Muziekpraatplaat: naar de supermarkt

OB-MB-OSO-SG

Op dit filmpje kan je zien wat er allemaal in een supermarkt gebeurt. Het is een bewegende praatplaat. De muziek die eronder staat, is gemaakt in de stijl van “easy listening” muziek. Dat betekent: “gemakkelijk om naar te luisteren”.

In supermarkten en andere winkels wordt vaak muziek gedraaid. Soms is het bekende muziek. Het lijkt dan net of de mensen van de supermarkt toevallig de radio hebben aangezet. Dat is niet altijd waar. In winkels worden vaak geluidsbanden gedraaid, die gemaakt zijn door mensen die die muziek speciaal uitkiezen.

Vaak is het tempo van de muziek (hoe snel of langzaam de muziek is) belangrijk. Bij snelle muziek, ga je sneller lopen. Dan kijk je minder goed naar de spullen en koop je minder.

Die muziek is altijd op de achtergrond aanwezig, want het publiek wil ook aandacht over houden voor de aankopen die er gedaan moeten worden. Het moet ook niet al te sombere muziek zijn, want dan kom je niet in de stemming om te kopen.

Zo gebruiken mensen muziek als marketing strategie. Dat wil zeggen: als manier om ons meer te verkopen.

Mogelijke verwerking

  1. Praat samen over wat er te zien is op het filmpje. Is iemand al eens in een supermarkt geweest?
  2. Wat kosten producten tegenwoordig?
  3. Heeft iemand wel eens naar de muziek in winkels geluisterd. Wat vindt men ervan? Wie zou er liever in stilte boodschappen doen?
  4. Maak een tekening over de supermarkt.
  5. Teacher in role spel

Pannenkoeken bakken (teacher in role)

  • We willen pannenkoeken bakken. Wat hebben we nodig?
  • We kijken in de kast. De eieren zijn op.
  • We moeten naar de supermarkt.
  • We stappen op de fiets. We trappen naar de supermarkt.
  • We doen onze fiets op slot en bergen het sleuteltje op in onze broekzak.
  • We gaan een draaideur door.
  • We pakken een mandje/karretje.
  • We rijden langs de schappen. Wat zien we allemaal?
  • In welke volgorde staan de producten en waarom?
  • We komen ook dingen tegen die we niet nodig hebben. Nemen we die mee of niet? Wat is er gezond en wat niet?
  • We kiezen iets lekkers uit. Wat is dat? Kies je altijd voor gezond?
  • We kunnen de eieren niet vinden en vragen het aan een meneer die er werkt. We rijden naar de kassa/ we gaan naar de zelfscan kassa. We betalen. We stoppen alles in onze fietstas. Het past maar net. We fietsen naar huis. We gaan pannenkoeken bakken.