Pasen

OB

Luisterliedje en gedichtje over Pasen. Kippetje Ukkepuk en Paashazen

Hebben jullie al paaseieren geverfd? Welke kleuren hebben jullie gebruikt? Zing dit paasliedje maar mee.

Het wordt gezongen door Bert en Ernie. Met Pasen gaat het vooral over twee dieren: kippen en hazen.

Hieronder staat een versje uit de oude doos. Je maakt er de bewegingen bij die opgenoemd worden.

Kippetje Ukkepuk

Het kleine kippetje Ukkepuk
heeft het altijd vreselijk druk.
Op maandag moet ze dweilen,
op dinsdag nageltjes vijlen.
Op woensdag houtjes hakken;
op donderdag wormpjes bakken.
Op vrijdag kippepap roeren;
op zaterdag kuikentjes voeren.
Alleen op zondag heeft zij vrij,
dan legt ze een gespikkeld ei!

Bij Pasen horen eieren. Dat vinden Bert en Ernie ook! Ze noemen de namen van de kleuren die de eieren krijgen. Vind je dat ze alle kleuren goed noemen? Ik weet het niet…. maar het blijft een leuk filmpje.

We wensen jullie heel fijne Paasdagen!

Gedicht leren

OB-MB-BB

Kan jij een gedicht uit je hoofd leren? Een mooi woord hiervoor is memoriseren. Probeer het uit met dit gedicht:

Hier hoor je het gedicht en zie je er plaatjes bij

Winter

Koude voeten. Koude oren.

Zelfs mijn neus is half bevroren.

Dikke wanten. Twee paar sokken.

Maar waar blijven nou die vlokken?

Wit en blauwe sneeuwkristallen,

die maar dwarrelen en vallen

op mijn wimpers… in mijn dromen.

Wanneer zou de sneeuw toch komen?

Copyright Evan Castenmiller info@kzing.nl

Hier draagt meester Evan zijn gedicht voor

Sommige mensen vinden het moeilijk om zélf een kunstwerk te bedenken en maken. Soms zeggen die mensen: “Ik ben niet zo creatief.”

Maar dat hoeft niet waar te zijn. Je kan op veel manieren creatief zijn. Je kunt bijvoorbeeld ook creativiteit stoppen in het uitvoeren “van kunstwerken die andere mensen bedacht hebben.

Componisten schrijven soms een lied dat later door héél veel andere mensen gespeeld wordt. De mensen die hun werk uitvoeren, zijn dan toch bezig met kunst. Zij bedenken, hoe ze dat lied van iemand anders het mooiste kunnen laten horen en daar oefenen ze ook heel veel voor.

Soms lezen mensen verhalen voor uit boeken die andere mensen geschreven hebben. Ze lezen het zo goed mogelijk voor. Af en toe gebruiken ze er zelfs verschillende stemmetjes bij. Er worden zelfs wel eens voorleeswedstrijden gehouden.

Je kan ook met kunst bezig zijn door een gedicht van een ander voor te lezen, of uit je hoofd te leren en op te zeggen.

Je doet dat natuurlijk zo goed mogelijk, zodat iedereen hoort dat je het gedicht echt begrepen hebt. Je zegt de woorden niet saai op, maar je spreekt rustig, gebruikt klemtonen bij belangrijke woorden en af en toe neem je pauzes. je kan zelfs je mimiek (zijn gezichtsuitdrukkingen) gebruiken, om de betekenis van het gedicht over te brengen op andere mensen.

Dit heet: “een gedicht voordragen”, of “een gedicht declameren”, of “een gedicht ten gehore brengen”.

Waarom zou je dit nou eigenlijk doen?

1.Je vindt het leuk. (Dat is de belangrijkste reden!)

Kunst maken, is net als spelen. Je probeert van alles uit en het is super leuk om te doen.

2.

Je traint je geheugen er mee.

Dat is altijd handig. Zeker als je naar een middelbare school gaat, waar je soms rijtjes, of heel veel woordjes uit je hoofd moet leren.

3.

Je leert presenteren.

Je leert hoe je iets op een goede manier aan mensen kan laten zien en horen. Dat heet: “presenteren”. Het woord “presenteren”, betekent letterlijk “aanbieden”. Als je een gedicht voordraagt, presenteer je het gedicht, maar je presenteert ook jezelf. Je laat zien en horen hoe mooi dat gedicht is, maar ook jezelf. Mensen kunnen zien en horen dat je rustig praat, het gedicht snapt en dat op andere mensen kan overbrengen. Je laat je talent zien.


Die vaardigheid kan je gebruiken als je een spreekbeurt moet doen, of later… als je solliciteert.

Waar leer je declameren?

Je hoeft niet naar een school en je hoeft ook geen dure cursus te doen om met deze kunstvorm bezig te zijn. Je kan het gewoon thuis doen. Er zijn heel veel gedichten die het waard zijn om uit je hoofd te leren.

Wij gaan oefenen met declameren

1.

Je leert het gedicht uit je hoofd. Je memoriseert het.

2.

Je draagt het gedicht voor, voor een publiek. Je voert het uit. Je declameert het.

Zoek uit hoe jij het gedicht het beste uit je hoofd kan leren.

1 Leer door te luisteren

Je kan luisteren en luisteren hoe iemand anders het doet, tot je het weet. Voor sommige mensen werkt het het beste als ze met hun ogen dicht luisteren. Wie goed kan leren door te luisteren leert “auditief.” Zo heet dat.

2. Leer door er ook naar te kijken

Gedichten declameren is een kunst met klank, net zoals muziek. Je hebt je oren dus nodig. Maar ook je ogen kunnen je helpen. Sommige mensen hebben juist plaatjes nodig, om iets goed te onthouden. Die mensen leren “visueel”; dat betekent door te kijken. Je kan steun hebben aan de plaatjes bij het gedicht.

3. Leer door te doen

Sommige mensen zijn doeners. Die leren beter door actief te zijn.

Ze kunnen bijvoorbeeld meteen de woorden hardop mee te zeggen die ze al kennen.

Vind je het moeilijk om de zinnen meteen helemaal te onthouden? Probeer dan eens eerst de laatste woorden aan te vullen.

Sommige mensen helpt het om er gebaren bij te maken. Kies passende gebaren uit, die bij het gedicht passen.

4. Alles ineens, of stap voor stap?

Sommige mensen proberen alles tegelijk te onthouden. Sommige mensen zijn hier goed in. Dan is dat geen probleem.

Anderen leren beter door het stap voor stap te doen. Als je iemand bent die op die manier leert, leer je eerst 1 regel uit je hoofd. Als je die goed kent, doe je er een regel bij. Herhaal regel 1 en 2. Als die twee echt zitten, voeg je er weer een regel aan toe en zo ga je door. Je kan dit ook op verschillende dagen doen.

Het ene is niet beter dan het andere. Je moet uitzoeken wat voor jou werkt.

Zoek publiek.

Voor wie wil jij het gedicht opzeggen? Die persoon (of personen) is/zijn je publiek. Kies je publiek goed uit.

1.

Kies iemand die van gedichten houdt.

2.

Kies iemand die van jou houdt en het leuk vindt dat jij met zulke dingen bezig bent.

3.

Kies iemand die vindt dat mensen die nieuwe dingen leren, niet meteen super goed in iets moeten zijn. Zoek iemand uit die complimentjes geeft, maar ook durft te vertellen wat je nog kan verbeteren. Zoek iemand die tips geeft, geen trappen.

4.

Ga naar die persoon toe als hij of zij tijd heeft. Misschien is je moeder wel je trouwste fan en vindt ze het superleuk dat je dit doet, maar heeft ze net een zoom-meeting en echt geen tijd voor een voordracht. Kies je moment goed uit.

Laat ons eens horen of het je gelukt is om het gedicht te memoriseren. Klik op de brievenbus en stuur ons een berichtje.

Maak een elfje

MB-BB-ML

Een elfje is een sprookjesfiguur, maar het is ook de vorm van sommige gedichtjes. Het is geen regel dat de woorden van een elfje moeten rijmen. Nee… er is een andere afspraak: 

de eerste dichtregel gebruik je één woord

de tweede regel: twee woorden

de derde regel: drie woorden

de vierde regel: vier woorden

de vijfde regel: één woord, dat het gedicht samenvat

Hieronder vind je twee voorbeelden van elfjes :

Nicolaas
Oude man
Lange grijze baard
Staf, mijter en paard
Sint

Elfje
Doorzichtige vleugels
Zingen en dansen 
Leven in een sprookje
Magisch 

Maak zelf een elfje en stuur het gedichtje naar brievenbus@kzing.tv. Misschien plaatsen wij het wel in ons museum!

Wonderland

OB-MB jongste groep

Een liedje, een teacher in role spel en een rijmpje/klapspelletje, die allemaal gaan over Alice, die in Wonderland terecht komt.

Hier hoor je hoe het liedje moet klinken
Dit is de karaoke versie

Wie wil er wel naar Wonderland?

Wie wil er met me mee?

Volg dan de haas die haast heeft

en drink vlug een kopje thee.

Samen, samen, samen hand in hand.

Samen, samen, in een wonderland.

Uitwerking: maak een tekening

Ken je het verhaal van Alice in wonderland? Eigenlijk is dit geen sprookje, maar een verhaal dat door meneer Lewis Carroll bedacht is.

Lewis vertelde het aan een klein meisje, dat écht Alice heette en aan haar familie. Maar het verhaal lijkt wel op een sprookje.

Het gaat over de avonturen van een klein meisje dat door een gat in de grond valt naar Wonderland toe. Dat is een soort sprookjesland.

Zou jij een tekening kunnen maken van jouw sprookjesland? We kunnen samen spelen dat we naar Wonderland toegaan. Doe je mee?

Uitwerking: teacher in role

We vallen door een donkere tunnel.

We staan in een heel bijzonder land. Het gras is blauw, de lucht is groen… (verzin zelf ook eens hoe het eruit ziet!)

Heee. wat zie ik daar? (Een klein bloemetje. Pluk het.)

Het is je lievelingskleur. (Wat is dat?)

Er hangt een klein flesje aan. Heel schattig. Er hangt een briefje bij waarop iets geschreven staat. Wat denk je dat er op staat?

Er staat op: “Drink me.”

Dat doen we. Wat gebeurt er?

We groeien….. groeien… (Beeld uit.)

O jee……. Hoe worden we weer klein? (Vraag)

We zien een briefje aan een tak van een hele hoge boom hangen, naast een paars appeltje. (Uitrekken)

Wat staat er op?

Er staat op: eet mij. Wat zou er gebeuren? .

We krimpen…. Krimpen… (Beeld uit)

Plotseling komt er een haas aan lopen. Hij heeft een horloge bij zich. Hij heeft blijkbaar heel erge haast. (Wat is haast?)

(Wat doe je als je haast hebt?) Hij loopt heel hard. Hij roept: Opzij, opzij… ik heb haast…

We rennen achter hem aan:

de heuvel op,

de heuvel af,

we springen over een plas,

we rennen verder en

door een poort gaan we naar een tuin.

We komen op een plek waar allemaal mensen samen thee zitten te drinken. We gaan zitten. We zien gekke mensen en diertjes zitten.

We zien een gekke koningin. Ze wuift.

We zien een hoedenmaker, met een hele hoge hoed. Hij schenkt thee in.

We drinken onze thee. We doen suiker in de thee en roeren.

We zien Twiedeldie en Twiedeldum. Ze zien er uit als een paasei en ze hebben ook een grote zaak met chocolade-eitjes bij zich. Daarna mag iedereen een (paas) eitje kiezen. Ze zijn verpakt in allerlei verschillende kleurtjes papier. Welke kleur papier kies jij?

De hartenvrouw komt langs. Ze vertelt dat ze een schaal met hartjeskoekjes had, maar iemand heeft de koekjes opgegeten.

De koningin wordt woedend: Wie heeft een koekje van de koekjesschaal gepakt?

Versje: (dit zeg je op terwijl je steeds eerst met twee handen op je knieën slaat en daarna in je handen klapt. Degene van wie de naam genoemd is, mag de volgende persoon kiezen die van de koekjesschaal gesnoept zou hebben.)

Wie nam een koekje van de koekjesschaal?

Ellis nam een koekje van de koekjesschaal.

Wie ik?

Ja man!

Ikke niet.

Wie dan?

Haas pakt zijn horloge. Het is al heel laat.

We lopen de weg terug, in omgekeerde volgorde:

door de poort,

ver de plas,

heuvel op,

heuvel af,

voorbij het bloemetje tot we weer bij het

gat zijn.

We klimmen omhoog en we zijn weer terug.