Werken met een script

MB-BB

Op sommige scholen wordt er regelmatig een toneelstuk of musical uitgevoerd. Dan werk je met een script. Dat is een boekje waarin precies staat wat iedereen zegt en wat iedereen doet.

Meestal staat iemands naam er, met daar dubbele puntjes achter. Daarna staat dan wat er gezegd moet worden.

Er staan ook regieaanwijzingen in je script. Ze zijn vaak schuin gedrukt, of dik gedrukt. Je zegt die niet hardop, maar diee vertellen je wat je moet doen (bijvoorbeeld: kijkt verdrietig) en wanneer je op of af moet. Dat betekent: wanneer je op het podium moet zijn en wanneer je eraf moet.

Als je af bent, sta je meestal in de coulissen. Dat is een plek tussen de zij-doeken. Daar moet je erg stil zijn, want anders hoort het publiek je.

Als je een nieuw stuk gaat leren, krijg je je boekje.

Hoe pak je het leren van je tekst aan?

  • Gebruik een markeerstift om je eigen tekst(en) mee te kleuren in het script.
  • Maak een lijstje van de scènes waar je in speelt, zodat de docent kan zeggen: alle mensen van scène 5 zijn nodig.
  • Noteer in je script wanneer je af moet, op moet en van welke kant.
  • Zorg dat je in de repetities een potlood bij je hebt, om aantekeningen te maken.
  • Noteer in je script ook als je een speciale plek krijgt toegewezen: b.v. je staat in die rij naast Pietje en Klaasje, links naast het bankje.
  • Schrijf het ook op als je je moet omkleden.
  • Als je veel tekst hebt, kun je dat niet in de laatste weken leren. Begin op tijd!
  • Oefen de teksten die opgegeven zijn als huiswerk erg goed thuis, anders is het oefenen in de les saai, omdat iedereen moet wachten op de mensen die hun tekst niet kennen.
  • Leg je script onder je hoofdkussen en oefen voor je gaat slapen nog even. 
  • Als je moeite hebt met het onthouden van de teksten, vraag dan je ouders of andere familieleden of zij je willen helpen. Dat kan bijvoorbeeld door je te overhoren. Zij zeggen de regels die aan jouw tekst voorafgaat en jij moet het aanvullen.
  • Vraag of je ouders de voorbeeldzinnen willen inspreken op je telefoon. Dan kan je ook oefenen zonder dat zij iedere keer hetzelfde hoeven te zeggen.
  • Denk na over je personage: hoe oud is hij/zij, is hij arm of rijk, waar woont hij, etc.
  • Denk na over je lichaamstaal: hoe loopt, eet, zit, spreekt het personage dat je speelt?
  • Denk na over de momenten waarop je op het podium bent, maar geen tekst hebt. Welk stil spel speel jij dan?