Musical

We hebben een sterretje gezet bij de filmfragmenten die met jonge groepen bekeken kunnen worden

Musical is een theatervorm waarin gewerkt wordt met een script. Er is voorgeschreven hoe de liedjes, dialogen, muziek en dans gebruikt worden om een verhaal te vertellen. Het kan gaan om een toneeluitvoering, maar ook om een film. Beroemde musicals gaan vaak de hele wereld over. Verschillende landen maken eigen vertalingen.

Er zijn speciale grote theaters voor deze kunstvorm, waar een musical heel lang kan spelen. In Engeland heb je West End in Londen. In de V.S. gaat het om Broadway, in New York. In Nederland hebben we bijvoorbeeld het Circustheater in Scheveningen.

Er zijn professionele opleidingen om musicalacteur te worden.

Een voorbeeld van een moderne Disney musical:
Beauty and the beast *
Uit de musical Revue, revue, revue, van Kzing

Maar er zijn ook veel kleine theaters waar musicals worden opgevoerd, zowel door professionals als door amateurs. Ook Kzing houdt zich bezig met het uitvoeren van musicals met kinderen en jongeren.

Basisscholen studeren ook vaak een musical in. Ze doen dat in groep acht.

Musical een heel toegankelijk genre.

Uit de musical Spring, van Kzing*

Het begin

We weten natuurlijk niet of er in heel oude culturen al theaters waren waar stukken met muziek werden uitgevoerd, maar van de oude Grieken weten we dat ze al muziek gebruikten in hun tragedies en komedies. Daarin waren woorden en liederen. er was een grote groep mensen (het koor) dat hun mening zong.

Muziek bleef altijd belangrijk in het theater. \In opera’s zongen de mensen het hele verhaal. Je had aria’s en recitatieven. In de aria’s werd meestal een gevoel verduidelijkt en in de recitatieven ging het verhaal verder.

De muziek van operettes was wat lichter. Daar werden de teksten gesproken en er waren aria’s die gezongen werden.

Je had ook vaudeville en revueshows. Die waren vrolijk en het was de bedoeling dat het publiek vermaakt werd.

Op weg

Sinds het begin van de twintigste eeuw noemen we muzikale theaterstukken: musicals. Het genre werd enorm populair bij het grote publiek. Dat ging heel geleidelijk.

Al heel vroeg had je in Engeland het duo Gilbert en Sullivan. Zij stonden aan de wieg van de kunstvorm musical. H.M.S. PInafore (1878) en The Mikado (1885).

In Nederland werd in 1920 een muzikaal toneelstuk uitgevoerd, dat daarna nog vele keren op de planken is gebracht: De Jantjes.

Dat was een naam voor de Nederlandse mariniers, de zeesoldaten. Het stuk is heel vaak uitgevoerd en wordt nog steeds op de planken gebracht. In 2012 zong Willeke Alberti er nog mee. Het ging over de Jordaan, een plek in Amsterdam. Nog steeds worden er veel liedjes uit die musical gezongen, zoals bijvoorbeeld: Bij ons, in de Jordaan.

De mensen zochten afleiding voor de ellende die ze meemaakten in de Eerste Wereldoorlog. Economisch gezien ging het ook niet zo goed. Populaire voorstellingen met liederen van George en Ira Gershwin, Irving Berlin, Cole Porter en Rogders en Hart boden afleiding. Er zaten elementen in uit de Vaudeville en de music hall entertainment. De nadruk lag op dansen met een groot gezelschap. Populaire liedjes werden gebruikt en gemaakt. Maar…. er was nog niet echt een doorlopend verhaal.

Dat veranderde door een muzikaal theaterstuk van Jerome Kern en Oscar Hammerstein: Show boat, naar aanleiding van een roman van de Amerikaanse schrijver Edna Ferber. (1927) Je zou kunnen zeggen dat dat de eerste musical was. Het doorlopende element uit de opera en de operette werd gecombineerd met het Vaudeville en cabaret achtige.

Show boat had bovendien een zeer maatschappelijk betrokken verhaal (een verhaal met diepgang in muzikaal theater was nog niet voorgekomen) dat doorliep, maar het werd omlijst door dansen en populaire muziek.

Verfilmingen van musicals

In 1929, 1936 en 1951 werd de musical Showboat verfimd. Dat hoort ook echt bij het genre. Goede producties worden vaak ook verfilmd, terwijl daar de liedjes ook gewoon in te horen zijn. Ook vandaag de dag vind je toneelvoorstellingen en filmvoorstellingen. Het zijn twee heel andere belevingen. De film is vaak gelikter, maar het theater kan soms meer gevoel bij je oproepen.

De ontwikkeling tot volledige musical was klaar met hun musical Oklahoma! uit 1943. Die musical had een duidelijke verhaallijn, liedjes die zorgden dat het verhaal verder ging, dansen die uitbeelden wat de personen meemaakten. Ook in de Verenigde Stagen waren mensen aan de gang gegaan met het genre.In de V.S. was het Hart.

Het genre krijgt vorm: de jaren twintig tot vijftig

We noemen wat musicals uit die tijd: Carousel (1945), South Pacific (1949), The King and I (1951) en The Sound of Music (1959). Irving Berlin maakte “Annie get Your Gun” in 1946.

Het ging er in deze musicals niet meer om dat mooie meisjes hun benen in de lucht gooiden om het publiek te vermaken. Maatschappijbetrokkenheid zag je ook in de opera “Porgy and Bess” en in die tijd maakte Kurt Weill zijn Driestuiveropera.

De jaren vijftig tot negentig: ontwikkeling tot steeds meer maatschappijbetrokken musicals

We noemen hier enkele musicals uit die periode die nog steeds gewaardeerd worden: My fair Lady (1956) West Side Story (1957), The Fantasticks (1960) ,

In Nederland maakten we in de jaren vijftig kennis door de musicals uit Amerika. Ze werden vertaald en op de planken gebracht in Nederlandse theaters. Annie M.G. Schmidt schreef samen met Harry Banningk de eerste origineel Nederlandstalige musicals: Heerlijk duurt het langst (1965) en En nu naar bed (1971).

Er is in Nederland nog een genre dat zich in af en toe een beetje vermengt met musical: dat is kleinkunst. Liedjes uit musicals worden soms op kleine podia gezongen en omgekeerd worden mooie kleine liedjes wel gebruikt in musicals. Annie M.G. Schmidt heeft ook veel prachtige liedjes geschreven die zich daarvoor lenen.

Fiddler on the roof ( 1964), Hello Dolly (1964), Funny girl (1963) Hair, dat was de eerste rockmusical, (1967), A Chorus Line (1975), Les Misérables (1985), The Pahntom of the Opera (1986), Wicked (2003) en Hamilton (2015).

Die maatschappijbetrokkenheid ontwikkelde zich nog verder in de jaren vijftig tot negentig.

De langstlopende musical, “Les Misérables” die in 1980 in première ging, is een goed voorbeeld van een maatschappijbetrokken musical.

In de jaren zeventig waren het Jos Brink en zijn man Frank Sanders die veel deden voor hen genre. Hun musical Maskerade werd een grote hit. Nederland heeft veel bijzondere musicalsterren (gehad): Conny Suart, Willem Nijholt, Karin Bloemen, Chantal Janzen…

De thema’s werden steeds maatschappelijker. Ze gingen over de tweede wereldoorlog en over de drooglegging in Chicago, over moorden, enzovoort. Na Hair werden er meer musicals gemaakt waarin de hedendaagse rockmuziek verwerkt werd: Jesus Christ Superstar, The Rocky Horror Show, Evita en Tommy. Ze waren heel bombastisch.

Stephen Sondheim verdient een speciale vermelding. Hij wordt wel genoemd als de beste musicalmaker van alle tijden. Ze waren “echter”. Rauwer, de muziek was moeilijker, mensen herkenden de gevoelens van de spelers. Hij verzon ook een ander concept: een musical zonder verhaallijn, met een verbindend thema. We noemen wat musicals: Sweeney Todd (1979), Sunday in the Park with George (1984) en Into the Woods (1987)

Ook Andrew Lloyd Webber was geweldig populair als musicalcomponist. Hij schreef de muziek voor Jesus Christ Superstar (1970), Cats (1981), The Phantom of the Opera (1986) en Sunset Boulevard (1993).

In de tachtiger jaren bestond het theater Carré honderd jaar. Ze vierden dat met de musical Cats. Het werd zo’n succes dat Joop van den Ende grote musicals ging produceren. Hij bracht Les Misérables, The Phantom of the Opera en Cabaret. Hij opende grote musicaltheaters zoals het Circustheater in Scheveningen en het Beatrixtheater in Utrecht. Daar kunnen musicals heel lang blijven draaien. Het nieuwe DeLaMar theater is in 2010 opengegeaan.

Er kwamen Afro-Amerikaanse invloeden in de musicals, met musicals zoals Dreamgirls, Purlie en The Wiz.

De jaren negentig

In 1991 produceerde Joop Van den Ende Cyrano de Bergerac, de eerste eigen musical. Andere bekende Nederlandse producties waren: Wat zien ik, Doe Maar! en Ciske de Rat.

Disney ging musicalversies maken van zijn films. Denk aan Beauty and the Beast, The Lion King en Aida. Naast grote musicals, ontstonden ook kleine producties. Denk aan Little Shop of Horrors en Bloedbroeders.

Joop van den Ende was er als de kippen bij. Hij sloot een deal met Disney theaterproducties en mocht de Disney producties in Nederland produceren. Denk aan: Aida(2001), The Lion King (2004), Beauty and the Beast (2005) , Tarzan (2007) , Hight School Musical (2009) , Mary Poppins (2010), The little mermaid (2012) en Aladdin (2021).

De eenentwintigste eeuw: herkenbaarheid versus originaliteit

Er zijn meer producenten: Stage Enterggainment, BOS Theaterproducties, De Graaf & Cornelissen Entertainment, Albert Verlinde Entertainment, Theater Alliantie, Studio 100 en MediaLane. Ook in Vlaanderen werden er veel grote musicals opgevoerd, maar in 2003 werden de subsidies voor musical geschrapt. Dat had natuurlijk veel invloed.

Nederland is best een groot musicalland. Het genre leeft hier nog steeds wel, zowel in professionele gezelschappen als bij amateurverenigingen. Musicals zijn altijd erg pobpulair in Nederland, maar na 2005 zijn er wel wat minder bezoekers.

De eerste liedjes van Kzing die in het onderwijs gezongen werden, kwamen uit de musicals die we voor kinderen hadden geschreven en gecomponeerd. Hoewel de musicals van Kzing niet op de grote podia te zien zijn, maken we bij Kzing altijd nieuw, origineel materiaal.

We sluiten wel aan bij de traditie van maatschappijbetrokkenheid, maar de verhalen ontstaan door de samenwerking tussen de musicalleerlingen en de schrijver/componist. Zo zijn er veel meer kleine productiehuizen die zelf musicals schrijven en het genre gebruiken om echt een verhaal te brengen.

Op de grote podia gaat het er anders aan toe. Er is op het moment erg veel herhaling. Mensen houden ervan om dingen terug te zien. Ze willen dingen herkennen. Daarom worden veel grote musicals steeds opnieuw geproduceerd en verhalen worèden steeds bewerkt.

Lessen van Kzing over musical materiaal:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Over jazz

Hier, bovenaan deze pagina, vind je materiaal dat je op deze site kan beluisteren. Daaronder vind je een beknopte geschiedenis van de ontwikkeling van de jazzmuziek, met luistervoorbeeden van YouTube.

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

De geschiedenis van de jazzmuziek

Het woord jazz komt van het woord “jass”, dat niet meer gebruikt wordt. Het was een niet zo net woord voor “elkaar versieren” en werd gebruikt in de sloppenwijken in het zuiden van de Verenigde Staten. Jazzmuziek kon je beluisteren in niet zulke nette café’s. De muziek was duidelijk voor mensen die een beetje maling hadden aan hoe het hoorde

.

Ook ritme was belangrijk. Jazzmuziek heeft een bepaalde “feel”, dat wil zeggen dat je het meteen herkent aan sommige dingen. Het ritme valt op. Jazz swingt meestal. Er word “rond” gespeeld. Niet alle klanken duren even lang. Vaak is er een klank die twee tellen duurt, die gevolgd wordt door een klank van één tel. Je telt alles “in triolen”. De muziek wordt vaakwel als twee tellen opgeschreven.

In de jazz gebruikt men vaak de kerktoonladders en heel ingewikkelde akkoorden. Een simpel akkoord met de grondtoon, terts en kwint komt bijna niet voor. Je ziet dat door alle toevoegingen die naast de akkoorden staan aangegeven naast de akkoordsymboen.

De muziekstijl is zich blijven ontwikkelen en is nog steeds populair. Er zijn allerlei fusion stijlen uit voorgekomen, zoals acid jazz, afrobeat, bluegrass, bossanova, jamband, jazzpunk, jazzrock, jazzfunk, jazzrap, kwela, jazzmamabo Manila sound, skajazz, smooth jazz, yé-y é en folkjazz. Het is een voorloper van rhtthm -and-blues, swing, rock, pop, soul, funk en ska.

Een kenmerk van jazzmuziek was dat de muzikanten graag improviseerden op thema’s en dat men het niet erg vond om andere muziekstijlen in de jazz te verweven. Zo ontstonden fusion-stijlen, oftewel mix-stijlen.

Het begin: de blues

De wortels van de jazz kun je vinden in de blues. Dus om de jazz goed te begrijpen, moet je eigenlijk beginnen met het hoofdstuk over dat genre.

In het begin vonden “fatsoenlijke”mensen de muzieksoort niet okee, omdat ze de dansbewegingen die erop gemaakt werden, niet netjes vonden. Jonge mensen vonden dat leuk. Ze vonden het ook toen al leuk om tegen hun ouders in te gaan.

Vaudeville, Ragtime en Honkytonk

De blues van de stad vermengde zich met de blues van het platteland. De banjo kwam erbij. Er waren invloeden van variétéshows, brassbands die heel sterk ritmisch speelden en van de ragtime muziek (sterk ritmische pianomuziek waar je op kon dansen.)

In cafétjes en nachtclubs (die noemde men vaak “honky tonks” en ook de wijk waar ze stonden, werd vaak zo genoemd) stond vaak een oude, niet al te zuivere piano. Daar werd Honky Tonk muziek gespeeld. Dat was ragtime muziek. Allebei de handen spelen dan lastige ritmes die tegen elkaar ingingen. Soms was er geen orkest, soms niet eens een pianist. Dan gebruikte men een piano waar je een rol in kon doen. Net zoals bij een draaiorgel. Dat zijn van die “spookpiano’s” die zelf kunnen spelen.

Uit het Afrikaanse ritme pikte men de syncope. Dat is het verschuiven van een accent. Dat vond men gemakkelijker dan twee verschillende ritmes tegen elkaar in te zingen/spelen. Dat noem je polyritmiek. Dat was eigenlijk echt Afrikaans. Door de syncope komt er iets swingends aan de jazzmuziek. Je kon er dus ook lekker op dansen.

In de jazz kan je veel verschillende instrumenten gebruiken. Je gebruikt wat er te vinden is. Sommige instrumenten werden beroemd door hun goede spelers. Die instrumenten lijken dan erg bij de jazz te horen. Vanaf 1900 kun je denken aan de piano, de saxofoon, de trompet, de trombone, de klarinet en de tuba. Voor de ritmes gebruikte men slagwerk (trommels etc) , maar ook de banjo. Die liet niet alleen harmonieën horen. Je kan er ook ritmisch op spelen.

In de eerste jazzbands werden ragtime gespeeld en blues. In Storyville New Orleans konden jazzmuzikanten goed geld verdienen met het spelen in een jazzorkest. Daardoor werd de stijl populair.

Na 1917 verdwenen de muzikanten naar Chicago, omdat de muziek in Storyville verboden werd. Daardoor ontstond de New Orleans Jazz.

Jelly Roll Mortons carrière begon in Storyville. Hij trok vanaf 1904 rond met zijn Vaudeville shows. In 1905 componeerde hij de “Jelly Roll Blues”. Het is het eerste gedrukte jazz muziekstuk. Hij beschouwde zichzelf als de uitvinder van de jazzmuziek, wat misschien een beetje overdreven is, hoewel hij veel voor de muziekstijl betekende.

New Orelans jazz en Dixieland

Rond 1920 had je twee soorten jazz: New Orleans jazz, was zwarte jazz en Dixieland was witte jazz. In 1936 speelde Teddy Wilson als eerste zwarte muzikant mee in een blanke band. Dat was de band van Benny Goodman. Die heeft er veel aan gedaan om ervoor te zorgen dat jazz aanvaard werd door meer mensen in de samenleving.

In Chicago kon je King Oliver vinden en Louis Armstrong. Nadat die enige tijd New Orleansmuziek had gemaakt, ging hij over naar de swingmuziek, hoewel hij later weer terug ging naar zijn roots.

Rond 1925-1930 gingen mensen de linkerhand van de piano ritmischer gebruiken. Ze maakten patroon die klonken als een rol, inplaats van als een sprong. Ze gebruikten ook kleine stukjes die heel herkenbaar waren. Dat is de boogie-woogie muziek. Eigenlijk ging men al een beetje op weg naar de swingmuziek.

In 1930 was er een erge economische crisis in de V.S. Er was ook een drankverbod. Het uitgaansleven kreeg een klap. De burgemeester van Kansas City wilde niet meedoen aan het verbieden van drank. Daardoor trok iedereen daar naartoe. Het muziekleven werd belangrijk, maar ook de misdaad bloeide er op.

Toch bleef jazz overal populair. Inmiddels waren de radio en de grammofoonspelers gemeengoed geworden, dus iedereen kon blijven luisteren.

Swing

Rond 1940 waren er heel veel bands in de Verenigde staten waarin zwarte en witte musici samenspeelden. Toch was er rassenongelijkheid. De jazzmusici moesten vaak naar aparte toiletten en mochten soms niet door dezelfde ingang naar binnen. Het nummer “Strange fruit” gezongen door Billy Holiday liet zien wat mensen van kleur mee moesten maken.

Hoewel witte mensen in het dagelijks leven geen vermenging wilden tussen witte en zwarte mensen, luisterden ze maar al te graag naar jazzmuziek. Het was de tijd van de swing. Je had een zwaar maatdeel op tel een en op tel 3. De rest was licht. Daardoor krijg je het gevoel dat je moet dansen. Er waren veel dansorkesten en showorkesten. Er ontstonden hele grote bands met tien of zelfs twintig musici, zoals het orkest van Count Basie. Blazers zaten bij elkaar. Soms deden er zangers mee. Zangeres Billy Holiday had juist een klein ensemble.

Swing bleef populair. Ook toen Bebop opkwam. Ook nu is het nog een populair genre. In Nederland kennen we de Dutch Swing College Band.

Harlem Jump

Swingmuziek nodigde uit om te dansen. Op een gegeven moment werd New York het centrum van de jazzmuziek. In Harlem, waar de gekleurde bevolking van New York woonde, werd een nieuwe dans populair: de Lindy hop. Die was genoemd naar LIndberg die met zijn vliegmachine had gevlogen. In aangepaste versie kwma hij bij de witte mensen terecht. Toen werd de dans meestal jitterbug genoemd.

Bebop

Na de swing kreeg je de Bebop. Op het podium proberen de artiesten er interessant uit te zien met zonnebrillen, baardjes. De podiumact is nu ook grilliger; petten en zonnebrillen en sikjes.

Het woord bebop doet de klank na van een rif , waarbij “be” de hoogste toon is. Zoiets noem je een onomatopee. Begin jaren ’40 wilde men meer experimenteren met de klanken in de jazzmuziek. Men wilde moeilijke harmonieën, moeilijkere ritmes. Ook ging men niet meer zwaar-licht spelen, maar ging men meer in vieren tellen. De muziek ging meer door. Er hoefde ook niet meer perse op gedanst te worden. De muziek klonk wat grilliger. Eind jaren 1940 werden ook Cubaanse elementen in de bebop opgenomen.In Europa had je de gitarist Django Reinhardt, die de bebop oppakt. Ook: Thelonious Monk, Dizzy Gillespie en Charlie Parker.

Revival van oude jazz

Zwarte mensen konden al die ontwikkelingen in de muziek in het algemeen nog wel volgen, maar veel witte mensen haakten af. Dus toen midden jaren 40 de jive en de rock’n-roll opkwamen, vonden ze dat leuker. Die waren ontstaan uit de Harlem jump.’Ook grepen mensen terug op de eerste jazz. Louis Armstrong werd opnieuw populair. Sommige musici grepen terug op de New Orleans jazz en Frisco jazz greep terug op de Ragtime.

Cool jazz en West Coast

Cooljazz was een reactie op bebop. De muziek is serieuzer. Denk aan mensen als Miles Davis. Omdat de meeste musici die cooljazz speelden uit Los Angeles kwamen, werd cooljazz ook wel met de term West Coast aangegeven. . Als tegenhanger werd in met name New York de lijn van de bebop verder voortgezet. De muziek zou uiteindelijk uitmonden in hardbop.Wat er precies gebeurt in de muziek is best moeilijk uit te leggen. De muziek is serieuzer en minder grillig. Namen: Chet Baker, Dave Brubeck, en in Nederland Rita Reys. Als er langere melodielijnen zijn en polyfonie, is er meer sprake van Westcoast. Hier zijn meer witte musici mee bezig.

Hard bop en East Coast

Halverwege de jaren vijftig ontstond dan weer de Hard Bop. In de filmstudio’s van Los Angeles was de cooljazz populair. Daardoor hadden de jazzmusici in New York weinig werk. Ze verzonnen een nieuwe, beetje wildere jazzstijl, vol gevoelens. Er werd teruggegrepen op bluesschema’s, ze gingen het shuffleritme gebruiken en ze gingen een beetje “lenen” uit de Gospeltraditie.

Namen als: Art Blakey en zijn Jazz Messengers, Horace Silver, Clifford Brown, Miles Davis, John Coltrane, Cannonball Adderley, Sonny Stitt, Donald Byrd, Sonny Clark, Lou Donaldson, Kenny Drew, Benny Golson, Dexter Gordon, Joe Henderson, Andrew Hill, Freddie Hubbard, Jackie McLean, Charles Mingus, Blue Mitchell, Hank Mobley, Thelonious Monk, Lee Morgan, en Sonny Rollins.

Souljazz

Souljazz ontwikkelde zich aan het einde van de jaren vijftig en bleef populair tot eind jaren zestig. Het ontstond uit de hardbop. Er waren blues, gospel en r&b invloeden. Er werd gespeeld in kleine gezelschappen. Grooves komen steeds terug. De muziek en improvisaties zijn minder ingewikkeld. Een vaak gebruikt instrument is het hammondorgel. Daar werden tenorsaxofoons en drums aan toegevoegd. Er zijn veel beroemde organisten, saxofonisten en gitaristen. Souljazz heeft geleid tot de jazzfunk van de jaren zeventig.

Free jazz

Free jazz gaat over improviseren in alle vrijheid. Alles was toegestaan.Het ontstond eind jaren vijftig en was er ook in de jaren zestig. Net zoals het in de klassieke muziekgeschiedenis was gegaan, wilde men nu ook af van vaste regels. Alle regels over opvolgingen van akkoorden en tonaliteit, harmonieën, metrum, tempo werden losgelaten. Free jazz is daardoor best moeilijk te volgen voor mensen die niet bekend zijn met jazz. Het klinkt nogal dissonant, men is helemaal vrij… daardoor herken je niet echt melodieën…Het zijn vaak kleine stukjes, die door mensen herhaald worden. De piano werd eerst weggelaten, omdat dat juist het instrument was dat de akkoorden speelde. Je snapt dat deze muziek niet zo goed verkocht.

Als alles is toegestaan in de muziek, herken je er ook niet goed een stijl in. Dat had een nadeel (je wist niet goed of het nou jazz, pop, of klassiek was, waar je naar luisterde) maar ook een voordeel: de stijlen konden gemixt worden. Je hoefde niet alleen maar freejazz te spelen, of alleen hardbop… en je mocht het zelfs mixen met andere stijlen. Zo onstonden stijlen die wel goed lagen bij het pubiek. Die muziek noemde je fusion.

Fusion

In deze tijd was men het er niet helemaal over eens wat nou “echte jazzmuziek” was. Moest je improviseren? Moest het harmonisch ingewikkeld zijn, of juist niet? Er was zoiets ontstaan als

Eind jaren zestig ging Miles Davis jazz mengen met rock. Zo ontstond jazzrock. Er ontstonden allerlei fusiongroepen. Artiesten: John McLaughlin, Herbie Hancock, Chick Corea, Joe Zawinul, Tony Williams. Fusion bleef in de jaren 70 populair. Er waren veel grote jazzmuzikanten: Grappelli, Charles Minugs, Toots Thielemans, Chet Baker

Jazz vanaf de jaren zestig

De jazz heeft zich sinds de jaren zestig met de popmuziek vermengd. Er ontstonden allerlei mixstijlen. Denk aan: neo-bop, nu jazz, acid jazz en freejazz. Niet al die jazz lijkt op elkaar, zoals dat in het begin wel was. De jazzmuziek ontwikkelt zich ook nog steeds. Er zijn mixen met pop, soul, funk, rock, latin en wereldmuziek. Daardoor is het niet meer één soort muziek. Inmiddels kan je aan conservatoria ook echt jazz studeren.

Aan het einde van de jaren 80 was men wel een beetje klaar met al die expressie en vrijheid. In de klassieke muziek kreeg je ook andere soorten muziek zoals minimalisme en neoklassieke muziek, (Steve Reich, Arvo Pärt, Samuel Barber.) In de jazz wordt de muziek ook rustiger.

Werken er nog mensen in de oude jazz stijl?

Het is niet zo dat veel mensen nu nog die “ouderwetse jazz” maken zoals New Orleans jazz en Dixieland, maar er is wel veel bewaard gebleven op geluidsdragers. Daardoor leren jonge mensen wel de oude nummers spelen. Veel mensen vinden het ook nog leuk om te luisteren.

Jazz blijft

In principe is jazz muziek van het moment – er worden op elk moment nieuwe muzikale keuzes gemaakt die tot aan de vorm en alle op dat moment spelende musici reiken (zie de genoemde jazzstromingen hieronder) waardoor een persoonlijke en intensieve muziekbeleving ontstaat. In klassieke muziek en popmuziek is deze eigenschap nagenoeg afwezig. In de jazz wordt een thema of kleine compositie of een afspraak alleen gebruikt als basis voor improvisatie. Door deze eigenschap raakt jazz als stijl veel andere stromingen zoals blues, (pop)world, folk, heavy metal, funk, soul, klassiek en oude muziek en er zijn dan ook vele mengvormen ontstaan.

Tegenwoordig worden er ook stukjes jazz in popmuziek verwerkt. (Lounge). Zo komen jongere mensen ook in aanraking met jazz. Doordat jazz nu vaker opgenomen en afgespeeld wordt, wordt er minder geïmproviseerd. Toch zijn er ook mensen die willen dat jazz dansbaar blijft. Sommige mensen vragen zich af of je dit allemaal nog wel echt jazz kan noemen.