Opstaan

OB-MB-BB-OBS-BBS

Iedereen heeft wel ochtendrituelen en daar gaan we het deze les over hebben.

Op deze pagina leren jullie om zelf een choreografie (een serie bewegingen) te maken op muziek. Daarbij gebruiken we pantomime. Mime is het uitbeelden van emoties. Bij pantomime speel je een heel verhaaltje zonder er geluid bij te maken.

Als je in de midden- of bovenbouw zit, kan je eventueel eerst luisteren naar de podcast waarin wordt uitgelegd wat een ritueel is. Daar hebben we een speciale pagina voor gemaakt. Klik op de link hiernaast.

Luister naar deel 1 van de podcast

Luister naar de muziek waar we op gaan pantomime spelen:

Luister naar deel 2 van de podcast

Heb je gehoord dat er een soort wekker klinkt? Daarna kan je spelen dat je wakker wordt. Wat doe je dan allemaal? Beeld uit wat er gezegd wordt.

Misschien kan jouw juf of meester het voordoen en kan jij het nadoen. Dit heet teacher in role. De leerkracht doet de rol voor en jullie doen het na.

Teacher in role. Beeld uit wat gezegd wordt! Misschien doet de leerkracht het wel voor….

Als je al in een hogere groep zit, kan je zelf bedenken hoe je ochtendroutine eruitziet. Hier zijn wat ideeën:

. wekker uitzetten . gapen . je uitrekken . benen uit bed . douchen . aankleden. eten . drinken. je tas inpakken . tanden poetsen . ouders een kus geven . naar school gaan (fietsen, lopen etc.) . vrienden begroeten . werken

Luister naar deel 3 van de podcast

Luister naar deze laatste podcast.
Er wordt verteld welke opdracht je bij de muziek moet uitvoeren.

De oefening

Als je deze opdracht met een groep doet, kun je alleen, of in kleine groepjes een eigen “choreografie” (een volgorde van pasjes) bedenken op de muziek. Je gebruikt daar pantomime in.

Kies niet teveel verschillende gebaren en spreek af op welk moment in de muziek jullie het volgende gebaar gaan maken.

Wat doe jij als eerste als je wakker bent? Je uitrekken? Gapen? En daarna? Wat doe je nadat je bent opgestaan?

Vandaag gaan we dat uitbeelden op muziek. We gaan er geen klanken of woorden bij gebruiken. We beelden alles stil uit met onze handen (dat noem je gebaren), met ons lijf (dat noem je lichaamstaal) en met ons gezicht (dat heet mimiek.)

Als je zo stil een verhaaltje uitbeeldt, noemen we dat pantomime. Als je mime speelt, druk je vooral je gevoelens uit en als je er een heel verhaal van maakt, noemen we dat pantomime.

Dit is een goede oefening voor stil spel. Als je je eindmusical moet doen, speel je niet alleen toneel als je zinnen hebt. Je reageert soms ook op een stille manier, door gebaren, je lichaamstaal en je mimiek, je gezichtsuitdrukkingen. Of je speelt een kleine, stille scène op de achtergrond van de echte scène. In het echte leven staat immers ook niet alles stil als iemand iets zegt.

Wintersporten

OB-MB-BB

We gaan acteren. Er zijn verschillende manieren om te acteren. In de onderbouw gebruiken we teacher in role. Dat betekent dat de juf of meester vertelt en dan samen met de leerlingen uitbeeldt wat er gezegd wordt. In de middenbouw en bovenbouw is één van de kinderen verteller in het verteltheater.

Alle andere spelers (behalve de verteller) gebruiken pantomime; dat is toneelspelen zonder woorden te gebruiken. Je gebruikt je lichaamstaal, gebaren en gezichtsuitdrukkingen.

We beelden de volgende sporten uit:

  • schaatsen
  • bobsleeën
  • langlaufen
  • skischansspringen
  • ijsdansen voor paren
  • snowboarden

In de onderbouw:

Juf of meester kan de rol van verslaggever spelen en vertellen welke sport de leerlingen moeten uitbeelden. Wat de leerkracht vertelt, moeten de kinderen uitbeelden.

In de middenbouw en bovenbouw:

  • Maak van te voren kaartjes met daarop de sporten
  • Maak groepjes van 3
  • Ieder groepje trekt een kaartje
  • De groepjes krijgen even de tijd om een pantomime te bedenken over een wintersportwedstrijd. De leerlingen beelden dat verhaaltje dus uit.
  • Eén leerling van het groepje is de verslaggever. Die mag wél praten en vertelt wat er uitgebeeld wordt.
  • Eén mooi moment in de wedstrijd laat hij/zij in slow motion terugkomen.
  • De mensen die kijken, mogen na elk toneelstukje tips geven (vertellen wat er verbeterd kan worden) en tops geven (wat al heel erg goed ging.
  • Als er tijd genoeg is, kan ieder groepje het stukje ook nog eens spelen, terwijl ze gebruik maken van wat ze geleerd hebben in de tips en tops.