

Overal in de huizen wonen mensen. Soms wonen ze samen met familie. In ieder huis en bij iedere familie gaat het er anders aan toe.

Bij sommige mensen worden de kinderen voor het slapengaan voorgelezen. Bij sommige kinderen thuis kun je vanuit een flat hoog boven de daken uitkijken.
Bij sommige kinderen wordt er Kerst, Suikerfeest, Purim of Holifeest gevierd.
Sommige kinderen hebben twee moeders of vaders. Sommige kinderen hebben bonusouders. 
Bij sommige kinderen thuis is gezond eten heel belangrijk.
In sommige gezinnen zijn er mensen die te maken hebben met een beperking, zoals ADHD, of Dyslexie.

Hoe is het bij jou thuis? 

Kilk voor meer info over het thema maar eens op deze link. Je komt dan in een nieuw tabblad op de site van www.hebban.nl.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit