Zomeracteren

OB-MB-OBS-BB-BBS-SG

De zomer is een fijn seizoen. Vooral als de zon lekker schijnt. Of hou jij daar niet van? Welk seizoen vind jij het fijnste? Wat doe jij eigenlijk allemaal in de zomer?Misschien kan je daar een tekening over maken, of…. zelf een toneelstukje over maken.

In de onderbouw kunnen we samen doen alsof het zomer is.  De leerkracht vertelt het blauwe verhaal hieronder en dan doen we ondertussen allemaal wat er gezegd wordt. (teacher in role)

We gaan kamperen en zetten een tentje neer. Sla de haringen maar in de grond.

We trekken onze warme kleren uit en doen onze zwemkleren aan.

We gaan naar het strand fietsen.

Zet je fiets maar op slot. Waar stop je je sleuteltje nou?

Wat is het warm!

We kopen een ijsje en eten het op.

We smeren ons in met zonnebrandcrème.

We gaan zwemmen in de zee.

Eerst gaan we pootjebaden. Is het water warm of koud?

Er komt een grote golf.

We hebben een netje, daar gaan we visjes in vangen. Wat heb jij gevangen?

Dan lopen we naar de speeltuin. Daar gaan we op de wip wap.

Daarna gaan we klimmen op het klimrek.

We gaan voetballen.

We gaan tafeltennissen.

Dan zijn we zo moe, dat we naar de camping gaan.

Daar kan je kersen plukken.

Er is een feestje.

We gaan dansen op het feestje.

We eten  kersen met slagroom.

Daarna maken we een vuurtje.

We gaan marshmallows roosteren in een vuurtje.

Opeens merken we dat we gapen.

We gaan lekker koud douchen.

We zijn verbrand en smeren aftersun op.

We gaan slapen, maar er is een mug.

We vallen in slaap, maar het dekbed is te warm.

Welterusten, wat was het een fijne zomerdag!

In de middenbouw kunnen de leerlingen in groepjes van 3 een toneelstukje bedenken over een groepje kinderen dat samen gaat kamperen. Let op: het verhaal moet een begin, een midden en een eind hebben. Als je toneelspeelt, moet je duidelijk praten en niet met je billen naar het publiek gaan staan. Je krijgt 5 minuutjes om het verhaaltje samen te bedenken en te oefenen. Daarna laat je het aan je collega’s zien. 

In de bovenbouw kunnen de leerlingen in groepjes van 4 zelf een klein toneelstukje maken over een perfecte vakantiedag, die helemaal in het honderd loopt. Let op: het verhaal moet een begin, een midden en een eind hebben. Als je toneelspeelt, moet je duidelijk praten en niet met je billen naar het publiek gaan staan. Je krijgt 5 minuutjes om het verhaaltje samen te bedenken en te oefenen. Daarna laat je het aan je collega’s zien.