Onze staatsinrichting

BB

Ieder land heeft eigen manieren. In sommige landen is er een koning of koningin (monarchie), in sommige landen is er een president (republiek) en er zijn nog meer manieren waarop een land bestuurd kan worden.

In Nederland is het best ingewikkeld. We zijn niet zomaar een monarchie. De koning is hier eigenlijk niet de grote baas die regeert. Dat doet het Nederlandse volk zelf. Zoiets heet een democratie.

Juf Ellis heeft geprobeerd dat uit te leggen in de drie podcasts hieronder.

Deel 1
Deel 2

Bij ons land, hoort ons volkslied. Luister en leer:

Nederland is een democratie

In Nederland mogen we vandaag de dag gelukkig denken wat we willen en dat ook uitspreken. Dat komt onder andere doordat wij een parlementaire democratie zijn.

Het woord democratie komt van twee Griekse woorden. Het Griekse woord dèmos, dat betekent volk en het woord kratein, dat betekent de macht hebben, heersen. In een democratie heeft het volk dus de macht. Dat betekent dat een volk in een democratie zelf een politieke mening zou moeten hebben, over alles! Over hoeveel geld er naar de gezondheidszorg gaat, hoeveel belasting er betaald moet worden, hoeveel geld er naar onderwijs moet, hoe we met het leger omgaan, of er gevaccineerd moet worden……. Echt alles! Maar ja… iedereen vindt iets anders… dus, hoe worden we het samen eens?

We moeten natuurlijk samen onderhandelen.. Samen over dingen spreken. Het woord parlement en parlementair, komt van het Franse woord “parler”. Dat betekent “spreken”. In een parlementaire democratie heeft het volk het dus voor het zeggen. Nou kunnen we als volk natuurlijk niet allemaal tegelijk spreken en zeggen wat we vinden. Dan worden we het nooit samen eens. Maar daar hebben ze iets op gevonden.

Verkiezingen: het volk heeft het voor het zeggen, zonder dat het een chaos wordt

Er zijn in Nederland clubs gemaakt van mensen die ongeveer hetzelfde vinden. Dat zijn de politieke partijen. Die schrijven hun gedachten op papier in een partijprogramma. Die partijprogramma’s kunnen mensen lezen en dan weten ze hoe die club over de politiek denkt. Natuurlijk lezen mensen niet altijd al die partijprogramma’s, omdat ze uit het nieuws ook vaak al weten hoe elke politieke partij denkt. Vaak voelen mensen zich tot de denkbeelden van één of twee bepaalde clubs aangetrokken.

Maar hoe kunnen we er nou voor zorgen dat het volk bepaalt wie er in die kamers mag zitten en mag bepalen wat voor wetten er komen of veranderd worden?

Als er een nieuwe club mensen moet komen die mag gaan regeren, komen er Tweede Kamer verkiezingen in Nederland. Alle volwassen mensen mogen bij deze verkiezingen hun vertegenwoordigers kiezen. Dan gaan ze naar een stemhokje om te stemmen.

In het stemhokje brengen volwassenen dan hun stem uit op mensen uit een partij die hun mening delen en die hun belangen in de politiek naar voren willen brengen. Ze krijgen een lange lijst waar alle namen van de politieke partijen die mee mogen doen opstaan. Daarachter staan lege bolletjes. Net zoals bij de citotoets, zeg maar. Ze mogen één bolletje rood kleuren. Dat doen ze met een rood potlood. Ze kiezen de naam van de persoon van een politieke partij van wie zij denken dat die hetzelfde vindt als zij.

In Nederland heeft iedere in Nederland wonende burger met de Nederlandse nationaliteit die op de dag van de verkiezingen 18 jaar of ouder is het recht om te stemmen op de partij van de eigen keuze en op de persoon van de partij die hij graag wil.

De partijen en mensen die het meeste stemmen hebben gekregen, mogen het volk vertegenwoordigen. Zij mogen uit naam van ons dingen zeggen en bepalen. Die mensen vormen samen het parlement: de mensen die mogen praten.

Het parlement is dus de volksvertegenwoordiging. In Nederland zijn dat de Eerste en de Tweede Kamer. In de Eerste en Tweede Kamer zitten dus onze volksvertegenwoordigers. Samen heten die Twee kamers “De Staten Generaal”. De Tweede kamer kan wetten voorstellen of vragen wetten te veranderen. De Eerste Kamer kan die voorstellen tegenhouden.

De mensen die niet genoeg stemmen hebben gekregen om mee te regeren, hebben evengoed nog wat te vertellen. Zij gaan in de “oppositie”. Het woord “oppositie” betekent de tegenovergestelde plek. Ze mogen vanuit die plek tegenstand bieden en zeggen hoe zij erover denken. Dat betekent dat er altijd naar hun kritiek moet worden geluisterd en dat de mensen die op dat moment regeren goed over die kritiek moeten nadenken.

Dat is nou eenmaal zo in een democratie.

Er moet bij het nemen van besluiten niet alleen geluisterd worden naar de meerderheid, maar er moet ook goed geluisterd worden naar de minderheid. In de wet staat dat de volksvertegenwoordigers recht moeten doen aan wat de meerderheid wil en rekening moeten houden met de minderheid

De ministers en de koning vormen samen de regering.

Nog even één klein aandachtspuntje: de Eerste en Tweede Kamer, zijn de volksvertegewoordigers, maar niet de regering!

Je kan als Nederlander op een partij stemmen, maar niet op een regering. Een regering wordt door mensen gevormd doordat partijen die veel stemmen hebben gekregen, proberen of ze samen de meerderheid hebben en of ze samen afspraken kunnen maken, zodat ze samen kunnen regeren. Bijna altijd zit degene met de meeste stemmen in de regering, maar niet altijd… Het hangt af van de onderhandelingen. Het is het beste als de mensen die regeren echt een overgrote meerderheid hebben.

De koning hoort wél bij de regering. Maar eigenlijk regeert hij tegenwoordig zelf eigenlijk niet meer mee. Hij moet ervoor zorgen dat het Nederlandse volk zich samen één blijft voelen. Hij opent belangrijke gebouwen. Hij ontvangt belangrijke gasten. Hij gaat namens Nederland op reis naar landen om Nederland te vertegenwoordigen. En hij leest op Prinsjesdag voor wat de plannen voor Nederland zijn. maar onder alle wetten staat nog wel zijn handtekening.

Het kabinet dat zijn de ministers en de staatssecretarissen samen. De koning zit dus wél in de regering, maar niet in het kabinet.

De Eerste Kamer wordt niet direct door het volk gekozen. Eerst kiezen de volwassenen mensen die de provincies besturen. Die zitten in de Provinciale Staten. De mensen die in elke provincie gekozen zijn, kiezen dan wie er namens die provincie in de Eerste Kamer mag zitten. De Eerste Kamer is erg belangrijk. Want die kan wetten tegenhouden die al door de Tweede Kamer zijn gekomen.

Wanneer er in de Tweede Kamer allemaal mensen vanuit het ene Clubje zitten, maar in de Eerste kamer allemaal mensen vanuit andere partijen, wordt het best lastig om besluiten te nemen.

Elke wet die wordt aangenomen door onze volksvertegenwoordiging en door alle twee de Kamers heenkomt, moet nog wel ondertekend worden. Dat moet de koning doen. Dat heet het seign… het tekenen. De verantwoordelijke minister zet er zijn handtekening bij. Dat heet het contraseign. Maar de koning is er niet voor verantwoordelijk. Hij moet ook dingen ondertekenen waar hij het zelf niet mee eens is. Als koning Willem Alexander niet meer zou kunnen ondertekenen, is het land eigenlijk niet meer bestuurbaar. Want de wet geldt pas als de koning ondertekend heeft. En zo heeft de koning stiekem toch nog een beetje invloed, ook al gebruikt hij die nooit.

Normaal gesproken kiezen de grote mensen één keer per vier jaar mensen voor de Tweede Kamer en één keer per vier jaar mensen voor de Provinciale Staten.

Maar als er ruzie is geweest in de regering en de mensen die regeren hebben geen vertrouwen meer in elkaar, “valt” het kabinet. Dan moeten er meteen nieuwe verkiezingen komen in Nederland.

Onze parlementaire democratie zorgt ervoor dat wij mee mogen denken in Nederland. Daardoor hebben wij invloed op dingen die belangrijk voor ons zijn. We mogen in Nederland zeggen wat we willen. Dat is ons recht op vrije meningsuiting.

Nederland heeft een koning als staatshoofd. Koning Willem Alexander. Onze belangrijkste regels, onze constitutie, staan in de grondwet. Daar staat ook in dat Nederland een monarchie is. Daarom wordt Nederland ook wel een constitutionele monarchie genoemd.