Het rupsje/ De vlinder

OB-MB-ML

Luister naar een gedichtje en leer iets over gedichten, luister naar muziek uit de Romantiek van Edvard Grieg, acteer en kijk naar een natuurfilmpje. Eerst hoor je een gedichtje van juf Ellis dat gaat over een rupsje dat opeens verandert in een vlinder. Hij verbaast zich daar erg over.

Dit gedichtje is een “metafoor”. Dat betekent dat je iets vergelijkt met iets anders. In dit geval vergelijkt de dichter een rupsje met een mens. Die kan ook denken dat hij maar lelijk en niks is.. maar dan groeit hij/zij. en dan denkt hij/zij opeens: “Hee, ik ben eigenlijk heel erg veranderd… ik ben toch wel mooi!” Je moet altijd met zelfrespect naar jezelf kijken. Elk mens is mooi.

Er kroop een rupsje in het gras.
Hij vond dat hij héél lelijk was.
En daarom zei hij zacht: “Pardon,
ik kruip maar gauw in mijn cocon.”

Daar zat hij met een groen gezicht
te wachten op een sprankje licht.
En toen, opeens, zonder geluid,
kwam hij er als een vlinder uit.

“Ik wist niet dat ik vleugels had!”
dacht hij, verbaasd
en streek ze glad

“Dus rups zijn, was pas het begin.”
zei hij
en vloog de zomer (lente) in.

Dieren: vlinders

In de zomer zie je vaak mooie vlinders fladderen. Je denkt er dan niet altijd aan dat zo’n prachtige vlinder eerst een rupsje was. Wat kan jij over rupsjes en vlinders vertellen?

Rijm

  • In dit filmpje hoor je een versje, of … met een mooi woord “een gedicht.”
  • Ken je nog meer gedichtjes? Wat is eigenlijk een versje?
  • Eigenlijk is een versje een soort liedje zonder melodie.
  • Heel vaak rijmen woorden op elkaar. Wat is dat, rijmen?
  • Rijmt “lucht” op “zucht”? En rijmt “tak” op “dak”? En “tuin” op “huis”? En “kijk” op “lijf”?

Sommige woorden rijmen alleen aan de binnenkant, zoals “rijm” op “lijf”… er is een ij aan de binnenkant. Maar er zijn ook woorden die van binnen en aan het einde rijmen. “Rijm” rijmt helemaal op “slijm”. “Dak” rijmt helemaal op “Tak”. Soms hebben versjes coupletjes. Dat zijn een paar regeltjes die bij elkaar horen.

De vorm van een gedichtje

Koekjes bakken doe je met een vormpje. Gedichtjes hebben ook een vorm.

Ze hebben vaak een paar coupletjes. Dat zijn regeltjes die bij elkaar horen. In versjes horen er heel vaak 4 regeltjes bij elkaar.

Sonnet

Maar in dit versje zijn er eerst twee coupletjes van 4 regels en dan twee coupletjes van 3 regels. Dat heet met een mooi woord “een sonnet.”

Kunnen jullie met elkaar ook een versje maken? Het hoeft niet perse een sonnet te zijn, hoor. Een gedichtje met een coupletje van vier regeltjes is ook prima!

Acteren (teacher in role)

  • Beeld eens uit hoe het rupsje door het gras kruipt.
  • Hij eet een lekker blaadje.
  • Er komt een lieveheersbeestje aan. Het rupsje kijkt ernaar en denkt: “Die ziet er veel mooier uit dan ik.”
  • Het rupsje voelt zich heel lelijk.
  • Hij kruipt in elkaar van dat nare gevoel. Hij wordt heel klein.
  • Er komen allemaal draadjes om hem heen. Hij hangt in een cocon te wiebelen. Daar is het héél stil.
  • Plotseling scheurt de cocon een beetje en ziet hij weer wat licht.
  • Hij friemelt zich uit de cocon. Plotseling kriebelt er iets op zijn rug.
  • Hij kijkt eens goed. Wat is dat nou? Zijn dat nou zijn vleugeltjes? Hij had toch helemaal geen vleugeltjes?
  • Hij fladdert er eens mee… en plotseling merkt hij dat hij kan vliegen.
  • Het vlindertje vliegt en vliegt. Hij vliegt zelfs over het water.
  • Daar ziet hij zichzelf…
  • nou vindt hij zichzelf héél erg mooi. Wie had dat nou kunnen denken?

Mozart

OB-MB-BB-OSO-BBS-ML

Wolfgang Amadeus Mozart (Salzburg 1756-Wenen 1971) was een componist in de klassieke tijd. Hij hoort tot het groepje van drie klassieke componisten die altijd genoemd worden: Mozart, Hayden en Beethoven in zijn jonge jaren. Ze noemden dat clubje “De eerste Weense School”.

Mozart was een wonderkind en kon op bijzonder jonge leeftijd al viool, klavecimbel en orgel spelen. Ook componeerde hij toen al. Hij heeft allerlei muziek geschreven, voor heel veel verschillende instrumenten. Denk dan aan symfoniën, serenades, divertimenti, sococoncerten, pianosantes, strijkkwartetten, strijkkwintetten en nog veel meer. Ook heeft hij opera’s en missen gemaakt.

Mozart heeft een stuk geschreven en daar een heleboel variaties op gemaakt. Zo’n muziekstuk heet een variatievorm.

Een variatievorm is een muziekstuk waarbij je eerst een thema hoort en daarna hetzelfde thema met heel wat veranderingen erbij.

Luister maar eens naar dit thema. Ken jij het?

Nu spreken mensen dus over de …….-variaties. Maar het is eigenlijk andersom. Mozart maakte de muziek en mensen gingen er woorden op maken.

Er is ook een heel bekend ander liedje dat deze woorden gebruikt. Weet jij welk liedje?

Zomernachtstuk, Yiruma

OB-MB-BB-ML

Luister naar een muziekstuk van de Koreaanse componist Yiruma. Dit is zijn artiestennaam, eigenlijk heet hij Lee Ru-Ma. Deze Koreaanse componist en pianist is wereldberoemd. Mensen vinden zijn muziek vaak rustgevend en romantisch. Luister er zelf maar eens naar en bedenk dan maar of je het met die omschrijving eens bent.

Nocturne 1 in c
Zomernocturne
luisteren
OB-MB-BB-ML

Kent iemand dit stuk? Op welk instrument wordt deze muziek gespeeld? Waar gaat het over denk je? Heb je al meer van Yiruma gehoord?

Welke woorden zouden jullie voor deze muziek gebruiken? Kun je een tekening, of een gedicht maken bij deze muziek?

Yiruma is dan wel een eigentijdse componist, maar hij componeert zoals de klassieke componisten dat deden. Hij schrijft veel voor piano.

Het stuk heet Zomernachtstuk. Het woord nocturne, betekent stuk voor de nacht. En nummer 1, omdat het de eerste nocturne van deze componist is. Waarom zou het “Zomernachtsctuk” heten?

Toen Yiruma jong was, leerde hij in Korea pianospelen. In 1988 verhuisde hij naar Engeland. Hij eeft en componeert nog steeds. Veel piano- en keyboardleerlingen spelen zijn muziek graag. Soms leren ze dat via een synthesia en er is ook veel bladmuziek te vinden van zijn stukken.

Gratis bladmuziek van dit stuk

Zou je er tegen kunnen als deze muziek als achtergrondmuziek zou klinken?

Hiernaat vind je een ander stuk van Yiruma.

2. Instrumenten en je speelapparaat

Er zijn veel verschillende instrumenten die de kleuren van de boomwhackers hebben en die je dus kan gebruiken om de liedjes van Kzing te spelen. Ieder instrument bespeel je op een bepaalde manier. Je maakt gebruik van je speelapparaat. Dat is bij elk instrument anders.

Boomwhackers houd je bijvoorbeeld in één hand vast en je slaat ermee op je andere hand. Je kan ze ook tegen de zijkant van je lijf aanslaan.

Bij andere instrumenten gaat het erom om een stokje losjes vast te houden en op een houten (xylofoon) of metalen ( klankstaven of metallofoon) plankje te slaan.

Soms druk je op een knop, zoals bij de tafelbellen.

Klankstaven

metallofoon
Tafelbellen

Bij instrumenten met toetsen kan je de stickers gebruiken, die je ook op deze site kan vinden. Je kan die bijvoorbeeld op de toetsen van een melodica plakken.

Een melodica, oftewel: blaaspiano.

Als je op een piano of keyboard speelt, is het heel belangrijk om meteen je best te doen om ontspannen te spelen. Je speelt niet alleen met je vingers piano, maar met je hele lijf.

Het meisje heeft een mooie rechte rug.
Haar schouders zijn niet opgetrokken.
Haar armen vormen een rechte lijn.
Haar billen zitten niet te ver boven haar knieën.

Alle onderdelen van je lijf die je nodig hebt om piano te spelen, noem je samen het “speelapparaat”. Je speelapparaat bestaat uit je:

  • vingers
  • handen
  • onderarmen
  • bovenarmen
  • de schouder

Als één onderdeel te gespannen is, lukt spelen niet zo goed. Daarom moet je leren vanaf het begin af aan ontspannen te spelen.

Hoe moet je zitten?

  • Ga lekker op je kruk zitten.
  • Zorg dat je voeten plat op de grond staan.
  • Je knieën zijn ongeveer in een rechte hoek gebogen. Ga niet te hoog zitten. Zorg dat je billen niet te hoog boven je knieën zijn.

Hoe moeten je handen staan?

Hier zie je hoe de handen eruitzien als ze ontspannen zijn. Je ziet ook dat het meisje op de toppen van haar vingers speelt.
  • Laat je handen lekker los langs je lijf bungelen.
  • Til ze op en breng ze zo op de piano.
  • Ze staan dan een beetje gekromd.
  • Dus je strekt ze niet. Alsof er een klein mandarijntje onder je vingers zou kunnen passen.

6. Vingerzetting

Als je op toetsen speelt, gebruik je je linkerhand én je rechterhand.

Daar zijn afkortingen voor:

L.H.  = linkerhand

R.H.  = rechterhand

Je L.H.

Vingers hebben  een nummer. Je duim is nummer 1, je wijsvinger nummer 2 enz.

Die nummers staan boven letters of noten. Dat is de vingerzetting. Met die vinger druk je de toets in.

Je R.H.  

Vingers hebben  een nummer. Je duim is nummer 1, je wijsvinger nummer 2 enz.

Die nummers staan boven letters of noten. Dan weet je met welke vinger je die moet spelen. Dat heet de vingerzetting. Met die vinger druk je de toets in.


7. Binden=legato

Binden betekent de klanken aan elkaar plakken. Niet los van elkaar spelen. Het is net een wip. Pas als de andere toets omlaag gaat, gaat de vorige toets omhoog. De klanken overlappen elkaar een beetje.

Een mooi woord voor binden is legato spelen. Probeer te oefenen met binden.

Speel de vingeroefeningen hieronder met je l.h. en met je r.h.

Op en neer  1    2

1       2       1         2

Op    en    neer    en

1        2       1        2

Heen en    weer   en

1        2       1        2

nog    een  keer   daar

1         2      1

gaat   ie     weer!

Op en neer  2    3

2        3        2       3       

Op    en    neer    en

2        3        2        3

Heen en    weer   en

2        3        2        3    

nog    een  keer   daar

2        3        2

gaat   ie     weer!

Op en neer  3   4

3        4       3        4

Op    en    neer    en

3        4       3        4

Heen en    weer   en

3        4       3        4

nog    een  keer   daar

3         4      3

gaat   ie     weer!

Twee blokken

MB-BB-BB-ML

Als je naar het toetsenbord kijkt, wat valt je dan op?

Kijk eens naar de zwarte toetsen. Zie je dat ze in groepjes liggen?

Je ziet twee blokken.

Een blok van 3 witte toetsen

en een blok van 4 witte toetsen.

Hieronder zie je een blok van 3 witte toetsen.

Ze liggen rondom twee zwarte toetsen.

2 zwarte toetsen en 3 witte

Hieronder zie je een blok van 4 witte toetsen.

Ze liggen rondom 3 zwarte toetsen.

3 zwarte toetsen en 4 witte

Meer liedjes met c d e

Dit zijn de namen uit het blok van 3.

Speel de volgende liedjes ermee:

Liedje 1: De kraan   

2

c           c         c

Drup,   drup,   drup

c            c         c

Drupt   de       kraan

c            c          c         c

Wie      liet      dat       ding

c              c           c

O-         pen      staan?

l.h.  met 3

l.h.  met 4

r.h. met 3

l.h. met 4

l.h.  en r.h. samen

Laat rechts doordruppen.

Laat ze om beurten druppen.

Liedje 2: Rocken

d        c    c     c    d       c      c      c

Ik     ben dol  op  rock-mu-ziek  dus

c       d   d    d       c     d      d        d

mep  ik op   de   toet-sen   man, het

d     c     c          c    d     c     c       c

is  mis-schien  wel knet-ter-hard  maar

d        c     d   c      d   c         c

jij    hoort dat ik   rocken      kan!

l.h.  met 1

l.h.  met 2

r.h. met 2

l.h. met  3

l.h.  en r.h. samen

Liedje 3: Mieke heeft een lammetje

Zet namen van de toetsen boven de woordjes.

e

3      2     1     2           3      3    3

Mie-ke heeft een        lam-me-tje    …

2      2     2                  3     3     3

lam-me-tje     …         lam-me-tje   …

3      2     1     2           3      3    3   1

Mie-ke  heeft een       lam-me-tje zijn

2     2     3      2           1 

vacht-je is     van        wol  … … …

r.h. 3 2 1   4 3 2     5 4 3   en l.h  1 2 3    2 3 4    3 4 5  

l.h.  en r.h. samen

Liedje 4: Ga je mee

d            d                 e

Ga         je               mee  ?

d             d                e 

Naar      de              zee   ?

c         d    e     c       e      c    e    d

Gaan we sa- men    poot-je   ba-den,

d            e                   c

Kom      maar          mee!

d              e                 c

Goed       i-              dee!

r.h. 3 2 1   4 3 2     5 4 3

l.h  1 2 3    2 3 4    3 4 5  

l.h.  en r.h. samen


Liedje 5: Lisa heeft een nieuwe auto gekocht.

c     c   c      c     d     d   e  e    e    e         

Li- sa heeft een nieuwe auto gekocht.

d       d      d       e  e   d    e  

Toet toet toet.   Auto gekocht.

c     c   c      c     d     d   e  e    e    e                   

Li- sa heeft een nieuwe auto gekocht.

d       d      d     e    c           cluster

O    wat   gaat hij hard!      TOET!

Nu kun je ook met de andere toetsen gaan spelen. Klik op deze link.

11 c Schud c d e f g a

MB-BB-ML

Een liedje over een appelboom spelen op de toetsen.

Zet je 5e vinger op de g

Bij de derde regel heb je een vinger tekort. Schuif dan je hand op en zet de 5 op a.

Halverwege de regel, bij “schud, schud, de appelboom” ga je weer terug en zet je de 5 weer op g.

Ga verder met de volgende oefening

Kangoeroes

OB-MB-BB-ML

Het carnaval der dieren gaat over verschillende dieren. Het is een muziekstuk van Camille Saint Saens. (1835-1921)

Het is muziek met een verhaaltje. Dat noemen we programmamuziek.

Saint Saens is een componist uit de periode van de Romantiek. Zeg maar, de negentiende eeuw.

Kangoeroes

Hij schreef dit muziekstuk in 1866. Dat deed hij voor de grap. Eigenlijk heet het: Le Carnaval des Animaux-Grande Fantaisie Zoölogique. Dat betekent: het carnaval van de dieren; een geweldige dierenfantasie.

Saint Saens heeft voor heel veel verschillende dieren een eigen muziekstuk gecomponeerd.

Pas in 1922 werd het voor het eerst uitgegeven. Het werd ontzettend populair.De kangoeroes zijn het 6e deel.

De componist beeldt in veel van die delen de eigenschappen van dieren uit.  Het stuk is tijdens zijn leven maar één keer uitgevoerd, voor zijn vrienden. Hij vond het stuk niet passen voor een serieuze componist.

Luister naar de kangoeroes.

Welk instrument wordt er in dit deel gebruikt? Springt de kangoeroe eerst omhoog of eerst omlaag? Hoe weet je dat? 

De andere delen:

De introductie en de koninklijke mars van de leeuw. ( tremolo’s (trillers) en glissando’s (over alle toetsen glijden) van de piano.

Kippen en hanen.

Muilezels of snelle dieren. (heel snel)

Schildpadden. Dit is natuurlijk een langzaam stuk. Het haalt een grapje uit met een ander bekend stuk van Offenbach, dat tegenwoordig bekend is als de Can-Can.

Olifant. Het is pompeus, log en vrolijk. Ook hier gebruikt hij het werk van een andere componist: Berlioz.

Kangoeroes.

Aquarium. Mysterieus. Hierin kun je een glasharmonica horen. (Hoewel ook van een celesta gebruikt wordt.)

Personages met lange oren.

De koekoek in het diepst van het woud. Droevig en schertsend. Je hoort steeds de koekoek.

de volière. Je herkent meteen de vogeltjes.

Pianisten. Hij beschouwt pianisten dus ook als een soort dieren. Je hoort beginnersoefeningen van pianisten, die nog niet zo goed kunnen spelen. Het wordt steeds beter.

Fossielen. Alle instrumenten spelen mee. Hij verwijst naar een ander stuk van hemzelf: de Danse Macabre. De klanken op de xylofoon beelden spelen op botten uit. Er zitten ook kinderliedjes in verstopt.

De zwaan.

Finale