Do re mi en zo…

Jullie weten vast nog wel dat er weinig opgeschreven muziek bewaard is gebleven uit de eerste periodes van de geschiedenis. Mensen konden de muziek nog niet echt noteren.

In de Middeleeuwen veranderde dat. In de Middeleeuwen was het geloof héél erg belangrijk voor mensen. Mensen gingen vaak naar de kerk en daar werd heel erg veel gezongen. Dat gebeurde in de taal van de Romeinen: het Latijn.

Langzamerhand ontstond er een notenschrift. Er was niet direct één notenschrift. Iedere streek had zijn eigen manier van opschrijven.

Paus Gregorius de Grote (540-604 na Christus), die rond had heel veel gedaan om de kerk belangrijk te maken. Hij legde de kerkmuziek vast en schreef op welk lied, wanneer in de kerk gezongen moest worden. De liederen die ze toen zongen, heeft hij niet zelf bedacht. Die waren al eeuwen oud. Toch is de kerkmuziek uit die tijd naar hem genoemd: gregoriaanse muziek.

Deze muziek kan je in katholieke kerken nog steeds horen, in bijzondere vieringen. Tegenwoordig worden die liederen niet altijd door monniken gezongen, maar door koren. Die muziek klinkt zo:

Gregoriaanse muziek

Karel De Grote, eerst koning van de Franken en vanaf 800 zelfs keizer van het Roomse rijk, deed erg zijn best om het katholieke geloof te verspreiden. Het geloof heette Rooms-katholiek. Karel richtte kloosterscholen op. Zo kon hij veel monniken en priesters opleiden. Zo kwam het dat er steeds meer geleerde mensen kwamen.

De kloosters waren dus plekken waar geleerde mensen woonden. Eén monnik uit het klooster van de Benedictijnen (Benedictus was iemand die die kloosters had opgericht), heeft rond 1000 na Chritus heel veel gedaan voor de ontwikkeling van het notenschrift. Dat was Guido van Arezzo.

Hij bedacht sleutels: een c en f sleutel. Ook bedacht hij een systemm met lijntjes waar hij tekentjes op zette. Die tekens heetten neumen. Je zegt nuimen. Ieder tekentje kreeg een naam.

Hij verzon: ut, re, mi, fa, sol en la. Eigenlijk gebruiken we dat nog wel. Alleen is ut do geworden en is er een zevende toon aan toegevoegd: ti. Zo ontstond Do re mi fa so la ti do.

Ut queant laxis is een middeleeuwse hymne voor Johannes de doper. Een hymne is een lofzang. Dus een lied waarin je vertelt hoe goed je iemand vindt. De woorden betekenen:

Mogen uw dienaren (dat zijn dan de mensen en de monniken die het zingen) met zachte stem uw wonderdaden doen klinken; Verlos onze bezoedelde (dat betekent vieze) lippen van schuld, heilige Johannes.

We weten niet zeker of Guido dit lied zelf bedacht heeft; waarschijnlijk heeft hij het gewoon opgeschreven en bestond de melodie al. Maar we weten wel dat zijn solmisatiesysteem erin verstopt zit. Iedere regel begint een stapje hoger. Ut tussen de twee lijnen, re op de tweede, mi weer een stap verder enz.

Klik op de link en luister naar deze Gregoriaanse muziek

Velen jaren later, in 1969 gebeurde hetzelfde in de musical “The sound of music”, met muziek van Rodgers en Hammerstei. Dit fragment gaat over een nanny die de kinderen van haar baas muziekles geeft. Ze heeft woordjes bedacht bij do, re, mi, fa, so, la en (zij zegt) si. Luister maar eens:

Do a deer… uit The sound of music,
dit is uit de originele musicalfilm,
De onderbouw en middenbouw kunnen naar
de Nederlandse theaterversie luisteren

Even terug naar Guido van Arezzo en naar de Middeleeuwen.

Voor mensen in die tijd was het eerst lastig. Hoe wist je nou dat je de goede toonhoogte had? Daar vond Guido een oplossing voor. Je kon als dirigent met je handen laten zien welke toon de monniken moesten zingen.

Hij wees de plek op zijn hand aan. Dat is de zogenaamde Guidonische hand.

Klik op de link om nog eens naar het lied uit de sound of music te luisteren

Uit deze manier van de toon aangeven, zijn moderne manieren ontstaan. Dat noemen we het solmisatiesystemen. Nu doen we dat onder andere door een bepaalde stand van de hand. Juf Ellis heeft dit ook geleerd, toen ze 8 jaar was. Kijk en luister maar eens naar het volgende fragment. De bovenbouw kan onderzoeken welke Engelse woorden zij verstaan.

Klik op de link om nog eens naar het lied uit The sound of music te luisteren en kijk of je de gebaren herkent.

Hieronder vind je het lied uit de Middeleeuwen in noten opgeschreven. Je kan het dan zelf spelen. We vragen aan leerlingen die noten kunnen lezen om eens op de maat te letten. Wat valt je op?

Het regent

OB-MB
Hier vind je een liedje dat je opa en oma ook zongen, toen ze klein waren. Je kan er ook op dansen. Er zit een stukje muziek in uit een ouderwetse musicalfilm (Singing in the rain), waarin Gene Kelly danst. Daar kan je ook even naar kijken.

Zo’n liedje dat iedereen kent, noemen we een volksliedje. Het hele volk kent het. Je opa en oma leerden het aan je vader en moeder en die hebben het weer aan jou geleerd.

Zo werd het liedje doorgegeven. Maar…. wat gebeurt er als je in een kring een woordje door fluistert? Doe dat maar eens.

Heb je gemerkt dat de woorden dan vaak een beetje veranderen? Dat gebeurt ook met die doorgeefliedjes. Die noem je volksliedjes, omdat het hele volk het zingt. Daardoor zingen sommige mensen het liedje net een beetje anders dan bij jullie in de familie wordt gedaan.

Het regent, het regent, de straten worden nat.
De bomen en de bloemetjes, die gaan vandaag in bad.
Het regent, het regent, maar ik blijf lekker droog.
Ik heb een parapluutje en dat hou ik mooi omhoog!

Het regent, het regent, de straten worden nat.
De bomen en de bloemetjes, die gaan vandaag in bad.
Het regent, het regent, maar ik blijf lekker droog.
Ik heb een parapluutje en dat hou ik mooi omhoog!

Bij Kzing hebben we er expres wat woordjes bijgemaakt.

Ook hebben we er een tussenstukje met alleen muziek aan toegevoegd. Dat muziekje komt uit een musicalfilm die “Singing in the rain” heet. Dat betekent: “Zingen in de regen.” Je ziet een meneer die zo erg verliefd is dat hij het niet erg vindt dat het regent. Hij zingt een liedje in de regen.

Die meneer wordt gespeeld door Gene Kelly. Dat is een musicalster van vroeger die heel erg goed kon zingen en dansen.

Kijk maar eens naar een stukje uit die musicalfilm. Begin iets verder in de film, bij 0.37.

I’m singing in the rain

Dan gaan we nu het liedje leren. Luister maar of je het muziekje uit de film erin kan horen.

Het is leuk om in dat tussenstukje een dansje te verzinnen met kleine parapluutjes. Je kan er op leunen, je kan hem als een stok heen en weer bewegen, omhoog en omlaag doen. Verzin simpele pasjes, maar let op dat je niemand zeer doet.

Je doet alsof je met je laarzen aan in de plassen springt. Je kan ook doen alsof je een paraplu hebt.

Ook al heb je geen echt parapluutje, toch kan je doen alsof je er één in je handen hebt. Je doet hem zogenaamd open en dicht. Je houdt hem omhoog en omlaag.

Doen alsof, is toneelspelen. Een mooi woord daarvoor is “acteren.”

Je kan ook het geluid van de regen nadoen in het tussenstukje. Dat doe je met je lijf:

Eerst met de vingers tikken op de handpalm, daarna harder tikken, wrijven over de handpalmen en tenslotten stampen voor het onweer. Daarna kun je alle geluiden omgekeerd laten terugkomen. Dan houdt de regen op.