Hoorn biedt meer!

OB MB-BB-BBS

Luister en kijk eens naar dit lied van Kzing over Hoorn. Het gaat over de Nederlandse stad Hoorn en haar geschiedenis. Leerlingen van de onderbouw kunnen het refrein meezingen. ieronder staat een karaoke versie, maar wel met een ander arrangement. Dit arrangement komt uit de musical “Stadsbeeld”. Een aantal plekken hebben al veranderingen ondergaan (het ziekenhuis heet tegenwoordig bijvoorbeeld Het Dijklander), maar zo gaat dat in steden. Er is steeds ontwikkeling. Toch kun je het lied wel meezingen met de karaoke-versie, denken we. 

De ingezongen versie
De karaoke versie
Ander arrangement

1.
Kijk niet alleen naar vroeger,
hoe Hoorn toen nog was:
de Waegh, De Roode Steen,
wat havens aan een waterplas,
de stad van Coen.

Het V.O.C. verleden dat is iedereen bekend.
Veel mensen zien de stad dus als een prachtig monument.
Moet je niet doen!

Refrein: 
Hoorn biedt meer! (Hoorn beat)
Hoorn biedt meer! (Hoorn beat)
Hoorn is toekomst aan het Markermeer!

2.
Mijn stad heeft een verleden, maar is geen geschiedenis.
Zeg,
kijk maar om je heen wat hier aan mooie dingen is.
Dat is echt waar! (herhaal)
Er zijn moderne wijken en
gelukkig heel veel groen;
een speeltuin en een ijsbaan.
Je kunt hier van alles doen
en met elkaar. (herhaal)

Het refrein

3.
Ach Coen, je moest eens weten
hoeveel beter het nu is.
Hoeveel culturen samenleven
en jouw erfenis wordt hier gedeeld. (herhaal)
Ik heb een ander beeld,
daar naast dat oude beeld van Coen,
een beeld dat goed laat zien
dat wij het nu heel anders doen.
Een beter beeld! (herhaal)

Het refrein, herhaal

Acteeropdracht: Tableau vivant

We maken groepjes. Elk groepje maakt twee tableaux vivants over de 17e eeuw of de V.O.C. Je beeldt als groep zwijgend twee foto’s uit die gaan over die tijd. Bijvoorbeeld over het werken op de schepen, de rijkdom, de slavernij, etc.

Voor de bovenbouwers

Hoorn is een gemeente die aan het Hoornse Hop en dus ook aan het Markermeer ligt. Blokker en Zwaag horen ook bij de gemeente Hoorn. Er wonen tegenwoordig ruim 71.000 inwoners. De stad staat bekend om de vele monumenten uit de 17e eeuw. De binnenstad van Hoorn is vol geschiedenis.

Kun je de plekken die je in het filmpje ziet, herkennen? Hoe heet de meneer van wie er een standbeeld is gemaakt?

Midden in de binnenstad van Hoorn, op de Roode Steen staat een standbeeld. Dat is het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen. Al heel lang zijn er in Hoorn zijn mensen het niet met elkaar eens of dat beeld daar mag blijven staan.

Ook vrijdag 19 juni 2020, waren er twee protesten die gingen over het beeld van Coen. Eén groep mensen demonstreerde vóór het blijven van het beeld van Coen en een andere groep demonstreerde tégen het beeld van Coen. Dit was op andere plekken in Hoorn. Na afloop van de twee protesten was er een groepje relschoppers dat naar het beeld van Coen ging. Zij vertoonden agressief gedrag. Ze gooiden met stoelen en stenen. De M.E. en de politie te paard hebben ervoor gezorgd dat dit ophield.

Om te snappen waarom dit gebeurde, moeten we eerst uitleggen wie Jan Pieterszoon Coen was.

Wie was Jan Pieterszoon Coen?

Jan Pieterszoon Coen (1587-1627) was een Nederlandse koopman, die in de 17e eeuw carrière gemaakt heeft bij de “Vereenigde Oostindische Compagnie,”(dat schreef je toen met twee e’s.)

De Nederlanders, die altijd al echte koopmannen waren, gingen in de 17e eeuw met grote schepen naar verre landen en haalden daar spullen waarmee ze konden handelen en geld verdienen.

Ze gaven de bevolking in die gebieden niet altijd eerlijke prijzen voor hun spullen of zorgden ervoor dat de mensen daar hun producten niet aan andere partijen konden verkopen. Het was toch mooi dat ze er rijk van werden? Niemand vond dat gek in die tijd. Dat deden immers alle landen!

Nederland werd in die tijd een rijk en welvarend land. Niet alleen door zich oneerlijk te gedragen bij de handel in sommige verre gebieden. Ook binnen Europa werd veel onderling gehandeld.

De 17e eeuw, een Gouden Eeuw of niet?

De 17e eeuw wordt ook wel de “Gouden Eeuw” genoemd. Men noemde die tijd “goud” omdat het een rijke tijd was op het gebied van kunst en cultuur in Nederland. Er werd veel geld verdiend, dus men kon veel investeren in kunst en het versieren en inrichten van hun huizen en er waren veel meer luxe producten.

Voor de mensen van wie hun producten tegen lage prijzen verkocht werden en die tegengewerkt werden om een betere prijs voor hun producten te krijgen, voor de mensen die tot slaaf gemaakt werden en voor de mensen van wie het land als kolonie ingepikt werden, was de 17e eeuw natuurlijk een Vreselijke Eeuw en helemaal geen Gouden Eeuw.

Sommige mensen van nu vinden het daarom niet respectvol om de 17e eeuw zo te noemen. Andere mensen vinden dat onzin.

Coen en de V.O.C.

De V.O.C. was de allereerste grote multinational. Een multinational is een groot handelsbedrijf dat in veel landen handel drijft.

Coen was een slimme man. Hij werd in Hoorn geboren. Hij ging in Rome studeren om een goede koopman te worden. Hij sprak verschillende buitenlandse talen, waaronder Italiaans. Maar mogelijk ook Spaans en Portugees.

In 1606 begon Coen te werken bij de V.O.C. Tenslotte werd hij in 1617 Gouverneur-generaal van de Vereenigde (ja met 2 e’s in die tijd) Oost-Indische Compagnie, oftewel de V.O.C. Hij was zeg maar de grote baas van Nederland over alle bezittingen die de V.O.C. had buiten de Republiek der Zeven Verenigde nederlanden.

In 1614 schreef Coen een slim plan hoe de V.O.C. veel geld kon verdienen. Dat stuk heette “Discours”. Dat plan is ook uitgevoerd.

Wat deed de V.O.C.?

1 Men kocht met zilver uit Japan, textiel en kleden in India.

2 Die kleden werden verkocht in de Indische archipel. Daar betaalden ze met specerijen en hout.

3 Die specerijen en hout werden weer naar China gebracht en verkocht.

4 Daar haalde de V.O.C. lakwerk en porselein (voor Nederland) en Chinese zijde.

5 Die zijde werd weer in Japan verkocht voor het zilver. En zo was het kringetje rond. Ze hadden veel verhandeld en konden hun terugreis naar Nederland betalen. Daar konden ze ook weer dingen verkopen. Slim toch?

Er zaten ook nare kanten aan al die slimheid. De geschiedenis van Coen heeft te maken met kolonisatie en met slavernij.

Omdat de V.O.C. zo groot werd, hadden de bestuurders forten en pakhuizen nodig. De mensen van de V.O.C besloten tot slaaf gemaakte mensen te gebruiken om die te bouwen. Nederland heeft ongeveer een half miljoen mensen tot slaaf gemaakt. Er gingen zo’n 275.000 tot slaaf gemaakte mensen naar Suriname en ook nog heel veel naar de Antillen. Dat was in die tijd gebruikelijk, maar met de kennis van vandaag, vinden wij dat dat heel erg verkeerd is.

De V.O.C. pakte ook heel veel land van andere volkeren en voegde dat bij Nederland. Ze noemden die gebieden “koloniën van Nederland.” Soms moesten ze daarvoor vechten. Natuurlijk met de bewoners zelf, maar ook met andere landen die die gebieden ook wilden hebben om er rijk van te worden. De V.O.C. had koloniën in:


Amboina en de Banda-eilanden (dat zijn de Molukken in Indonesië),

  • Batavia en Java,
  • Bengalen (nu Bangladesh),
  • Ceylon (nu Sri Lanka),
  • Kaapkolonie (nu Zuid-Afrika),
  • De kust van Coromandel (ligt in Inda),
  • Nederlands Celebes (Sulawesie in Indonesië),
  • Nederlands Formosa (West Taiwan),
  • Nederlands Malabar (in India in Malabar),
  • Nederlands Malakka (tegenwoordig Maleisië),
  • Suratte (in India),
  • Westkust Sumatra in Padang (in Indonesië)
  • (Later, in de tijd van de West-Indische Compagnie had Nederland nog meer kolonies.)

Coen werd een belangrijk man

Door zijn slimme plannen werd Coen een belangrijk man bij de V.O.C. Hij vocht met de volkeren overzee en wist er zo voor te zorgen dat de V.O.C. geld verdiende. Daar heeft iedereen in Nederland van geprofiteerd. Eigenlijk hebben wij daar nu nog steeds voordeel van. Nederland heeft op die manier ook kennis gemaakt met producten en culturen die anders waren dan de eigen producten en cultuur. Op die manier stond Coen ook aan het begin van een samenleving waarin culturen met elkaar kennis maakten.

Je zou zo denken dat die man een standbeeld waard is. Maar zo simpel is het nou net niet. Eigenlijk is er altijd discussie geweest over de vraag of Coen een goeierik of een slechterik was.

Wat vond men van Coen in zijn eigen tijd ?

Jan Pieterszoon Coen leefde in een tijd waarin de mensenrechten nog niet zo belangrijk gevonden werden, maar ook in zijn eigen tijd gold Coen al bij veel mensen als een wrede man.

Hij heeft mensen van oorspronkelijke bevolkingen om het leven gebracht, omdat ze in zijn ogen niet mee wilden werken. Die mensen verzetten zich tegen wat Nederland van hen af wilde pakken. Ze lokten de manschappen van Coen dan in hinderlagen en brachten hen om het leven. Coen trad hier altijd streng tegen op. Hij bracht veel van die mensen om het leven. Als je door Coen zijn bril kijkt, snap je dat wel. Coen probeerde monopolies op producten te krijgen. Dat wil zeggen dat hij ervoor wilde zorgen dat die producten alleen aan de V.O.C. verkocht werden. Dan was de V.O.C. het enige bedrijf dat zoiets verkocht en zo kon men hogere prijzen vragen en dus meer winst maken.

Maar dat was natuurlijk niet in het belang van de oorspronkelijke bevolking. Op het eiland Banda wilden de mensen daar niet aan mee werken. Zij wilden hun nootmuskaat ook aan anderen verkopen. Toen bracht Coen bijna een heel volk van zo’n 15.000 mensen om het leven.

Daarvoor werd Coen wel op het matje geroepen bij het bestuur van de V.O.C, de Heren 17. Maar stiekem waren ze blij met iemand die zo dat deed. Coen kreeg een preek, maar tegelijkertijd bleven ze hem steun en geld geven, want ze vonden hem een goede bestuurder en het kwam hen wel goed uit wat hij deed.

De 18e eeuw

In de 18e eeuw had Nederland nog koloniën. Mensen van kleur waren in Nederland zelf een uitzondering. Soms kwamen ze mee met de mensen die zich hun “meester” noemden. Dan werden ze raar aangekeken vanwege hun huidskleur, alsof ze een exotische bezienswaardigheid waren. Ze werden meestal niet gelijk behandeld. De Nederlanders en andere Westerse landen waren, als we door de bril van onze tijd kijken, tamelijk racistisch. Maar die houding was heel normaal in die tijd. Men vond het normaal, verstandig en goed dat Nederland rijkdommen weghaalde in andere landen.

19e eeuw

Ook in de 19e eeuw had men nog de koloniën. Men vroeg zich niet af hoe dit zo gekomen was en hoe dit voor de oorspronkelijke bevolkingen was.

Eind 19e eeuw had België zich losgemaakt van Nederland. Toen wilde men graag weer trots zijn op het eigen land. men wilde het beeld van Nederland als groots, zeevarend land onder de aandacht brengen en mensen trots maken op de eigen geschiedenis. Daarom wilde men standbeelden neerzetten voor de eigen helden.

In de 19e eeuw wilden sommige mensen een standbeeld voor Coen en andere bestuurders van de V.O.C. neerzetten. Het beeld van Coen is gemaakt door Ferdinand Leenhof en in 1893 op de Rode Steen geplaatst. Het is een rijksmonument. Dat is dus vele jaren nadat Coen leefde.

Maar ook in de tijd dat het standbeeld geplaatst werd waren er al mensen die vonden dat Jan Pieterszoon Coen geen standbeeld verdiende en veel mensen vonden dat Coen belachelijk stond op het beeld. Niemand ging zo staan, vond men. Niet iedereen kwam kijken toen het beeld onthuld werd.

Afschaffing slavernij en Keti Koti

Langzamerhand ging men wel anders denken over de slavernij. Men ging begrijpen dat het ongepast was om een ander tot slaaf te maken. In de loop van de tijd werd die op steeds meer plekken afgeschaft.

Honderdachtentwintig vrouwen richtten in 1840 het Rotterdam Dames anti slavernij comité op en toen kwamen er meer antislavernijverenigingen.

Op 1 juli 1863 werden de tot slaaf gemaakte mensen in Paramaribo vrije mensen. Dit wordt nog steeds op 1 juli gevierd. Dat feest heet Ketikoti. Dat betekent “De ketenen zijn verbroken”.

De Nederlandse regering betaalde per persoon driehonderd gulden. Maar echt vrij waren die mensen nog niet, want ze moesten nog 10 jaar verplicht op de plantages blijven werken. Ze kregen toen wel betaald.

De afschaffing van het tot slaaf maken van mensen was een lang proces. Trouwens… ook nu zijn er nog mensen die uitgebuit en vernederd worden door anderen.

De 20e eeuw

Je overgrootouders leerden ondertussen op school in de geschiedenisles vooral dat Nederland een grote zeevarende natie was. Ze leerden in liedjes en in het onderwijs dat Piet Heyn, Michiel de Ruyter, Jan Pieterszoon Coen, enz. helden waren. Het was ook best dapper om de zeeën te bevaren. Niet al deze zeehelden waren even wreed en ze deden ook niet allemaal mee met de slavenhandel, maar van Coen staat vast dat hij dat wel deed.

In de tijd van je overgrootouders had Nederland ook nog steeds koloniën. Veel mensen snapten niet wat het probleem daaraan was. Als iets in je eigen tijd een gewoonte is, denken mensen er vaak niet over na of dat oké is.

Na de Tweede Wereldoorlog werden steeds meer koloniën weer zelfstandig.

  • Nederlands Indië werd in 1949 Indonesië.
  • In 1954 werden Suriname en de Nederlandse Antillen zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
  • In 1963 werd Nederlands Nieuw Guinea onder druk van de VS en de VN overgedragen aan Indonesië.
  • In 1975 werd Suriname onafhankelijk.
  • In 1986 werd Aruba (een deel van de Nederlandse Antillen) een zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
  • In 2010 hielden de Nederlandse Antillen op te bestaan. Bonaire, Saba en Sint Eustatius werden als Caribisch Nederland bijzondere gemeenten van Nederland. Curacao.

Halverwege de 20e eeuw

Halverwege de 20e eeuw veranderde de mening over kolonisatie. De meeste koloniën werden ook vrije landen. Dat hebben je overgrootouders allemaal meegemaakt en je grootouders voor een deel. Door dit alles veranderde ook de manier waarop er naar de geschiedenis werd gekeken.

De mensen in Nederland maakten zich nog steeds niet druk over het feit dat ze naast dapper, ook oneerlijk waren geweest, in die bepaalde tijd van de geschiedenis. Behalve natuurlijk de nakomelingen van de mensen die slecht behandeld waren. Die hadden verhalen gehoord van oma’s en opa’s die verkocht waren alsof ze slaven waren. Een aantal van hen woonde inmiddels in Nederland. Daar kregen ze soms te maken met discriminatie. Mensen zeiden somsnare dingen zoals: “Ga terug naar je eigen land!”, maar Nederland was of is dus hun eigen land. In het begin vochten deze mensen niet meteen tegen die woorden en beelden. Zij waren nog bezig om een plek te krijgen in de samenleving. Ze probeerden zich zoveel mogelijk aan te passen.

De 21 e eeuw

In de 21e eeuw worden alle mensen mondiger. Sommige nakomelingen van mensen uit de landen die door Nederland gekoloniseerd waren, willen niet dat het land waar zij wonen standbeelden heeft van de mensen die hun voorouders zo behandeld hebben. Een standbeeld is toch een soort van eer? Zij willen niet dat de toenmalige overheersers van hun volk eer krijgen. Sommigen van hen vinden om die reden dat die beelden weg moeten en ze worden daar door sommige andere Nederlanders in gesteund. Maar andere mensen vinden dat dit veel te ver gaat.

Coen is al eens “weg” geweest

In 2011 werd het beeld van Coen per ongeluk van zijn sokkel gestoten. Meteen werd er druk gepraat of het beeld wel terug moest. Een groep mensen vond het tijd worden dat Coen verdween.

Maar er is ook een andere kant aan dat verhaal: veel bewoners van Hoorn zijn nogal aan het beeld gehecht. Niet perse omdat ze Coen vereren. Het is niet zo dat mensen bloemen leggen bij zijn standbeeld of iets dergelijks, maar ze vinden dat hij bij de Hoornse geschiedenis hoort en ze zijn aan het beeld gewend.

Het is ook handig dat het beeld reclame voor Hoorn als V.O.C. stad maakt, want daardoor komen er veel toeristen naar Hoorn en daar wordt geld aan verdiend.

Uiteindelijk is er besloten om een plaat onderop het standbeeld te doen met wat uitleg over de goede en slechte dingen van Coen. Er is ook een Qr code en als je die scant, krijg je meer info.

Je zou denken dat de kous daarmee af was, maar sommige mensen vinden dat er niet duidelijk genoeg staat dat Coen wandaden heeft gepleegd.

Vandaag de dag

En nu zijn we in het heden aangekomen. De beelden staan er nog. Coen staat er nog. Er zijn mensen die het beeld van Coen en die andere beelden willen houden en mensen die ze weg willen hebben.

Waarom is die plaquette volgens sommige mensen niet meer genoeg?

Door de dood van George Floyd in Amerika, ontstond er veel aandacht voor het gegeven dat sommige instanties in Amerika (zoals de politie) veel strenger optreden tegen mensen van kleur dan voor blanke/witte mensen. Als organisaties mensen buitensluiten (bijvoorbeeld niet aannemen bij banen, of juist één bepaalde groep veel sneller arresteren, of minder kansen geven) noemt men dat “institutioneel racisme”.

De volwassenen zijn het er niet over eens of dat in Nederland ook zo is. Sommige mensen vinden dat het hier erg meevalt met de discriminatie en ze vinden dat iedereen gelijke kansen heeft. Anderen zeggen dat dat toch niet helemaal waar is. De mensen die zeggen dat er in Nederland ook verborgen racisme is, willen alle zaken die racistisch uitgelegd kunnen worden, weghebben. Daarom is er de Pietendiscussie en de beeldendiscussie.

We zitten in Nederland erg in ons maag met de hele situatie. Wat moeten we doen?

Het lastige punt bij het beantwoorden van die vraag is dat de mensen in verschillende tijdsperiodes anders denken over dingen. Wat men in de tijd van Coen, of in de tijd van je overgrootouders normaal vond, vindt men tegenwoordig niet altijd meer fatsoenlijk.

Dat geldt straks ook voor wat er in onze tijd gebeurt. Meningen en gebruiken die wij vandaag de dag hebben, kunnen over een aantal jaren als heel fout beoordeeld worden.

De echte vraag is dus:

Hoe moet je dingen die vroeger gebeurd zijn beoordelen? Door welke bril kijk je naar de geschiedenis?

De bril van toen of de bril van nu?

De bril van de “overwinnaar” of de bril van de “verliezer?”

Het moeilijke van geschiedenis is dat je altijd met door de bril van je eigen tijd kijkt naar een tijd waarin mensen héél anders dachten. En het hangt ook nog eens af van je eigen ervaringen en van wat je familie en voorouders hebben meegemaakt.

Bij veel mensen van kleur roept alles wat er nu gebeurt opnieuw boosheid op over de tijd van slavernij en van kolonisatie. En daarom willen ze dat nu die beelden echt weg gaan. Sommige witte/blanke mensen staan achter hen. Ook zij vinden dat oneerlijk.

Sommige mensen van kleur vinden dat het wel meevalt. Ze geven aan dat zij wel een goede plek in de samenleving hebben gevonden.

Weer andere mensen vinden dat het te ver gaat om al die beelden weg te halen. “Je haalt toch ook de piramides niet weg.” zeggen ze. ” Die zijn ook door mensen die tot slaaf gemaakt waren gebouwd.” Ze vinden dat je de geschiedenis niet kan en niet moet willen uitwissen.

Maar ja, Coen heeft wel heel veel mensen om het leven gebracht. Verdient zo iemand wel een standbeeld?

Mag het beeld blijven, want moeten we bedenken dat hij in die tijd als een held werd gezien?

Is het juist belangrijk dat het blijft, omdat we mensen dan kunnen leren dat we die dingen niet meer moeten doen?

Of moet het juist blijven, omdat mensen van de geschiedenis kunnen leren?

Hoort het dan op het plein, of moet het naar het museum?

Het is nog niet duidelijk wat de goede manier is.

Wat moeten we met de twee gezichten van Coen? Moeten we hem vooral zien als een zeevarende, dappere held en bestuurder die Nederland rijk heeft gemaakt, waardoor we nu met veel culturen samen kunnen leven? Dat is tenslotte waar. Betekent dat dan dat het beeld moet blijven?

Of moeten we hem vooral zien als een wrede volkerenmoordenaar, die ook nog eens meedeed aan slavernijpraktijken? Dat is per slot van rekening ook waar. Betekent dat dan automatisch dat het beeld weg moet? of moet je het juist laten staan om mensen over die tijd te leren? En moet het dan op de Roode Steen blijven, of moet het in een museum komen te staan?

En als we toegeven dat er twee kanten aan de zaak zaten, wat moeten we dan met het beeld doen?

Iedereen moet daar zijn/haar eigen antwoord op vinden. Ook jullie mogen je eigen antwoord vinden op de vragen van onze tijd. Het helpt om goed te luisteren naar alle meningen die erover zijn en veel te lezen over de geschiedenis en wat er nu gebeurt in de maatschappij. Dan kan je een betere keuze maken.

Je mag in Nederland van mening verschillen

Je hoeft het in Nederland niet met elkaar eens te zijn. Mensen denken heel verschillend over politiek, over de geschiedenis, over de plek van Coen en over het standbeeld. Dat mag in Nederland. We zijn een democratie. Dat betekent dat het volk rechten heeft. Onder andere het recht op vrije meningsuiting.

Je mag dus over alles van mening verschillen en dat ook zeggen of opschrijven. Je hebt in Nederland ook het recht om te protesteren om je eigen standpunt duidelijk te maken. Zelfs schreeuwen mag. Je mag alleen geen relletjes trappen en dingen stuk maken en je mag ook niet oproepen tot haat van andere mensen.

Bij Kzing vinden we het belangrijk dat je respect voor iemand anders’ mening laat zien. Onze persoonlijke mening is dat je er waarschijnlijk meer aan hebt als je naar elkaar luistert en met elkaar praat. En als je dan praat, kan je het beste goede argumenten gebruiken. Wij vinden persoonlijk ook dat het goed is om steeds over je eigen mening na te blijven denken.

Wat is jouw mening over dit alles? Luister vooral ook eens naar de mening van je ouders.

Musical

We hebben een sterretje gezet bij de filmfragmenten die met jonge groepen bekeken kunnen worden

Musical is een theatervorm waarin gewerkt wordt met een script. Er is voorgeschreven hoe de liedjes, dialogen, muziek en dans gebruikt worden om een verhaal te vertellen. Het kan gaan om een toneeluitvoering, maar ook om een film. Beroemde musicals gaan vaak de hele wereld over. Verschillende landen maken eigen vertalingen.

Er zijn speciale grote theaters voor deze kunstvorm, waar een musical heel lang kan spelen. In Engeland heb je West End in Londen. In de V.S. gaat het om Broadway, in New York. In Nederland hebben we bijvoorbeeld het Circustheater in Scheveningen.

Er zijn professionele opleidingen om musicalacteur te worden.

Een voorbeeld van een moderne Disney musical:
Beauty and the beast *
Uit de musical Revue, revue, revue, van Kzing

Maar er zijn ook veel kleine theaters waar musicals worden opgevoerd, zowel door professionals als door amateurs. Ook Kzing houdt zich bezig met het uitvoeren van musicals met kinderen en jongeren.

Basisscholen studeren ook vaak een musical in. Ze doen dat in groep acht.

Musical een heel toegankelijk genre.

Uit de musical Spring, van Kzing*

Het begin

We weten natuurlijk niet of er in heel oude culturen al theaters waren waar stukken met muziek werden uitgevoerd, maar van de oude Grieken weten we dat ze al muziek gebruikten in hun tragedies en komedies. Daarin waren woorden en liederen. er was een grote groep mensen (het koor) dat hun mening zong.

Muziek bleef altijd belangrijk in het theater. \In opera’s zongen de mensen het hele verhaal. Je had aria’s en recitatieven. In de aria’s werd meestal een gevoel verduidelijkt en in de recitatieven ging het verhaal verder.

De muziek van operettes was wat lichter. Daar werden de teksten gesproken en er waren aria’s die gezongen werden.

Je had ook vaudeville en revueshows. Die waren vrolijk en het was de bedoeling dat het publiek vermaakt werd.

Op weg

Sinds het begin van de twintigste eeuw noemen we muzikale theaterstukken: musicals. Het genre werd enorm populair bij het grote publiek. Dat ging heel geleidelijk.

Al heel vroeg had je in Engeland het duo Gilbert en Sullivan. Zij stonden aan de wieg van de kunstvorm musical. H.M.S. PInafore (1878) en The Mikado (1885).

In Nederland werd in 1920 een muzikaal toneelstuk uitgevoerd, dat daarna nog vele keren op de planken is gebracht: De Jantjes.

Dat was een naam voor de Nederlandse mariniers, de zeesoldaten. Het stuk is heel vaak uitgevoerd en wordt nog steeds op de planken gebracht. In 2012 zong Willeke Alberti er nog mee. Het ging over de Jordaan, een plek in Amsterdam. Nog steeds worden er veel liedjes uit die musical gezongen, zoals bijvoorbeeld: Bij ons, in de Jordaan.

De mensen zochten afleiding voor de ellende die ze meemaakten in de Eerste Wereldoorlog. Economisch gezien ging het ook niet zo goed. Populaire voorstellingen met liederen van George en Ira Gershwin, Irving Berlin, Cole Porter en Rogders en Hart boden afleiding. Er zaten elementen in uit de Vaudeville en de music hall entertainment. De nadruk lag op dansen met een groot gezelschap. Populaire liedjes werden gebruikt en gemaakt. Maar…. er was nog niet echt een doorlopend verhaal.

Dat veranderde door een muzikaal theaterstuk van Jerome Kern en Oscar Hammerstein: Show boat, naar aanleiding van een roman van de Amerikaanse schrijver Edna Ferber. (1927) Je zou kunnen zeggen dat dat de eerste musical was. Het doorlopende element uit de opera en de operette werd gecombineerd met het Vaudeville en cabaret achtige.

Show boat had bovendien een zeer maatschappelijk betrokken verhaal (een verhaal met diepgang in muzikaal theater was nog niet voorgekomen) dat doorliep, maar het werd omlijst door dansen en populaire muziek.

Verfilmingen van musicals

In 1929, 1936 en 1951 werd de musical Showboat verfimd. Dat hoort ook echt bij het genre. Goede producties worden vaak ook verfilmd, terwijl daar de liedjes ook gewoon in te horen zijn. Ook vandaag de dag vind je toneelvoorstellingen en filmvoorstellingen. Het zijn twee heel andere belevingen. De film is vaak gelikter, maar het theater kan soms meer gevoel bij je oproepen.

De ontwikkeling tot volledige musical was klaar met hun musical Oklahoma! uit 1943. Die musical had een duidelijke verhaallijn, liedjes die zorgden dat het verhaal verder ging, dansen die uitbeelden wat de personen meemaakten. Ook in de Verenigde Stagen waren mensen aan de gang gegaan met het genre.In de V.S. was het Hart.

Het genre krijgt vorm: de jaren twintig tot vijftig

We noemen wat musicals uit die tijd: Carousel (1945), South Pacific (1949), The King and I (1951) en The Sound of Music (1959). Irving Berlin maakte “Annie get Your Gun” in 1946.

Het ging er in deze musicals niet meer om dat mooie meisjes hun benen in de lucht gooiden om het publiek te vermaken. Maatschappijbetrokkenheid zag je ook in de opera “Porgy and Bess” en in die tijd maakte Kurt Weill zijn Driestuiveropera.

De jaren vijftig tot negentig: ontwikkeling tot steeds meer maatschappijbetrokken musicals

We noemen hier enkele musicals uit die periode die nog steeds gewaardeerd worden: My fair Lady (1956) West Side Story (1957), The Fantasticks (1960) ,

In Nederland maakten we in de jaren vijftig kennis door de musicals uit Amerika. Ze werden vertaald en op de planken gebracht in Nederlandse theaters. Annie M.G. Schmidt schreef samen met Harry Banningk de eerste origineel Nederlandstalige musicals: Heerlijk duurt het langst (1965) en En nu naar bed (1971).

Er is in Nederland nog een genre dat zich in af en toe een beetje vermengt met musical: dat is kleinkunst. Liedjes uit musicals worden soms op kleine podia gezongen en omgekeerd worden mooie kleine liedjes wel gebruikt in musicals. Annie M.G. Schmidt heeft ook veel prachtige liedjes geschreven die zich daarvoor lenen.

Fiddler on the roof ( 1964), Hello Dolly (1964), Funny girl (1963) Hair, dat was de eerste rockmusical, (1967), A Chorus Line (1975), Les Misérables (1985), The Pahntom of the Opera (1986), Wicked (2003) en Hamilton (2015).

Die maatschappijbetrokkenheid ontwikkelde zich nog verder in de jaren vijftig tot negentig.

De langstlopende musical, “Les Misérables” die in 1980 in première ging, is een goed voorbeeld van een maatschappijbetrokken musical.

In de jaren zeventig waren het Jos Brink en zijn man Frank Sanders die veel deden voor hen genre. Hun musical Maskerade werd een grote hit. Nederland heeft veel bijzondere musicalsterren (gehad): Conny Suart, Willem Nijholt, Karin Bloemen, Chantal Janzen…

De thema’s werden steeds maatschappelijker. Ze gingen over de tweede wereldoorlog en over de drooglegging in Chicago, over moorden, enzovoort. Na Hair werden er meer musicals gemaakt waarin de hedendaagse rockmuziek verwerkt werd: Jesus Christ Superstar, The Rocky Horror Show, Evita en Tommy. Ze waren heel bombastisch.

Stephen Sondheim verdient een speciale vermelding. Hij wordt wel genoemd als de beste musicalmaker van alle tijden. Ze waren “echter”. Rauwer, de muziek was moeilijker, mensen herkenden de gevoelens van de spelers. Hij verzon ook een ander concept: een musical zonder verhaallijn, met een verbindend thema. We noemen wat musicals: Sweeney Todd (1979), Sunday in the Park with George (1984) en Into the Woods (1987)

Ook Andrew Lloyd Webber was geweldig populair als musicalcomponist. Hij schreef de muziek voor Jesus Christ Superstar (1970), Cats (1981), The Phantom of the Opera (1986) en Sunset Boulevard (1993).

In de tachtiger jaren bestond het theater Carré honderd jaar. Ze vierden dat met de musical Cats. Het werd zo’n succes dat Joop van den Ende grote musicals ging produceren. Hij bracht Les Misérables, The Phantom of the Opera en Cabaret. Hij opende grote musicaltheaters zoals het Circustheater in Scheveningen en het Beatrixtheater in Utrecht. Daar kunnen musicals heel lang blijven draaien. Het nieuwe DeLaMar theater is in 2010 opengegeaan.

Er kwamen Afro-Amerikaanse invloeden in de musicals, met musicals zoals Dreamgirls, Purlie en The Wiz.

De jaren negentig

In 1991 produceerde Joop Van den Ende Cyrano de Bergerac, de eerste eigen musical. Andere bekende Nederlandse producties waren: Wat zien ik, Doe Maar! en Ciske de Rat.

Disney ging musicalversies maken van zijn films. Denk aan Beauty and the Beast, The Lion King en Aida. Naast grote musicals, ontstonden ook kleine producties. Denk aan Little Shop of Horrors en Bloedbroeders.

Joop van den Ende was er als de kippen bij. Hij sloot een deal met Disney theaterproducties en mocht de Disney producties in Nederland produceren. Denk aan: Aida(2001), The Lion King (2004), Beauty and the Beast (2005) , Tarzan (2007) , Hight School Musical (2009) , Mary Poppins (2010), The little mermaid (2012) en Aladdin (2021).

De eenentwintigste eeuw: herkenbaarheid versus originaliteit

Er zijn meer producenten: Stage Enterggainment, BOS Theaterproducties, De Graaf & Cornelissen Entertainment, Albert Verlinde Entertainment, Theater Alliantie, Studio 100 en MediaLane. Ook in Vlaanderen werden er veel grote musicals opgevoerd, maar in 2003 werden de subsidies voor musical geschrapt. Dat had natuurlijk veel invloed.

Nederland is best een groot musicalland. Het genre leeft hier nog steeds wel, zowel in professionele gezelschappen als bij amateurverenigingen. Musicals zijn altijd erg pobpulair in Nederland, maar na 2005 zijn er wel wat minder bezoekers.

De eerste liedjes van Kzing die in het onderwijs gezongen werden, kwamen uit de musicals die we voor kinderen hadden geschreven en gecomponeerd. Hoewel de musicals van Kzing niet op de grote podia te zien zijn, maken we bij Kzing altijd nieuw, origineel materiaal.

We sluiten wel aan bij de traditie van maatschappijbetrokkenheid, maar de verhalen ontstaan door de samenwerking tussen de musicalleerlingen en de schrijver/componist. Zo zijn er veel meer kleine productiehuizen die zelf musicals schrijven en het genre gebruiken om echt een verhaal te brengen.

Op de grote podia gaat het er anders aan toe. Er is op het moment erg veel herhaling. Mensen houden ervan om dingen terug te zien. Ze willen dingen herkennen. Daarom worden veel grote musicals steeds opnieuw geproduceerd en verhalen worèden steeds bewerkt.

Lessen van Kzing over musical materiaal:

Filter op doelgroep
Filter op activiteit

Papegaai!

OB-MB-BBS

In de musical “Naar Toen en Verweggistan”, die over Hoorn in de 17e eeuw en over de Halve Maen ging, had de kapitein van het schip een papegaai. Zo’n papegaai werd dan vaak op de schouder gedragen, maar zat (heel dieronvriendelijk) vaak wel aan een ketting. We hebben een lied over deze papegaai. Op één van de filmpjes kan je het dansje zien dat erbij hoorde.

Ingezongen met film van papegaaien
karaoke met papegaaien in beeld
Met een stukje toneel. Uit de voorstelling “Naar Toen en naar Verweggistan”. Dansje is te zien.

Iedereen wil een papegaai, van je lorre en koppie krauw.
Maar oh, la, la… hij praat je na. Je denkt: “Wat zeg ik nou?”
En als je denkt: “Nou let ik op, bij alles wat ik zeg!”
dan snavelt hij je woorden na en dan heb je vette pech!

Koppie krauw
Kontje blauw
Lekker zeg!
Vette pech…
Ahah…. Ahah… Ahah….

Iedereen wil een papegaai, van je lorre en koppie krauw.
Maar oh, la, la… hij praat je na. Je denkt: “Wat zeg ik nou?”
En als je denkt: “Nou let ik op, bij alles wat ik zeg!”
dan snavelt hij je woorden na en dan heb je vette pech!

************************************************************************

Dit lied is gezongen in de musical “Naar Toen en naar Verweggistan”. Die ging over een schoolklas die op een schoolreisje naar het schip de Halve Maen ging.

De leerlingen verdwaalden in de tijd en kwamen terecht in de tijd van de V.O.C.; de tijd dat Nederland heel grote schepen naar verre landen stuurde om peper, foelie en kaneel te halen.

In de musical maakten de kinderen op het schip kennis met de koopman Jacob Lemaire en zijn papegaai, Dodo. Jacob Lemaire heeft echt bestaan. Hij zocht een nieuwe manier om naar dat verre land te reizen. Of hij echt een papegaai had en of juffrouw Didi echt bestaan heeft, weten we niet.

Sakura

MB-BB-ML

Japan is een prachtig land. In Japan is het bloeien van de kersenbloesem in de lente een heel belangrijk moment. Mensen in Japan krijgen er zelfs een dag vrij voor. Staan er bij jullie ook bloesembomen in bloei, in de lente?

Sakura.

Kersenbloesem, kersenbloesem. Ook al is de wind nog fris…

Kersenbloesem, kersenbloesem, zeg me dat het lente is.

**************************************************

Draag jij weer je roze jurkje, weet ik: winters gaan voorbij;

schijnt tussen jouw tere blaadjes bleek, de lentezon voor mij.

**************************************************

Kersenbloesem, kersenbloesem. Ook al is de wind nog fris…

Kersenbloesem, kersenbloesem, zeg me dat het lente is.

**************************************************

In de lente zie je de kersenbloesem bloeien. Daar gaat dit liedje over. De muziek is niet echt Japans, maar er is wel een stukje van een Japans volksliedje in verwerkt. Dat liedje heet: Sakura. Dat is het Japanse woord voor kersenbloesem.

Dit is een liedje dat gaat over het verlangen naar de lente. Hierin is een stukje van een Japans volksliedje gebruikt. In Japan vieren ze één keer per jaar een kersenbloesem-feest.

De natuur neemt een belangrijke plaats in in het leven van Japanners. Kersenbloesem, oftewel sakura, heeft helemaal een bijzondere betekenis.

Als het land na de koude winter weer versierd wordt door die prachtige rose bloemetjes, komen de Japanse mensen ook weer tot leven.

Ze picknicken onder bomen, de tempels blijven laat open en iedereen gaat kijken naar de bloeiende kersenbomen. Dat noemen ze hanami.

Iedereen neemt de tijd om even te genieten van wat de prachtige natuur ons biedt. Het Japanse weerbericht geeft voorspelt zelfs wanneer het bloesemtijd is.

Hopelijk kunnen ook wij weer gauw genieten van de bloesembomen in de lente!

Kun je in dit muziekje horen dat het over Japan gaat?

Hieronder staat de karaoke versie.

Manga

Japan is een land, dat bekend staat vanuit de geschiedenis. Maar het is ook een super modern land, waar de gezondheidszorg en de technische ontwikkelingen ver gevorderd zijn.

Maar, wat de geschiedenis van Japan ook allemaal inhoudt, het is altijd een land geweest met een speciale cultuur waarin “schoonheid” centraal stond. Zo is er een speciale opvatting over bloemschikken: ikebana. Er is ook een speciale manier om met aandacht thee te drinken. Theedrinken is dus een kunstvorm in Japan.

Jullie kennen zelf ook een kunstvorm uit Japan. Dat komt doordat jullie tv kijken. Bepaalde series komen uit Japan. Je herkent ze zo. Denk maar aan Pokémon. Pokémon is getekend in de Manga stijl. Manga is een vorm van Japanse strips. Deze strips horen helemaal bij de cultuur.

Manga ontstonden rond 1945-1950, doordat de Japanse mensen strips leerden kennen door de Amerikaanse soldaten die in hun land kwamen na de 2e Wereldoorlog. Die namen stripboeken mee van G.I. Joe. De Japanse mensen gingen hun eigen strips maken. Dat is manga. Er zijn heel veel verschillende soorten manga: romantiek, avontuur, detectives, fantasy, games enz.

Je herkent de tekenstijl van manga wel snel. De figuren hebben grote ogen, lang en veel haar, korte rokjes, tekstballonnetjes, drukke emoties. De manga veranderen wel steeds.

Anime

Rond 1900 ontstonden er in Japan al filmpjes. Dat waren geanimeerde emoties. Dat heet: anime. Eigenlijk betekent dat gewoon “tekenfilm”.

Toen Manga populair werd, werd de stijl van Manga meegenomen in de animé. Kenmerkend voor anime is het sterke kleurcontrast.

De Japanse Walt Disney heet Hayao Miyazaki.

Jullie kennen een Manga waar een anime van is gemaakt: Pokémon.

Kawaii

Een deel van de Japanse cultuur draait om “schattigheid”. Schattigheid is super belangrijk in de Japanse cultuur.

Het Japanse woord daarvoor is “kawaii”. Mensen, dieren, dingen die zacht, verlegen, kwetsbaar, kinderlijk zijn, vindt men schattig. Kleren kunnen kawaii zijn, manga, een handschrift, mensen. Eigenlijk alles kan kawaii zijn. Je ziet het in het hele leven terug.

Het woord kawaii komt van kawaiso. Dat betekent “meelijwekkend”.

Dat kawaii belangrijk werd, gebeurde in de jaren 70 van de vorige eeuw. In Japan schrijven de mensen verticaal. Maar tienermeisjes gingen toen horizontaal te schrijven, in grote, ronde karakters. Ze versierden hun handschrift met sterretjes, emoji’s, hartjes. Het werd op de scholen verboden, omdat het niet zo erg leesbaar was.

Maar in stripverhalen werd het juist weer gebruikt en ook bij reclamebureaus. Veel bedrijven hebben zelfs een eigen kawaii mascotte. Die is meestal aaibaar en in zachte kleuren. Ook politici hebben vaak zo’n kawaii karakter. Stel je eens voor dat bijvoorbeeld premier Rutte een eigen schattig poppetje zou hebben.

Jullie kennen allemaal een kawaii figuurtje. Hello Kitty is een voorbeeld van kawaii.

Je kunt zelf ook leren tekenen op de kawai manier. Kijk maar eens onder deze link op Pinterest

Het regent

OB-MB
Hier vind je een liedje dat je opa en oma ook zongen, toen ze klein waren. Je kan er ook op dansen. Er zit een stukje muziek in uit een ouderwetse musicalfilm (Singing in the rain), waarin Gene Kelly danst. Daar kan je ook even naar kijken.

Zo’n liedje dat iedereen kent, noemen we een volksliedje. Het hele volk kent het. Je opa en oma leerden het aan je vader en moeder en die hebben het weer aan jou geleerd.

Zo werd het liedje doorgegeven. Maar…. wat gebeurt er als je in een kring een woordje door fluistert? Doe dat maar eens.

Heb je gemerkt dat de woorden dan vaak een beetje veranderen? Dat gebeurt ook met die doorgeefliedjes. Die noem je volksliedjes, omdat het hele volk het zingt. Daardoor zingen sommige mensen het liedje net een beetje anders dan bij jullie in de familie wordt gedaan.

Het regent, het regent, de straten worden nat.
De bomen en de bloemetjes, die gaan vandaag in bad.
Het regent, het regent, maar ik blijf lekker droog.
Ik heb een parapluutje en dat hou ik mooi omhoog!

Het regent, het regent, de straten worden nat.
De bomen en de bloemetjes, die gaan vandaag in bad.
Het regent, het regent, maar ik blijf lekker droog.
Ik heb een parapluutje en dat hou ik mooi omhoog!

Bij Kzing hebben we er expres wat woordjes bijgemaakt.

Ook hebben we er een tussenstukje met alleen muziek aan toegevoegd. Dat muziekje komt uit een musicalfilm die “Singing in the rain” heet. Dat betekent: “Zingen in de regen.” Je ziet een meneer die zo erg verliefd is dat hij het niet erg vindt dat het regent. Hij zingt een liedje in de regen.

Die meneer wordt gespeeld door Gene Kelly. Dat is een musicalster van vroeger die heel erg goed kon zingen en dansen.

Kijk maar eens naar een stukje uit die musicalfilm. Begin iets verder in de film, bij 0.37.

I’m singing in the rain

Dan gaan we nu het liedje leren. Luister maar of je het muziekje uit de film erin kan horen.

Het is leuk om in dat tussenstukje een dansje te verzinnen met kleine parapluutjes. Je kan er op leunen, je kan hem als een stok heen en weer bewegen, omhoog en omlaag doen. Verzin simpele pasjes, maar let op dat je niemand zeer doet.

Je doet alsof je met je laarzen aan in de plassen springt. Je kan ook doen alsof je een paraplu hebt.

Ook al heb je geen echt parapluutje, toch kan je doen alsof je er één in je handen hebt. Je doet hem zogenaamd open en dicht. Je houdt hem omhoog en omlaag.

Doen alsof, is toneelspelen. Een mooi woord daarvoor is “acteren.”

Je kan ook het geluid van de regen nadoen in het tussenstukje. Dat doe je met je lijf:

Eerst met de vingers tikken op de handpalm, daarna harder tikken, wrijven over de handpalmen en tenslotten stampen voor het onweer. Daarna kun je alle geluiden omgekeerd laten terugkomen. Dan houdt de regen op.  

 
 

Charades

BB

Kijken naar acteren en zelf charades spelen.

Tegenwoordig zijn er andere beroepen dan in de vorige eeuw. Toiletjuffrouw is daar een voorbeeld van.

Nog niet zo lang geleden zat er bij de toiletten in openbare gebouwen vaak een mevrouw. Die maakte de toiletten schoon, hing het wc papier op en zorgde dat alles netjes was. Je deed als klant na toiletbezoek een kwartje op een schoteltje. Hier speelt een leerling van Kzing een toiletjuffrouw rond 1920, in de musical Revue.

Vrouwen werkten vaak maar tot ze gingen trouwen en dan vaak in beroepend die men passend vond, zoals onderwijzeres, dienstmeisje, verpleegster, etc. Lange tijd was het tamelijk onbehoorlijk als je nog werkte als je getrouwd was en zeker als kinderen had. Men vond dat je “de plaats van een man innam.” En je kon dan ook nooit een goede moeder zijn.

Vrouwen kregen ook veel minder vaak langere scholing dan mannen. Daardoor kregen ze lager betaalde banen.

Hoe is het Ken jij nog meer beroepen die er vroeger waren en die je nu eigenlijk niet meer ziet?

En ken je ook beroepen die er vroeger niet waren, maar nu wel?

Misschien kunnen je met je vrienden Charades/Hints spelen. Onder de link zie je de spelregels. Je beeldt een beroep uit.

In het onderstaande filmpje zie je hoe iemand met veel humor haar personage neerzet. Ze maakt er een “typetje” van. Dat wil zeggen dat iedereen denkt “O… zo iemand ken ik ook…”

Ik ben toiletjuffrouw. Zo kom ik aan mijn centen. 
Een eerbaar baantje binnen. Ik hoef niet te venten.
Al maakt de chique clientèle van de potten soms een zooi
de mensen zijn me wel genegen, iedereen geeft mij een fooi.
Hier kun je alles van het leven leren.
De lui die delen lief en leed met jou.
Hier poepen armoedzaaiers, heren, soms per dag meerdere keren.
Ik weet alles als toiletjuffrouw.
************************************************************************
Ik poets de brillen en de kranen en de deuren.
Ik poets de potten tot ze naar viooltjes geuren.
De dokter, olieman, de schooljuf… echt ze doen het allemaal,
Ze hebben meer dan één behoefte; iedereen doet z’n verhaal.
Hier kun je alles van het leven leren.
De lui die delen lief en leed met jou.
En aangezien ik van m’n eigen,  goed kan luisteren en zwijgen,
weet ik alles, als toiletjuffrouw.
************************************************************************

De musical Revue speelt zich af in een theater in de jaren 20 van de vorige eeuw.

Het zijn moeilijke tijden voor de werknemers van het theater Het Park in Hoorn.

De toiletjuffrouw van het Park vertrouwt de eigenaar voor geen cent. En ze vindt dat zij het kan weten, want zij zegt dat ze “krentenkakkers” van een afstand kan ruiken, omdat ze toiletjuffrouw is.

In die tijd waren er andere uitdrukkingen en woorden dan nu. Er waren ook andere beroepen. En natuurlijk waren er ook andere ideeën.

We hebben wat vragen voor jullie over de tekst van het lied. Misschien kunnen jullie wat antwoorden vinden op het internet, of het via de app aan je opa of oma vragen.

Wat doet een toiletjuffrouw voor werk?
Zoek op wat “eerbaar” is.
Zoek in het woordenboek op wat een “krentenkakker” is.
Wat is een “armoedzaaier”?
Wat deed een olieman?
Zoek op wat “venten” is.
Wat betekent: “De mensen zijn me wel genegen.”

De chirurgijn

MB-BB

Even een beetje geschiedenis: in de 17e eeuw had je hele andere beroepen dan tegenwoordig. Chirurgijn was er daar één van. In de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie, de V.O.C., gingen sommige mensen op een schip naar een ver land. Ze kochten spullen om in ons land te verkopen. Als een zeeman ziek werd, ging hij aan boord naar de chirurgijn. Maar de geneeskunst was nog niet zover als nu en die dokter had niet altijd een goed medicijn! Ze hadden soms rare oplossingen voor kwaaltjes. Scheurbuik was een kwaal die kwam door te weinig vers voedsel aan boord.

Hieronder vind je een liedje uit de musical “Naar Toen en Verweggistan”.

De ingezongen versie
karoke versie

Heb je een autje of hevige pijn?
Ga dan maar gauw naar de chirurgijn,
want hij heeft een drankje, dat helpt altijd.
Zo raak je zeker je pijn wel weer kwijt.

Hij drukt op je buik. Hij blaast in je oor.
Maar pech, als je scheurbuik hebt; daar heeft hij niets voor!

Dus: Heb je een autje of hevige pijn?
Ga dan maar gauw naar de chirurgijn,
want hij heeft een drankje, dat helpt altijd.
Zo raak je zeker je pijn wel weer kwijt.

Een stevig verband. Een klap voor je kop.
Misschien wel een bloedzuiger. Daar knap je van op…

Dus: Heb je een autje of hevige pijn?
Ga dan maar gauw naar de chirurgijn,
want hij heeft een drankje, dat helpt altijd.
Zo raak je zeker je pijn wel weer kwijt.

In de tijd van de V.O.C. (ongeveer de hele 17e eeuw) heetten de dokters “chirurgijnen”. Daar komt ons woord “chirurg” vandaan. Meestal waren het mannen. Maar er is sprake van in ieder geval één vroege vrouwelijke chirurgijn in Amsterdam: Trijn Jacobs. (Zij was dus eigenlijk al arts, voordat Aletta Jacobs dat was, die hierom bekend staat.) Een heel geëmancipeerde vrouw, eigenlijk. Onder deze link kun je meer over haar lezen.

Ben jij niet blij dat jij nu leeft?

In die tijd hadden ze natuurlijk nog niet zoveel kennis van het menselijk lichaam en van medicijnen. Ze hadden dan soms ook hele rare behandelingen. Zo plaatsten ze bloedzuigers op het menselijk lichaam, om mensen beter te maken.

Zo’n reis duurde lang. Mensen hadden dan geen verse groenten aan boord. Ze kregen dan een ziekte die “scheurbuik” heette. Het duurde heel lang voor de dokters wisten dat dit door een gebrek aan vitamine C kwam.

Gelukkig maar dat wij nu leven en goede dokters hebben!

Kijk naar de vissen

OB-MB

Dit liedje komt uit de musical “Vissen”, waar de Trompetvis zingt dat iedereen zijn eigen muziek mag maken. Dat is een mooie manier om te zeggen, dat iedereen zijn eigen geluid mag laten horen, oftewel zichzelf mag zijn. Het lied gaat erover dat er veel vissen in de zee zwemmen en dat die allemaal anders zijn. Dat is bij mensen ook zo. Eigenlijk gaat het lied dus over respect hebben voor elkaar en elkaar niet pesten. Maar het gaat vooral over jezelf durven zijn en weerbaar zijn. dat betekent dat je voor jezelf kan opkomen. Gewoon lekker je eigen ding doen.

De karaoke versie

Kijk naar de vissen hier in de zee.
Allemaal anders. Zit er niet mee.
Zoek naar je sound, joh. Neurie of zing.
Laat je maar horen. En doe je ding.

We jammen als we zwemmen.
We jazzen door de zee.
Verstop je niet. En zing je lied.
Doe lekker met ons mee.

Kijk naar de vissen hier in de zee.
Allemaal anders. Zit er niet mee.
Zoek naar je sound, joh. Neurie of zing.
Laat je maar horen. En doe je ding.

Ken je deze dieren?

Welke zeedieren kennen jullie?

Kennen jullie de zeedieren uit dit filmpje ook?

Welke zeedieren ken je?

De online blues

MB-BB-BBS-ML

De blues is een muziekstijl die ontstaan is bij tot slaaf gemaakte mensen. Lees eronder het liedje meer over. Je bent dan bezig met muziekgeschiedenis. Deze blues komt uit de musical “Snap Face”. Hij gaat over altijd maar online zijn. Deze leerling speelt een opa die droevig is, omdat zijn vrouw alleen nog maar op haar mobieltje kijkt.

Ik zing de blues. Want ik ben blue.
Ik heb een vrouw, waarmee ik niks gezelligs doe.
Ze heeft een minnaar, zijn scherm is blauw.
En tegen mij zegt zij echt nooit meer,
schat ik hou zoveel van jou.
Als ik een scherm had, dan was ik blij.
Dan keek mijn vrouw twenty four seven graag naar mij.

Ik zing de blues. Want ik ben blue.
Ik heb een vrouw, waarmee ik niks gezelligs doe.
Ik loop een blauwtje, mijn hart doet pijn.
Mijn vrouw die leeft het allerliefste
virtueel en is online.
Voor mij geen liefde. Geen romantiek.
Wie kan het winnen van computers en techniek?

De blues is muziek die van oorsprong komt van de mensen uit verschillende Afrikaanse landen die tot slaaf gemaakt werden. Zij werden uit hun landen ontvoerd en moesten hard werken op de plantages van mensen uit het Westen die zich als hun eigenaren beschouwden. Ze mixten de klanken van hun eigen muziek met de muziek van het Westen.

Ze zongen droevige liedjes. Ze klonken droevig, oftewel: blauw… Daarom heet die muziek “blues”. En als je droevig bent, kan je zeggen: “Ik heb de blues”

Je herkent bluesmuziek meteen. Soms komt dat door de akkoordenreeksen die ze gebruiken. Soms komt het door de instrumenten.

De blues is altijd “in” gebleven. Ook nu worden er nog veel blues gemaakt.