Dieren spelen

OB-MB-BB

Twee acteeropdrachten rondom het thema dieren, bijvoorbeeld voor dierendag.

Acteeropdracht: dierengevoelens

Welke dieren kennen jullie? Kies een dier.

Heeft dat dier gevoelens? Laat het dier die ook zien?

Doe eens een bange hond na.

Kunnen we verzinnen waarom de hond bang is? Doe de opdracht dan nog eens.

Doe eens een boze hond na. Waarom is de hond boos?

Doe eens een blije hond na. Waarom is de hond blij?

Doe eens een verdrietige hond na. Waarom is de hond verdrietig?

Doe eens een chagrijnige hond na. Waarom is de hond chagrijnig?

Je kan dit ook met andere dieren doen, natuurlijk.

Nog een acteeropdracht: de baas van de dierenwinkel

Iemand speelt de baas van de dierenwinkel. Op school kan dat de juf of meester zijn en thuis misschien je vader of moeder. Maar het kan ook één van de kinderen zijn.

De andere mensen die er zijn, spelen de dieren. Eén persoon mag de klant spelen.

De klant komt binnen. De baas zegt: “Welkom in mijn dierenwinkel. Ik heb veel lieve dieren. Pas als u bij een dier blijft stilstaan, gaat dat dier bewegen.”

De klant mag bij 3 dieren stilstaan. De “dieren” bij wie hij stilstaat, gaan bewegen zoals dat dier. De klant mag na afloop één van de drie dieren kiezen. Natuurlijk moet de klant wel uitleggen waarom hij voor dát dier kiest.

Dan vraagt de baas: “Hoe neemt u het dier mee? ” (In een doos, aan een riem, dragen enzovoort.)  Dat stuk verhaal spelen jullie ook af.

Daarna is er een nieuwe “baas” en een nieuwe “klant” en kiest de klant natuurlijk 3 “dieren” die nog niet aan de beurt zijn geweest.